Artikel Uitgaan van het positieve. Waarderend visiteren bij BPS
De Vereniging BPS kent op dit moment meer dan 80 (aspirant-)leden, zij hebben het BPS-certificaat of zitten in een traject om deze te ontvangen. Elke vier jaar vindt visitatie plaats om de kwaliteit van het hb-onderwijs op deze scholen te borgen en certificering te herbevestigen. Of om het certificaat toe te kennen. Dat gebeurt door een team van daartoe opgeleide visiteurs. De insteek van de visitatie is de afgelopen jaren gewijzigd. Er wordt natuurlijk nog steeds gekeken naar de kwaliteit, maar de vereniging kiest ervoor om bij de visitatie een partner te zijn die de gevisiteerde aan het denken zet. Dat betekent: kijken naar wat goed gaat, begrijpen dat niet alles goed kan gaan en met een open blik helpen bij het opstellen van een ontwikkelplan. Een van de visiteurs is Gosse Bruinsma, teamleider op het RSG Magister Alvinus.
De basis van het ‘nieuwe’ visiteren is Appreciative Inquiry, oftewel ‘waarderend onderzoeken’. Het woord ‘waarderend’ gaat in essentie om het waarderen van het beste in de mensen, de organisatie en de wereld daar omheen. Voor Bruinsma is dat de manier waarop hij in zijn werk staat. “Het past helemaal bij mij, dat positieve. Ik merk dat deze manier van kijken beter is dan uitgaan van problemen. Dat geldt ook voor de visitatie. We beginnen meestal met de vraag: waar ben je trots op, waar zijn jullie goed in? Je start positief en dat is zowel voor ons als de school prettig. Je krijgt een open gesprek. Wij komen niet om de school af te kraken; we zijn er om een compleet beeld te krijgen van de school en om te helpen eventuele mindere kanten te verbeteren. Een klein voorbeeld, ik vroeg een hb-coördinator waar hij het meest trots op was, dat bleek een klein onderdeel van de school te zijn. Hij vertelde ook hoe hij het nog beter zou willen maken, alleen was daar nog geen besluit over genomen. De rector zat erbij en die zei: ik zie het, we gaan op zoek naar mogelijkheden. Dat was een prachtig moment in zo’n gesprek. Positieve vragen leiden tot meer samenwerken en samenkomen.”
Uitgaan van wat goed gaat
Onderlinge waardering, leervermogen en samenwerking zijn essentiële elementen van ‘waarderend onderzoeken’. Het is een positieve, opbouwende manier van kijken naar mensen, organisaties en situaties. Bij ‘onderzoeken’ gaat het om het innemen van een positie van ‘niet weten’, het loslaten van oordelen en eerder waargenomen zaken om zo open te kunnen staan voor nieuwe kennis en ervaringen. Het is vooral ook een onderzoek naar wat de organisatie sterk en succesvol maakt. Bruinsma past dit ook toe in zijn functie als teamleider. “Ik ga uit van wat goed gaat, ook als we iets nieuws willen. Mijn vraag is dan: hoe gaat dat ons beter maken? Ons mentoraat bijvoorbeeld doet het prima, toch zagen we dat er verbeteringen mogelijk waren. Dan kijk je naar de kracht en sterke kanten van de mensen. Van daaruit werk je aan aanpassingen.”
“Deze manier van werken geeft jezelf een goed gevoel, ook bij de visitatie. Ik heb nu vijf maal meegedaan, het is mooi om te zien waar scholen mee bezig zijn, hoe gepassioneerd en trots ze zijn. Van te voren bespreken we als commissie wat we gaan vragen, waar we de aandacht op willen vestigen. Soms omdat iets niet geheel duidelijk is in de stukken die we krijgen, soms omdat we willen weten of iets op papier in werkelijkheid echt zo is. Wat ik bijvoorbeeld mooi vind is als ik op een school steeds hetzelfde verhaal hoor, of dat nu van docenten, leerlingen of ouders is. Dat betekent dat de visie en aanpak van de school bekend is en gedragen wordt.”
De voorbereiding begint vier weken voor de visitatiedag als de stukken van de school naar de commissie wordt gestuurd. Tijdens de commissiebijeenkomst bereiden de leden het bezoek voor. “We bespreken wat ons opvalt, wat is ons beeld op basis van de stukken, waar ben je nieuwsgierig naar? Die voorbereiding is essentieel, op de dag zelf moet het gebeuren. Je hebt heel veel gesprekken, te beginnen met het MT, vervolgens met mensen die nauw betrokken zijn bij het hb-onderwijs: coördinatoren, docenten, leerlingen, ouders. Aan het einde van dag komen we weer met de commissie bijeen en formuleren een conclusie. Die deel je met de school. De visitaties die ik tot nu toe heb meegemaakt hadden allemaal een positieve boodschap.”
“Het zijn spannende en inspirerende dagen, voor de school en voor ons. Door je als critical friend op te stellen, kun je echt een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de school. Zo ervaren scholen dat ook. Een bijkomend voordeel is dat je als commissielid bij andere scholen in de keuken kunt kijken. Vaak kom ik met goede ideeën terug. Het pasjessysteem van het Stedelijk Gymnasium Schiedam bijvoorbeeld, waarbij leerlingen zelf kunnen bepalen welke lessen ze overslaan. Dat hebben we nu ook, in iets gewijzigde vorm. Of de training van het Theresialyceum “hoe om te gaan met onderpresteerders”; ook die hebben we ingevoerd.”
——————————————————————
De vijf uitgangspunten van waarderend onderzoeken
– Het sociaal constructionistische principe – Er bestaat geen objectieve werkelijkheid. We construeren onze realiteit in relatie met anderen door de lens van onze overtuigingen, tradities en normen.
– Het poëtische principe – Een verhaal of werkelijkheid is voor meerdere interpretaties vatbaar. Verleden, heden en toekomst zijn eindeloze bronnen van leren, inspiratie en interpretatie en ze staan niet vast.
