Lancering en symposium Kinder IQ Test Plus
Op 10 maart lanceert SCALIQ de KIQT+: de Kinder IQ Test Plus voor vermoedelijk (hoog)begaafde kinderen. De test is op zijn best bij een IQ van 105 tot 170, waar veel andere testen zich richten op het gemiddelde kind (IQ 85-115).
Voorafgaand aan de lancering is er een symposium, een (online) middag met sprekers uit binnen- en buitenland, waarin je meer leert over intelligentieonderzoek bij vermoedelijk hoogbegaafde kinderen, en natuurlijk over de KIQT+. Rudmer Heerema, Kamerlid van de VVD, zal het symposium openen.
Onderzoek de school in #3: RATIO en IMAGE
In binnen- en buitenland wordt veel onderzoek gedaan naar onderwijs aan hoogbegaafde kinderen en jongeren. Niet altijd bereikt dit onderzoek de scholen. Daarom vragen we elke nieuwsbrief een wetenschapper naar zijn of haar onderzoek (en dat van anderen). In deze aflevering vertellen Anouke Bakx en Marjolijn van Weerdenburg over RATIO en welk onderzoek ze daar doen.
Bakx: “RATIO is een wetenschappelijk expertisecentrum, verbonden aan de Radboud Universiteit. Op dit moment zijn we met z’n vieren: naast Marjolijn en mijzelf zijn Evelyn Kroesbergen en Lianne Hoogeveen verbonden. Sinds kort hebben we ook twee PhD-kandidaten. We doen kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek naar (hoog)begaafdheid, maar we vinden het ook erg belangrijk om de verbinding met de praktijk te maken. Dus: een combinatie van fundamenteel en toegepast onderzoek en de samenwerking met praktijkpartners.
We hebben bijvoorbeeld een vertaling uit het Engels gemaakt van een lijst met de belangrijkste principes uit de psychologie over begaafdheidsonderwijs — de ”Top 20” — die het meest nuttig zijn voor het onderwijs aan begaafde leerlingen. Elk principe wordt besproken en is voorzien van relevante literatuur en uitleg over de relevantie ervan voor het begaafdheidsonderwijs.
Concreet betekent het dat we zoveel mogelijk bestaande kennis willen delen en de vertaalslag van wetenschap naar de werkvloer willen maken. Ook kun je ons, bijvoorbeeld als docent of hb-coördinator, benaderen met een idee voor onderzoek.”
Van Weerdenburg: “In het verleden kwamen er mensen naar me toe met de vraag: zou je niet eens onderzoek doen naar…? Vanuit verschillende disciplines werd er onderzoek gedaan naar hoogbegaafdheid, maar los van elkaar. We willen verschillende onderzoeken meer gaan bundelen. Ook kijken we hoe we masterscripties beter op elkaar kunnen afstemmen. We hebben een aantal onderzoeksthema’s op basis waarvan we dat doen: vroegsignalering, talent bij kwetsbare groepen, dubbel-bijzonder, onderpresteren, motivatie en leerpotentieel.”
IMAGE
Van Weerdenburg: “We zijn net gestart met een heel groot onderzoeksprogramma in opdracht van de overheid, Impact of Activities of Gifted Education, kortweg IMAGE. In 4,5 jaar gaan we kijken naar de impact van gelden die naar de samenwerkingsverbanden zijn gegaan voor het verbeteren van passend onderwijs voor begaafde leerlingen. Dit project heeft heel veel kennisdeling in zich. Kennis en inzichten die we ophalen geven we ook terug aan het veld. Wat werkt er? Wat zijn onderliggende mechanismen? Welke condities heb je nodig hebt om goed passend onderwijs voor begaafde leerlingen te geven?”
Bakx: “Normaal gesproken doe je onderzoek en deel je je resultaten en bevindingen aan het einde. Nu willen we inzichten meteen kunnen delen en zichtbaar maken voor scholen en samenwerkingsverbanden. We gaan veel deelonderzoeken doen, die we verbinden in een groter geheel. We nemen het systemisch perspectief, de wereld rond de begaafde leerlingen. Dus niet alleen de school, maar ook bijvoorbeeld familie, beleid en zorg. We zijn net gestart met de eerste enquetes, we hopen natuurlijk snel resultaten te laten zien.”
Meer weten over RATIO?