– Het simultaniteitsprincipe – Het stellen van een vraag is de eerste stap naar verandering. De verandering in ons begrip, geloof en beelden begint op het moment dat we onszelf en de wereld onderzoeken door vragen te stellen.
– Het anticiperende principe – Beelden die we hebben over de toekomst leiden onze acties en vormen onze toekomst.
– Het positiviteitsprincipe – Positieve emoties zijn essentieel voor groei en optimaal functioneren.
Hoe werkt waarderend onderzoeken?
– Verwoorden (‘waar wil je meer van’) – Het formuleren van het onderwerp.
– Verdiepen (‘men gaat op zoek naar het beste dat er is’) – Ontdekken en behouden van de aspecten die mensen ervaren over het onderwerp.
– Verbeelden (‘men stelt zich voor wat zou kunnen zijn’) – Met de ervaringen en inzichten uit stap 2 wordt de toekomst (positief) gevisualiseerd.
– Vormgeven (‘men gaat in dialoog over wat zou moeten zijn) – Hoe kan de visie worden gerealiseerd?
– Verwezenlijken (‘vaststellen en invoeren van wat er zal zijn’) – Vormgeven van de visie, aanpak formuleren en acties uitvoeren.
——————————————————————
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het artikel ‘Alles wat aandacht krijgt groeit’ uit het AIMagazine.
Dit artikel is in oktober 2019 gepubliceerd.
Artikel Stand van zaken regeling begaafde leerlingen po en vo
Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs konden begin dit jaar een aanvraag indienen voor de regeling ‘Begaafde leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs’. Doel van de regeling is om deze leerlingen extra ondersteuning te geven, bijvoorbeeld door het opzetten van nieuwe activiteiten, het aantrekken of ontwikkelen van meer expertise of het uitbouwen van bestaande arrangementen of voorzieningen. Daarnaast wil het ministerie van OCW dat kennis over begaafdheid wordt vergroot en beter wordt verspreid. Ook is het belangrijk dat de samenwerking tussen samenwerkingsverbanden en scholen in het primair en voortgezet onderwijs en overige belangenpartijen in de regio wordt versterkt.
De deadline voor het indienen van de aanvraag was 31 maart jl., vervolgens heeft een onafhankelijke commissie de aanvragen beoordeeld. Op dit moment kunnen de samenwerkingsverbanden eventuele opmerkingen verwerken en een nieuwe versie indienen. Desiree Houkema is lid van de beoordelingscommissie. Wat is haar opgevallen? “We hebben erg veel aanvragen binnengekregen, vrijwel alle samenwerkingsverbanden zijn betrokken. Een mooi resultaat. Je kunt dus stellen dat er een grote betrokkenheid is bij dit onderwerp. We zien ook dat de regeling als een katalysator fungeert voor bestaande en nieuwe processen: activiteiten en beleid worden uitgebreid en er zijn veel nieuwe initiatieven.
Een van de belangrijkste winstpunten is dat basisscholen, middelbare scholen en samenwerkingsverbanden de intentie hebben om steeds meer samen te werken, steeds meer kennis te delen en samen activiteiten te ontwikkelen. In de plannen geven samenwerkingsverbanden aan het thema begaafdheid structureel op de agenda te zetten. Ook dat is natuurlijk erg mooi.”
Grote diversiteit
“Toch merken we dat de verschillen groot zijn, er is een diversiteit aan keuzes in doelen, doelgroepen en uitwerking. Logisch natuurlijk, de ene regio is de ander niet. Elk samenwerkingsverband gaat weer op een andere manier te werk. Zo hebben we de aanvragen ook beoordeeld: hoe sluiten de plannen aan op wat het samenwerkingsverband nu doet en op de ontwikkeling van de regio. De focus lag ook op de betrokkenheid van organisaties en op de ontwikkeling van (bestaande) plannen.”
Alle aanvragers hebben feedback gehad op hun plannen, daarmee zijn zij nu aan de slag. “Soms was de feedback puur technisch, bijvoorbeeld dat er een formulier miste. Soms was het meer inhoudelijk, maar niemand hoefde opnieuw te beginnen. Wat we wel zien is dat in de ene regio meer kennis en expertise is dan in de andere. Ook hebben we geconstateerd dat bestaande expertise beter benut kan worden: sommige plannen maakten geen gebruik van bijvoorbeeld voorloperscholen in de regio.”
Aandachtspunten
Alle plannen overziend ziet Houkema een aantal gemeenschappelijke thema’s. “Het beter inrichten van de basisondersteuning op scholen bijvoorbeeld. Men wil veel meer investeren in het opleiden van specialisten, zowel binnen de scholen als op het niveau van bestuur en samenwerkingsverband. Ook ziet men de noodzaak om regionaal veel meer af te stemmen en samen te werken, bijvoorbeeld door het opzetten van leergemeenschappen, kenniskringen en regionale bijeenkomsten. Als je het hebt over specifieke doelgroepen zien we vooral aandacht voor dubbel bijzondere-leerlingen en thuiszitters. Wat ik als laatste voorbeeld wil noemen zijn de pilots voor de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs. Door middel van specifieke programma’s krijgen deze leerlingen meer begeleiding op cognitief, sociaal en emotioneel gebied, bijvoorbeeld met een tussenjaar of extra aandacht in de onderbouw.”
Regulier onderwijs
“Er gaat de komende jaren dus heel veel gebeuren voor begaafde leerlingen. Dat zal nieuwe inzichten en kennis opleveren. Het mooie is dat veel samenwerkingsverbanden streven om die ook te benutten voor het reguliere onderwijs. Dat past bij een ander thema die we in de plannen zagen: een aantal samenwerkingsverbanden ziet de noodzaak van het anders inrichten van het onderwijs: meer flexibilisering en maatwerk binnen en buiten het curriculum, voor alle leerlingen. De bottom line is dat je moet gaan kijken naar wat elke individuele leerling nodig heeft. Het gaat hier om een fundamentele discussie, niet alleen voor begaafde leerlingen. De kunst is om de samenhang te zien.”
18e ECHA-conferentie in Nederland
De 18e ECHA-conferentie zal in 2022 plaatsvinden in Den Haag! Van 31 augustus t/m 3 september wordt deze interessante, inspirerende en internationale conferentie in Nederland georganiseerd.
1 november – Conferentie Stedelijk Gymnasium Nijmegen
Op vrijdag 1 november organiseert het Stedelijk Gymnasium Nijmegen een symposium over de overgang van PO naar VO. Sprekers uit de praktijk en onderzoekers presenteren diverse invalshoeken.
Als oudste school in de oudste stad willen we in ons feestjaar graag kennis en inspiratie delen. De overstap van basis- naar ‘grote school’ is voor leerlingen, ouders én alle andere betrokkenen in het onderwijs een belangrijk moment. Inzichten veranderen en zowel PO- als VO-scholen zijn volop aan het experimenteren. Hoe belangrijk blijft toetsing? Hoe houden we jongens wakker? Hoe ver reikt differentiatie?
In de ochtend kunnen we ons verheugen op keynote-sprekers én tegenpolen Pedro de Bruyckere (onderzoeker en pedagoog) en Harold Bekkering (hoogleraar psychologie). In de middag zijn er workshops over lesgeven zonder cijfers, verhalen vertellen, ontwikkelingspsychologie en nog veel meer. Dagvoorzitter is Tobias van Elferen, oud-leerling en fractievoorzitter van D’66 Nijmegen.
Ga naar www.stedelijkgymnijmegen.nl en klik op ‘Kind op Koers’.
Twee nieuwe leden stellen zich voor
De Vereniging BPS verwelkomt twee scholen als nieuw aspirant-lid:
– Bernardinuscollege, Heerlen
– Christelijke basisschool De Wegwijzer, Bunschoten – Spakenburg
Op dit moment heeft de vereniging in het primair onderwijs 22 leden en 6 aspirant-leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 35 gecertificeerde leden en 12 aspirant-leden.
Hieronder stellen de nieuwe leden zich voor.
———————–
Ingrid Ottenheijm, talentcoördinator Bernardinuscollege Heerlen
Hoe lang zijn jullie al bezig met hoogbegaafdheid?
Het Bernardinuscollege kent een lange traditie op het gebied van de vorming van jonge mensen op intellectueel, cultureel en maatschappelijk gebied, waarbij leerlingen worden aangemoedigd en uitgedaagd om zich verder te ontwikkelen tot kritisch jongvolwassenen. Creativiteit, inlevingsvermogen en verantwoordelijkheid tonen, zijn essentiële onderdelen van het onderwijs op Bernardinuscollege. Het thema hoogbegaafdheid is altijd aanwezig geweest omdat er voldoende leerlingen aanwezig waren in deze doelgroep maar er is nooit vaste vorm aan gegeven. Sinds schooljaar 2018-2019 heeft de directie meer- en hoogbegaafdheid en talentontwikkeling onderdeel gemaakt van de missie en visie op school en zijn er ook middelen vrijgemaakt om kennis en expertise te vergroten en projecten en ondersteuning op te starten.
Wat is jullie onderwijsvisie op hoogbegaafdheid?
Elke leerling heeft zijn eigen, unieke talenten. Het Bernardinuscollege wil een leerling leren talenteren. Dat betekent dat je een leerling zoveel ruimte en verantwoordelijkheid moet geven als zij of hij aan kan. Om dit te weten te komen moet je een leerling goed kennen en erkennen. Vervolgens kun je een leerling ondersteunen maar ook uitdagen om zijn talent maximaal te ontwikkelen. Dat gebeurt in groepsverband, met de studiecoach, in samenspraak met ouders en uiteraard in gesprek met de
leerling zelf. Er zijn verschillende mogelijkheden van verdieping en verrijking en versnellen en er is maatwerk voor de leerling die dit nodig heeft.
Het Bernardinuscollege werkt ook samen met basisscholen en streeft ernaar om een doorlopende leerlijn te creëren van primair naar voortgezet onderwijs, zodat de aansluiting ook voor meer- en hoogbegaafde leerlingen soepel is en uitdaging in het vooruitzicht ligt. Zo werken we sinds 2019 samen met basisschool Windekind in het kader van SpringWijs-onderwijs. De plusgroep van leerlingen van groep 7 en 8 is zo een aantal keer een uitdagende workshop komen volgen op het Bernardinuscollege. Met hun plus-leerkracht hadden deze leerlingen van tevoren het leerlingprofiel van het Bernardinuscollege doorgenomen en nagedacht over de vraag: welke vaardigheden heb je nodig in het voortgezet onderwijs om succesvol te zijn?
Waarom zijn jullie lid geworden?
Per 1 augustus 2019 is het Bernardinuscollege aspirant-lid van de Vereniging BPS. Daarmee gaat het
Bernardinuscollege zich toeleggen op verbreden en vergroten van kennis omtrent meer- en hoogbegaafdheid en het ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardig onderwijs en specifieke begeleiding voor getalenteerde leerlingen. Op dit moment is er een talentcoördinator en twee talentbegeleiders die de expertisegroep BPS vormen. Het is de bedoeling dat deze groep wordt uitgebreid met collega’s die specifiek ondersteuning en uitdaging kunnen bieden aan de (hoog) begaafde leerling maar het is ook de bedoeling dat deze groep kan dienen als inspirator en motor van talentontwikkeling voor elke leerling. Een leerling die het Bernardinuscollege verlaat, kan voor zichzelf duidelijk antwoord geven op de vragen: wie ben ik, wat kan ik en wie wil ik zijn?