Kijk op: https://www.ru.nl/bsi/research/group-pages/ratio-wetenschappelijk-expertisecentrum-radboud/
Meer weten over IMAGE? Bekijk de volgende filmpjes.
Column #24 – Thuiszitten, wat gaan we doen?
Dick van Hennik is onder andere voorzitter van de Vereniging BPS. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel. Dit is zijn laatste column, hij neemt op 17 maart 2021 afscheid als voorzitter.
Passend onderwijs betekent niet dat de leerling (weer) in de school behoort te passen, maar dat het onderwijs zodanig passend wordt gemaakt, dat de leerling blijft leren.
Op deze zin heb ik wat zitten broeden. Het eerste deel gaat over de vraag of de leerling werkelijk wel centraal staat. Vrijwel elke zichzelf respecterende school heeft deze leerstelling wel in de schoolgids staan. Gesteld dat we dat ook waar maken, hoe komt het dan dat er nog zoveel leerlingen niet meer naar school gaan, omdat het niet meer lukt om er te leren? Daarom heb ik in het tweede deel van de zin de woorden ‘blijft leren’ opgenomen. We komen immers pas in actie als er een crisis is ontstaan, als de thuiszitter een probleem geworden is. Is het mogelijk om dit te voorkomen?
Onlangs kreeg ik een nuttig boekje in handen. ‘De achterkant van het onderwijs’, is de titel. Nuttig, omdat het niet de pretentie heeft te zijn gebaseerd op gedegen onderzoek, maar omdat het een serie gesprekken weergeeft waarin ervaringsdeskundigen zich uitspreken over wat hen is overkomen. De auteurs Marjon Velsink en Melanie Philips, beiden werkzaam in het voortgezet onderwijs, doen verslag van hun gesprekken met leerlingen die door omstandigheden niet meer naar school gingen. Over het algemeen hebben ze zich door een moeilijke periode heen geworsteld en uiteindelijk hun plaats in de samenleving gevonden. Nuttig, omdat de auteurs zich hebben laten leiden door het verhaal van de betrokkenen en vanuit die verhalen enkele suggesties hebben gedestilleerd.
Naast de verhalen van de jongeren, hebben ze ook ‘omstanders’ geïnterviewd. Die hoofdstukken verbreden het perspectief. Ook hier zien we illustraties van een worsteling en misschien ook wel van een alom gevoelde machteloosheid. De politieke keuze, bijvoorbeeld, om de financiering van de zorg te veranderen, heeft de uitvoerders van die zorg voor grote problemen gesteld.
Maar mij trof vooral het relaas van de inspecteur van het onderwijs. Op de vraag naar de oorzaken van het thuiszitten (en van de toename van het aantal leerlingen die dat moeten meemaken) volgt een lijst van oorzaken (p.52). Helemaal onderaan de lijst staat ‘(zeer) hoogbegaafdheid’. Kenmerk van de lijst: het gaat over symptomen en niet over de vraag of de wijze waarop het onderwijs is ingericht wel klopt. Geen toelichting, geen twijfel, geen bespiegeling. Een volgende vraag van de auteurs betreft de door de scholen ervaren druk om goede cijfers aan te leveren bij de inspectie. Ook hier weer geen twijfel. Inspecteurs houden toezicht op de naleving van wet- en regelgeving. Daar moeten we het dan mee doen. Geen spoor van twijfel over de aard van die regels. Ik heb de wet er niet op nagelezen, maar ik vraag me af of in de wet geregeld is dat scholen met elkaar vergeleken moeten worden.
Het moge duidelijk zijn dat we zelf de hand aan de ploeg moeten slaan. Dat we eigenzinnig op zoek gaan naar wat voor de leerlingen passend is. Ik doe een paar suggesties.
– Laten we de termen opbrengsten, rendementen, leerwinst, leerachterstanden en alle andere aan de bedrijfskunde ontleende woorden uit ons onderwijsvocabulaire schrappen.
– Laten we leren rekening te houden met het ontwikkelingstempo van kinderen en adolescenten, dat immers gekenmerkt wordt door ups en downs, door ‘sprongetjes’ en stilstand.
– Laten we ophouden van hen te eisen dat ze op een van tevoren vastgesteld tijdstip voldoen aan een norm, die een ‘overheid’ heeft vastgesteld en waaraan ze op een bepaalde leeftijd moeten voldoen.