Wij zijn ervan overtuigd dat het lidmaatschap van BPS ons duidelijke richtlijnen kan bieden waaraan
onderwijs en begeleiding voor hoog- en meer begaafde leerlingen kan voldoen. Het doorlopen van een traject om aan de gedragscode van de vereniging te voldoen, betekent dat je voortdurend bewust bent of je nog wel moet doen wat je doet. Bovendien is het uitwisselen van expertise en delen van kennis onder elkaar zeer waardevol.
Wat zouden jullie willen leren van andere scholen?
Uiteindelijk gaat het erom dat het Bernardinuscollege een beleid met activiteiten en begeleiding ontwikkelt die op deze school passen. Door in de keuken van een andere school te mogen kijken en te zien hoe dingen in de praktijk werken of worden uitgevoerd, word je geïnspireerd en geënthousiasmeerd en kun je als school zelf onderwijsaanbod op maat ontwikkelen.
Wat kunnen scholen bij jullie leren?
Het project SpringWijs-onderwijs kan een voorbeeld zijn hoe de verbinding tussen po en vo kan worden gelegd. Deze samenwerking vindt plaats in het kader van onze doelstelling om leerlingen doorlopende leerlijnen po-vo te laten ervaren. We streven er immers naar om het mogelijk te maken dat po-leerlingen met een ontwikkelvoorsprong in de toekomst nog voor de afronding van groep 8 naar ons toe kunnen komen voor lessen of projecten van leerjaar 1-2; er wordt dus SpringWijs-onderwijs gevolgd. Dit verschaft uitdaging en een zinvolle deelname aan het formatieve leerproces in het vo in de laatste maanden van het po. Hierdoor zullen meer- en hoogbegaafde leerlingen beter voorbereid en
met een meer realistisch beeld gaan deelnemen aan het onderwijs in een vo-school.
Els de Groot, HBplus-leerkracht, Christelijke basisschool De wegwijzer (Bunschoten – Spakenburg)
Hoe lang zijn jullie al bezig met hoogbegaafdheid?
Al vrij lang, maar vanaf 2012 zijn we begonnen met het nadenken over een structurele aanpak van ons hb-onderwijs. Ik ben toen ook begonnen met de opleiding voor specialist begaafdheid. De reden was dat we een aantal hb-leerlingen hadden, maar we wisten niet goed of we het juiste deden. We hadden behoefte aan kennis en nieuw aanbod. Vanaf 2013 hebben we een visie ontwikkeld en beleid gemaakt.
Wat is jullie onderwijsvisie op hoogbegaafdheid?
Die visie past in onze algemene visie op onderwijs: we kijken naar de individuele leerling, wat heeft die nodig om zichzelf te kunnen ontwikkelen? Wat moeten we doen om ons onderwijs passend te maken voor hem of haar? Voor hb-leerlingen hebben we dan ook verschillende vormen van ondersteuning. Er is een overkoepelende plusklas van onze vereniging, er zijn drie van dat soort groepen, 12 scholen doen mee. Daarnaast hebben we bij ons op school per klas kleine projectgroepen waarin leerlingen extra stof of opdrachten krijgen. Daarnaast zijn er plusgroepjes waar de nadruk ligt op het ontwikkelen van vaardigheden. En ook op individueel niveau helpen we onze hb-leerlingen.
Waarom zijn jullie lid geworden?
Eigenlijk om twee redenen. We willen onszelf scherp houden. We denken dat we goed bezig zijn, maart het blijft dan belangrijk dat een extern persoon of organisatie kan aanwijzen wat je ontwikkelpunten zijn. Daarnaast zijn we op zoek naar nieuwe kennis en inzichten. Wat dat betreft hebben we hoge verwachtingen van de Vereniging BPS.
Wat zouden jullie willen leren van andere scholen?
Hoe andere scholen hun hb-onderwijs hebben ingericht, en dan vooral die scholen die dat hebben ingebed in hun reguliere onderwijs. En de overgang naar het middelbaar onderwijs, hoe doe je dat op een goede manier? Op de afgelopen Verenigingsdag hebben we daar al met een aantal scholen over gesproken.
Wat kunnen scholen bij jou leren?
Wij hebben een breed en divers aanbod, waarbij we uitgaan van de individuele leerling. Hoe maak je je onderwijs passend voor iedereen? Ik denk dat we daar sterk in zijn.
Infodag ICT-opleiding hoogbegaafde uitvallers
Op zaterdag 9 november 2019 organiseert ITvitae een Infodag voor jongeren met autisme en/of hoogbegaafden die zijn uitgevallen in het reguliere onderwijs en belangstelling hebben in ICT. ITvitae biedt deze jongeren perspectief ongeacht hun vooropleiding met diverse ICT-leertrajecten inclusief baanbemiddeling.
Op de Infodag horen de deelnemers meer over de ICT-opleidingsprogramma’s, mogelijke werkgevers, de visie van ITvitae op autisme en kan men in gesprek gaan met studenten die een van de vier ICT-specialisaties volgen of al aan het werk zijn. Wellicht ken je kandidaten voor wie deze Infodag interessant is?
ITvitae focust op het talent van haar deelnemers. De studenten worden in kleine lesgroepen opgeleid tot ICT-professional. ITvitae heeft sinds de oprichting eind 2013 al 250 kandidaten opgeleid én naar werk bemiddeld.
Meer informatie: https://itvitae.nl/infodag
Zevende editie BPS-conferentie voor hoogbegaafde leerlingen
Op vrijdag 8 november 2019 organiseert de Vereniging Begaafdheidsprofielscholen (BPS), in samenwerking met de Universiteit Utrecht en BrightLights (online magazine voor & door hoogbegaafde jongeren), de zevende conferentie voor hoogbegaafde leerlingen in het voortgezet onderwijs. De voorgaande edities werden zeer gewaardeerd door leerlingen, docenten en de sprekers, met gemiddeld een 8.
De eerste sprekers zijn bekend. We zullen deze de komende tijd verder aanvullen. In totaal zullen er 16 tot 20 lezingen en workshops zijn.
– Govert Schilling, sterrenkundige. Lees meer over de spreker.
– Rudolf Kampers, docent filosofie & oprichter Leren Filosoferen. Lees meer over de spreker.
– Marcel V.J. Veenman, instituut voor Metacognitie Onderzoek. Lees meer over de spreker.
– Maria Postema (workshop Vertalen), vertaalster van onder andere Twilight, The Hunger Games, Gone en Divergent, schrijfster Dertiendagh. Lees meer over de spreker.
– Jan Luiten van Zanden, hoogleraar economische wereldgeschiedenis. Lees meer over de spreker.
– Tjalling de Haas, assistant professor Natural Hazards and Geomorphology. Lees meer over de spreker.
– Niels van Bakel, programmaleider bij Detector R&D van het Nikhef (lezing over zwaartekrachtgolven). Lees meer over het Nikhef.
– Joas Wagemaker, universitair hoofddocent Islam en Arabisch. Lees meer over de spreker.
– Iris Otto, PhD-candidate in Regenerative Medicine, Department of Plastic Reconstructive Surgery. Lees meer over de spreker.
– Edward Nieuwenhuis, kinderarts en medisch manager Wilhelmina Kinderziekenhuis. Lees meer over de spreker.
– Arwen Deuss, Associate professor global seismology and deep Earth structure. Lees meer over de spreker
– Floor Sietsma, psycholoog, coach en ervaringsdeskundige extreem hb. Lees meer over de spreker
– Jan Smit, Emeritus Professor Event Stratigraphy. Lees meer over de spreker
Waar is het?
Universiteit Utrecht, University College Utrecht
Campusplein 1, 3584 ED Utrecht
Artikel Hyperhoogbegaafden op school
Hyperhoogbegaafden op school
Hoe ga je om met leerlingen met een 145+-IQ?
“Oh nee – nog een definitie erbij! Maar het woord hyperhoogbegaafd is, paradoxaal genoeg, juist bedoeld om verwarring te voorkomen.” Dit is te lezen op de site van Femke Hovinga, adviseur en coach hyperhoogbegaafdheid. Scholen in Nederland maken steeds meer werk van hoogbegaafden, maar ook steeds meer wordt duidelijk dat ‘de hoogbegaafde’ niet bestaat. De groep met een IQ van 145 en meer verschilt wezenlijk van de ‘normale’ hoogbegaafden. Ook tussen de hyperhoogbegaafden zelf zit veel verschil (zie de niveaus van hoogbegaafdheid van Miraca Gross). Wat kenmerkt deze groep? Wat zijn hun sterke en zwakke kanten? En hoe kun je als school deze leerlingen helpen? We vroegen het aan Femke Hovinga en Arjan van Dijk, directeur bij Feniks Talent.
Hoe zouden jullie deze groep typeren? Wat is het verschil met ‘gewone’ hoogbegaafden?
Van Dijk: “Het denktempo van de hyperhoogbegaafde ligt nog veel hoger. En niet alleen dat, ze kunnen ook sneller en andere verbindingen leggen. Hun meterkast is anders bedraad. Dat maakt lineair en gesegmenteerd onderwijs voor hen lastig, ze haken snel af. Ook het volgzaam leren is voor hen erg moeilijk. Ze bevragen de kaders, tot het vervelende aan toe. Dat is de essentie van hun leren, door aan de kaders te rommelen. Waarom moet ik dit doen? Mag ik associatief zijn? Een voorbeeld, bij een van onze opdrachten moesten leerlingen een insect knutselen. Een van hen vroeg: mag het ook een dino zijn. Er ontstond een enorme groepsdiscussie, over dino’s en insecten, en de relatie tussen beiden. Dat vonden ze erg interessant. Uiteindelijk knutselden ze een tussenvorm.”
———————
Niveaus van hoogbegaafheid volgens Miraca Gross
Niveau IQ Hoe vaak komt het voor?
Meerbegaafd 115 – 129 1:6 – 1:44
Hoogbegaafd 130 – 144 1:44 – 1:1,000
Extreem hoogbegaafd 145 – 159 1:1,000 – 1:10,000
Uitzonderlijk begaafd 160 – 179 1:10,000 – 1:1 miljoen
Onmetelijk begaafd 180+ Minder dan 1:1 miljoen
———————
Hovinga: “Ze zijn intens, complex en laten eerder bepaalde ontwikkelingsstappen zien dan anderen. Maar het zijn ook verschillende mensen met verschillende karakters. Je kunt hen dus niet over een kam scheren. Maar dat intense hebben ze gemeen. De Poolse psychiater Dabrowski liet zien dat veel hyperhoogbegaafden een hoge prikkelgevoeligheid hebben op vijf verschillende vlakken. Ten eerste psychomotorisch, ze zijn vaak rusteloos en beweeglijk. Ook het zintuiglijke is bij hen intenser: geluiden en geuren komen veel meer binnen, zowel op een positieve als negatieve manier. Intellectueel hebben ze een enorme wil om te zaken te weten te komen. Ze willen heel veel nieuwe dingen leren, eindeloos argumenteren, oplossingen bedenken. Dat zie je terug in de voorbeelden die Arjan net gaf. Als vierde, de verbeelding. Ze zijn een kei in het visualiseren van hun gedachten, mooie verhalen bedenken die niet altijd de realiteit zijn. Als laatste zijn ze emotioneel sterk: ze ontwikkelen empathie op een jonge leeftijd. Ze voelen vaak aan wat andere mensen voelen; die gevoelens kunnen overslaan naar zichzelf. Deze intensiteit zorgt ervoor dat ze leren of activiteiten anders aanpakken; ze kunnen heel erg van iets genieten, maar ook heel hard wegrennen als ze het niet leuk vinden. Heel veel van hun gedrag en karakter is zwart of wit, ze kennen weinig grijs. Het is erg leuk of niet. Ze doen iets snel of helemaal niet. Deze groep begint bijvoorbeeld heel vroeg met praten of wacht tot ze in volzinnen kunnen spreken.”