– Laten we ophouden de leerlingen die niet op tijd voldoen aan de van tevoren gestelde eisen te bestempelen als probleemleerlingen, want het levert alleen maar verliezers op. Allereerst de leerling zelf, dan de leraar en tenslotte de school.
We weten allemaal dat we kwaliteit alleen nog maar meten door vooral naar kwantiteit te kijken. Het roer kan alleen maar om als we onze overheden laten weten dat we onze kwaliteit niet meer gaan verantwoorden door middel van cijfers, maar door te laten zien dat onze leerlingen continu blijven leren. Dat we het onderwijs zo passend hebben gemaakt, dat de leerlingen zich gestimuleerd weten, dat ze worden beoordeeld op hun resultaten, maar nooit veroordeeld omdat ze niet in een systeem passen. Wie weet kunnen we dan voorkomen dat kinderen thuis komen te zitten; kunnen we ervoor zorgen dat ze blijven leren.
Epiloog
Dit was mijn laatste column als voorzitter van de BPS. Ik mag terugkijken op een lang onderwijsleven. Ik heb mijn schooltijd doorgebracht in de jaren ’50 en ’60 en ben mijn loopbaan begonnen in 1970. In een tijd waarin het verschijnsel thuiszitter vrijwel onbekend was.
Behoudzucht kan mij zeker niet aangewreven worden, maar als ik de treurnis van het thuiszitten nu aanschouw, kan ik een nostalgisch verlangen naar die goede oude tijd niet helemaal onderdrukken. Tijd dus om af te sluiten. De vereniging BPS staat vooraan bij het streven naar onderwijs dat begaafde leerlingen past. We leren gezamenlijk hoe dat nog beter kan; we ondersteunen waar het moet, volgen kritisch waar het helpt en ik hoop van harte dat jullie daar nog lang mee door zullen gaan.
Nieuwe aspirant-leden stellen zich voor
De Vereniging BPS verwelkomt drie nieuwe aspirant-leden:
– Atheneum College Hageveld, Heemstede
– Markland College, Oudenbosch
– Basisschool De Elzenhoek, Zoetermeer
Op dit moment heeft de vereniging in het primair onderwijs 23 (aspirant-)leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 50 (aspirant-)leden.
—————————————————————————————————-
Basisschool De Elzenhoek, Zoetermeer
Lianne Leukfeldt – van Hermelen, directeur
Kun je kort vertellen over jullie school?
“We zijn een katholieke basisschool met iets meer dan 200 leerlingen. We hebben als team de GROEI-visie ontwikkeld: Gezamenlijkheid, Relatie, Ontwikkeling, Eigenaarschap en Identiteit. Aan deze kernwaarden hechten we grote waarde en alles wat we doen, staat in het teken van deze kernwaarden.
Samenwerken en samen leren neemt bij ons een belangrijke plaats in. Zowel kinderen als teamleden kunnen veel van en met elkaar leren. Vanuit ‘erkende ongelijkheid’ hechten wij waarde aan het inzetten en delen van specifieke kennis. Leerkrachten leren van elkaar door klassenbezoeken af te leggen en feedbackgesprekken te voeren.
We vinden het belangrijk dat wat we doen, zinvol is. We kijken kritisch naar ons handelen en de verwachtingen die we hebben van de kinderen. Zodra kinderen de meerwaarde van het leren zien, raken ze intrinsiek gemotiveerd voor het leren. Het gaat hierbij om het vergroten van het gevoel van eigenaarschap over het eigen leerproces. De komende jaren gaan we hier steeds meer de focus op leggen door doelgericht te werken. Aan ieder doel koppelen we succescriteria zodat kinderen goed kunnen zien welke stappen zij moeten maken om hun doelen te behalen en hoe ver ze al zijn in het behalen van hun doelen. Leren leren staat daarbij centraal.”
Waarom zijn jullie lid geworden?
“We zijn lid geworden omdat we als school hebben gekozen voor de profilering op het gebied van Talent, waarbij hb-onderwijs een duidelijke ’tak’ binnen ons onderwijs gaat worden. We staan dus nog aan het begin van het traject. De kennis en ervaring binnen de vereniging kan ons in het proces helpen.”