Van Dijk: “Dat is misschien wel de kern van de problematiek, hun manier van denken en leren past niet in het normale schoolsysteem. Ze zijn breder, holistischer; aan de andere kant kunnen ze ook enorm specialistisch zijn. Een neuroloog uit Engeland gebruikte daarvoor de metafoor van de boom en de blaadjes. Bij hyperhoogbegaafden ligt de focus op de blaadjes, op alle kennis die er is, alles wat ze zouden kunnen weten. In hun hoofd groeien duizenden blaadjes. Maar de stam, de structuur, die is er dan niet of te weinig. Nog een voorbeeld, in de klas vraagt de docent waar de mensen van afstammen. Het antwoord is natuurlijk mensapen. Alleen, een hyperhoogbegaafde leerling weet dat er drie soorten mensapen zijn. Van welke stammen we dan af? Kunnen we afstammen van alle drie? Het tekstboek voorziet alleen in het antwoord mensapen, de docent wil door naar de volgende vraag, naar de structuur, terwijl de leerling nog volop in de blaadjes zit. Het resultaat: de leerling raakt gefrustreerd en haakt af. Omdat de structuur voor hen een probleem is krijgen ze vaak te horen: je bent zo slim, waarom pak je het zo stom aan.”

Wat hebben deze leerlingen nodig? Hoe kan een school hen helpen?
Hovinga: “Het belangrijkste is dat de leerling zichzelf kan zijn en daarin gekend en erkend wordt. Een kind dat zich gezien voelt, voelt en gedraagt zich heel anders dan een kind dat dat niet zo ervaart. Het startpunt is dus het herkennen van deze groep, vanuit daar kun je werken aan leren, skills en gedrag. Je ziet sommige hyperhoogbegaafde leerlingen door het schoolsysteem hollen, ze voldoen cognitief aan alles, maar zijn wel aan het onderpresteren ten opzichte van hun eigen niveau – soms halen ze zelfs daadwerkelijk onvoldoendes. Dat zie je vaak pas als het te laat is. Het komt te vaak voor dat deze leerlingen in het voortgezet onderwijs afstromen. Dan wordt de mismatch tussen hen en het onderwijs groter: hun sterke kanten zijn redeneren, abstract denken, de helicopterview. In havo en vmbo is daar veel minder ruimte voor. Ook kaders en structuur bieden is van groot belang. Deze kinderen leren zelden wat cognitieve uitdaging is, daardoor leren ze niet hoe ze moeten leren. Doordat hun executieve functies in sommige gevallen minder zijn ontwikkeld, lopen ze op een gegeven moment vast. Vaak op de middelbare school. Overigens zie je dat ook in het brein terug, bij kinderen met een IQ boven de 121 beginnen de lagen van de cortex later te groeien. Daardoor kunnen ze moeite hebben met executieve functies. Voor de school en de ouders is er dus de mooie uitdaging om deze kinderen meer uitdaging te geven, cognitief én qua ontwikkeling van skills en zelfbeeld. En veel aandacht te besteden aan de metacognitieve vaardigheden.”
Van Dijk: “Ze hebben autonomie nodig, ruimte voor eigen projecten en ideeën. Maar wel binnen kaders en zonder uit de verbinding met de groep te gaan. Iemand moet geïnteresseerd zijn in wat zij doen. Dat betekent ook dat je samen successen moet vieren. Dat vindt deze groep erg moeilijk, ze zijn zich bewust dat ze heel veel dingen niet weten. Ze moeten leren leven met het suboptimale. Een antwoord is nooit volledig. het is niet perfect, dat wordt het ook niet. Het ontbreken van de structuur in hun denken zorgt soms ook vervelende situaties. Deze kinderen hebben ongebreidelde nieuwsgierigheid; die kun je versterken in het onderwijs, maar ook uitdoven. Ik hoorde het verhaal van een jongen die voor aardrijkskunde een verslag over bruggen en sluizen moest maken. Zijn fantasie ging ermee aan de haal, hij heeft drie weken enthousiast gewerkt aan een film van 20 minuten. Die zat goed in elkaar, alleen de docent zei: dat accepteer ik niet, je had het op papier moeten maken. Natuurlijk, de leerling had zich moeten verdiepen in de eisen en heeft het ook niet aan de docent gevraagd of hij een film mocht maken. Hij had ook kunnen zeggen: deze keer bekijk ik het, de volgende keer bespreken we samen eerst de eisen. Ze hebben liefdevolle steun nodig. En een vangnet. Als je zo slim bent, heb je ook meer existentiële vragen. Waarom doe ik dit allemaal? Waarom snap ik mezelf niet? Wat moet het met mij worden? Waarom hoor ik er niet bij? De identiteitsontwikkeling van deze kinderen gaat anders, dat gevoel hebben ze ook. Als hoogbegaafde moet je ook hoogbewust zijn. Een snelle auto heeft een goede rijder nodig. Hyperhoogbegaafden hebben vaardigheden nodig om met hun snelle denken om te gaan. Zorg dan voor een goede signalering en tijdige begeleiding.”
Hovinga: “Zo’n vangnet kunnen ze deels vinden in ontwikkelingsgelijken aan wie ze zich kunnen spiegelen. Op een school zullen er weinig zijn met een dergelijk IQ; van de hele bevolking is nog geen 0,5% hyperhoogbegaafd. En dan moet je elkaar ook nog leuk vinden; je bent ook een persoon met eigen interesses en karakter. Overigens hoef je deze leerlingen niet vijf dagen in de week bij elkaar te zetten, een paar keer per week is prima. Meestal bestaat op een school zo’n groep uit hoogbegaafden van allerlei niveaus, dan is het moeilijk voor de hyperhoogbegaafden om zich uit te spreken. Ik weet dat het hard klinkt, maar het verschil tussen een hoogbegaafde en hyperhoogbegaafde kan zo groot zijn als een een vwo-leerling en eentje uit het praktijkonderwijs. Er is weinig openheid over, zelfs in de hb-community. Het lijkt wel een taboe om te zeggen dat je hyperhoogbegaafd bent.”
Van Dijk: “Bij Feniks hebben we een dagprogramma voor hoogbegaafde onderpresteerders, uitvallers, en thuiszitters. Toen ik voor het eerst hier kwam, was ik verbaasd dat ze niet allemaal aan het programmeren of leren waren. Dat is toch een vooroordeel dat je hebt. Maar hun hoofd gaat zo snel, dat hun lijf het moeilijk bijhoudt. En door hun stormachtige ontwikkelingen zitten ze al snel een aantal klassen hoger. Daarom hebben ze een enorme behoefte aan spelen, aan fysiek bezig zijn. Tikkertje, bakken, knutselen. Het verraad een dualistisch denkkader: als je je snel intellectueel ontwikkelt, betekent dat niet dat je lichaam in hetzelfde tempo meegaat. Bij ons zijn ze bezig die fysieke achterstand in te halen. Mijn advies aan scholen is dan ook: intellectuele uitdaging en structuur bieden zijn absoluut nodig, maar sport en spel zijn net zo belangrijk. Wat ik scholen ook op het hart wil drukken: schakel op tijd jeugdzorg in, doe de ondersteuning samen. Soms krijgen we jongeren hier 1,5 jaar te laat binnen. Zeker als het gaat om dubbelbijzonder, zoals hoogbegaafden met autisme. Ook dyslexie kan een groot probleem worden: je begrijpt alles, je kunt razendsnel denken, maar je kunt moeilijk lezen en schrijven. Dat zorg voor veel frustratie en ook voor agressie. Die problematiek is erg lastig, dan komt er snel een einde aan wat een school kan bieden.”
Schrijver: Martijn de Graaff
Drie nieuwe leden stellen zich voor
De Vereniging BPS verwelkomt drie scholen als nieuw aspirant-lid:
– Helen Parkhurst, Tilburg
– Het Timpaan, Wehl
– Keizer Karel College, Amstelveen
Op dit moment heeft de vereniging in het primair onderwijs 19 leden en 8 aspirant-leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 35 gecertificeerde leden en 11 aspirant-leden.
Hieronder stellen de nieuwe leden zich kort voor.
———————–
Helen Parkhurst, Tilburg
Daniëlle van Gruijthuijsen, Talentbegeleider hoogbegaafdheid
Hoe lang zijn jullie al bezig met hoogbegaafdheid?
“Op dit moment zijn we drie jaar intensief bezig met hoogbegaafdheid. Daarvoor waren er proeftuintjes maar was er geen structureel aanbod. Drie jaar geleden heb ik de opleiding talentbegeleider bij Novilo gevolgd en een beleidsplan hoogbegaafdheid geschreven. Dit was ook het moment dat we het onderwijs op onze Daltonschool anders zijn gaan vormgeven. Door het beleidsplan en ons innovatieve onderwijs is het veel meer gaan leven binnen en buiten de school. We werken veel samen met ouders en een aantal netwerken in de regio Tilburg.
Centraal staat bij ons de ontwikkeling van het kind. We werken met de zeven uitdagingen uit het Cheetahboek, met mindset en besteden veel aandacht aan de executieve functies. We richten ons vooral op het proces en niet zo zeer op het product. Onze kinderen stellen hun eigen, specifieke leerdoelen. In ons Talentenlab bieden we uitdaging op maat, en kun je op basis van behoefte inschrijven voor instructie.”
Waarom zijn jullie lid geworden?
“In de netwerken regio Tilburg heb ik veel gehoord over BPscholen. De combinatie van kennis delen en het zoeken naar verbindingen spreekt ons erg aan. Daarnaast is het een mooie manier om ons TalentLab binnen de wijk te kunnen onderscheiden.”
Wat zouden jullie willen leren van andere scholen?
“Het inzichtelijk maken van leerdoelen is bij ons nog in ontwikkeling, we zijn erg benieuwd hoe andere scholen dit vormgeven door bijvoorbeeld een portfolio. Daarnaast zijn we druk aan het stoeien met de signalering in de onderbouw, we hebben het idee dat we nog niet alle kinderen zien.”
Wat kunnen scholen bij jullie leren?
“De manier waarop we het werken aan de leervaardigheden en executieve functies hebben ingericht. Leerlingen werken met een talentmap waar ze hun vorderingen in bijhouden. We merken dat ons vernieuwde Dalton-onderwijs een eye-opener is voor andere scholen. In het TalentLab werken we met verschillende groepen, verschillende niveaus en krijgt iedereen op maat instructie.”
——————————————————-
Keizer Karel College, Amstelveen
Lindy Jansen
Hoe lang zijn jullie al bezig met hoogbegaafdheid?
“We zijn nu ongeveer tien jaar bezig met ons ‘Uitblinkersproject’. In de onderbouw (leerjaar 1, 2 en 3) krijgen begaafde leerlingen de mogelijkheid hieraan deel te nemen. Ze kunnen werken aan een eigen project tijdens lessen die zij zelf denken te kunnen missen. Ze worden begeleid door een uitblinkerscoach die met hen het proces in de gaten houdt en vaak ook over de inhoud meedenkt. Het Uitblinkersproject heeft voor veel leerlingen een positief verschil gemaakt.”
Waarom zijn jullie lid geworden?
“In de afgelopen jaren kreeg het Keizer Karel College steeds meer te maken met hoogbegaafde leerlingen. Deze groep komt vaak terecht in een negatieve spiraal van onderpresteren met alle gevolgen van dien. We anticiperen daarop door zo goed mogelijk in te spelen op hun behoeften. Het Uitblinkersproject is al enkele keren herzien en de school is toe aan een volgende stap, we willen werken aan een breder aanbod. Passend onderwijs voor deze leerlingen is zo hard nodig. Aansluiting bij het BSP-netwerk zal ons daarbij helpen, denken we.”
Wat zouden jullie willen leren van andere scholen?
“We horen heel graag hoe andere scholen hun onderwijs op (hoog)begaafde leerlingen afstemmen, waar zij tegenaan lopen en hoe zij dit oplossen. We zouden ook graag meer leren over de coachende rol.”
Wat kunnen scholen bij jullie leren?
“Scholen kunnen bij ons leren over onze ervaringen met ons Uitblinkersproject en ook tegen welke beperkingen we daarbij aan liepen.”
——————————————————
Kindcentrum Het Timpaan in Wehl
Ellen Schennink, talentbegeleider
Hoe lang zijn jullie al bezig met hoogbegaafdheid?
“In 2007 zijn we begonnen met een gezamenlijk project voor hoogbegaafde kinderen met andere besturen uit het primair en voortgezet onderwijs. Doel hiervan was een rijk aanbod te creëren voor kinderen uit de groepen 8 en de doorgaande lijn naar het voortgezet onderwijs te versterken. Daarnaast is intern de Kangoeroegroep ingericht voor een extra onderwijsaanbod voor meer- en hoogbegaafde kinderen. Inmiddels zijn alle pedagogisch medewerkers en leerkrachten geschoold in het signaleren van het slimme jonge kind. De intakeprocedure is versterkt. We werken samen met verschillende scholen en de Pabo het Iselinge in Doetinchem in een academische werkplaats. Hierbij doen we onderzoek naar de pedagogische sensitiviteit van leerkrachten bij hoogbegaafde kinderen. Er wordt een website ingericht met handige tools, namelijk zijnengezienworden.nl. Volgend schooljaar zullen de hoogbegaafde kinderen twee ochtenden buiten de klas werken aan projecten en extra vakken, excursies en gastlessen. De meerbegaafde kinderen werken een middag buiten de groep aan bijzondere projecten. Ook voor het jonge slimme kind is er een extra aanbod buiten de groep.”
Waarom zijn jullie lid geworden?
“In onze regio is een begaafdheidsprofielschool binnen het voortgezet onderwijs. Wij willen de samenwerking met het voortgezet onderwijs verder uitbouwen en ook in het primair onderwijs een passend aanbod hebben voor de hoogbegaafde kinderen. Verder willen we de doorgaande lijn tussen po en vo versterken. Graag willen we de expertise die we vanuit de samenwerking binnen de academische werkplaats al de school binnen halen vergroten door ook aan te kunnen sluiten bij de begaafdheidsacademie. Daarnaast staat op de agenda van het samenwerkingsverband het aanbod van hoogbegaafden ook hoog genoteerd. Wij willen onze kennis delen met anderen.”
Wat willen jullie leren van anderen en wat kunnen zij van jullie leren?
“Wij willen vooral leren hoe je het hoogbegaafde kind signaleert. Weten we zeker dat we alle hoogbegaafde kinderen in het vizier hebben? Welke instrumenten helpen ons hierbij? Vervolgens zijn we erg benieuwd naar mogelijkheden om de ontwikkeling van deze kinderen te monitoren.
Andere scholen kunnen bij ons geïnspireerd worden op welke wijze wij het aanbod voor de meer- en hoogbegaafde kinderen inrichten en zien hoe er wordt samengewerkt in een Kindcentrum.”
Column #16 – Werken vernieuwende scholen echt zonder doel?
Dick van Hennik is onder andere voorzitter van de Vereniging BPS. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel.
Wat heb ik me geërgerd aan de reactie van Monique Vogelenzang, Inspecteur-generaal van het Onderwijs over haar opmerkingen over conceptscholen (waaronder BPS) bij de presentatie van ‘De staat van het onderwijs’. Ze zouden zonder doel werken en niet of nauwelijks monitoren of hun onderwijs ook verbetering oplevert. Helaas is dit een reactie die voortkomt uit een kokervisie op onderwijs in het algemeen en op leren in het bijzonder. Uiteraard ging ook Nieuwsuur op onderzoek uit. Jan Fasen mocht zich verdedigen tegenover Mariëlle Tweebeeke die zich weer schaamteloos mocht bedienen van het cliché dat leerlingen op vernieuwingsscholen geen kennis hoeven te vergaren. Fasen probeerde dat nog even uit te leggen en wist het slagingsresultaat van zijn leerlingen er nog tussen te frommelen, maar televisie moet snel en je moet je als presentator vooral niet laten overtuigen. En dus ging het repliek van deze inspirerende schoolleider verloren. Laten we het van de daken schreeuwen: ZONDER KENNIS KUN JE NIET LEREN!!
Wat jammer dat de baas van onze Onderwijsinspectie zich zo weinig verdiept in wat leren werkelijk is. Ik stel voor dat we eerst nadenken over wat met dat woord ‘leeropbrengst’ wordt bedoeld. Laten we het een nieuwe – niet tot cijfers teruggebrachte – betekenis geven. Daar hoort vermeerdering van kennis uiteraard bij. Het curriculum moet leidend zijn waar het gaat om het verwerven van basiskennis. Het diploma is nog steeds een waardevol document dat maatschappelijk gezien zijn dienst bewijs. Maar mag het ook iets meer zijn dan dat? Een kind is geen productie-eenheid. De opbrengst dat is het kind zelf; ‘de opbrengst, dat ben ik’, zei een leerling ooit tegen Annemieke Zwart, en ze gaf haar project die naam. En ze kreeg navolging in het vernieuwingsonderwijs.
https://wij-leren.nl/opbrengsten-onderwijs.php
https://www.scholenopdekaart.nl/Basisscholen/10019/1127/Brederode-Daltonschool/Sociale-opbrengsten
Jan Fasen doet een oproep aan de wetenschappers om bij hem op school te komen en onderzoek te doen. Zoals het hoort: onbevooroordeeld en met een open blik; vanuit een degelijke definitie van ‘leeropbrengst’ zoals de school het ziet en de leerlingen en hun ouders het ervaren.
Dick van Hennik