————————————————————————————————-
College Hageveld, Heemstede
Ronald Haak, onderwijskundig begeleider VIA
Kun je kort vertellen over jullie school en jullie visie op hoogbegaafdheid?
“We zijn het enige zelfstandige atheneum dat Nederland telt. We hebben ongeveer 1450 leerlingen die van zo’n honderd basisscholen uit de regio Zuid-Kennemerland en uit de regio Haarlemmermeer komen. De school is gehuisvest in een sfeervol monumentaal gebouw op het landgoed Hageveld. Het landgoed ligt in Heemstede en is omringd door bos en weiland.
Sinds 2010 kijken we steeds meer naar de behoeftes van meer- en hoogbegaafde leerlingen. Een groot deel van deze leerlingen heeft moeite met de reguliere “bottom-up”- lesmethodes in het onderwijs. Dat betekent dat er wordt geleerd van de delen naar het geheel: eerst de woordjes en de grammatica en daarna pas het verhaal, eerst het oefenen van eenvoudige sommen, dan de moeilijke opgaven en tenslotte een toepassing. Veel meer- en hoogbegaafde leerlingen leren liever omgekeerd, vanuit het geheel naar de delen. Dat noemen we “top-down”. Dus eerst de grote verbanden, dan de losse feiten. Het top-down leren geven we vorm middels het onderzoekend en ontwerpend leren. Dit geeft mogelijkheden om te differentiëren: in onderwerp, aanpak en product.
We hebben ontzettend veel geleerd in de afgelopen jaren in VIA Hageveld, een voltijds vwo-stroom voor meer- en hoogbegaafde leerlingen. Allereerst dat het ‘peer-effect’ enorm sterk is. Leerlingen kunnen zich (weer) in elkaar herkennen. Ze delen de humor en (niet altijd) de leerhonger. Ze werken graag aan de grote top-down-opdrachten via de didactiek van het onderzoekend en ontwerpend leren. Zelfsturing is erg belangrijk bij deze werkwijze. In de loop van de tijd zijn we tot het besef gekomen dat expliciete aandacht voor leerstrategieën essentieel is. Sinds dit schooljaar zijn we bezig met een traject om de aandacht hiervoor te verweven in onze didactiek.”
Waarom zijn jullie lid geworden?
“We willen meer contact en uitwisseling met andere scholen, we denken dat leren van en met elkaar ons weer verder zal helpen. Wij zijn al heel wat jaren bezig en daardoor zie je niet altijd goed je eigen blinde vlekken.”
Wat zouden jullie van andere leden willen leren? Wat kunnen ze van jullie leren?
“Er is veel kennis en kunde bij ons in huis, we zijn benieuwd hoe andere scholen invulling geven aan het hb-onderwijs. Ook hoe we in ons reguliere onderwijs meer aandacht kunnen hebben voor hoogbegaafdheid. Ik denk dat we voor andere scholen interessant kunnen zijn omdat wij al veel ervaring in huis hebben en al veel doen.”
——————————————————————————
Markland College, Oudenbosch
Jeroen Wiegeraad, docent biologie en coördinator meer- en hoogbegaafdheid
Kun je kort vertellen over jullie school en jullie visie op hoogbegaafdheid?
“We zijn een brede school, we geven onderwijs van basis/kader tot en met gymnasium. We zijn ook een echte regio-school, onze leerlingen komen van Roosendaal tot Etten-Leur, en alle dorpen daartussen.
Sinds een jaar of twee is de school bezig met hb-onderwijs, daarvoor werd er wel gekeken naar cognitieve capaciteit van leerlingen. De begeleiding was minimaal. Er was dus een impuls nodig. Het Markland heeft samen met andere scholen in het samenwerkingsverband de eis geformuleerd dat de basisondersteuning op orde moest zijn, ook voor hb-kinderen. Toen is er ook een plan geschreven.
Zelf kwam ik 1,5 jaar geleden hier, daarvoor werkte ik op Huizermaat, een van de eerste lichtingen BPscholen. De ideeën en aanpak heb ik meegenomen. Een kernpunt is dat je kinderen eerst persoonlijke aandacht geeft, eerst laat groeien en ontwikkelen, voordat je je gaat verdiepen en verbreden. Je moet je eerst een goed beeld vormen van een hb-leerling en wat de aandachtspunten zijn. Daarom is het tweede kernpunt zo belangrijk: het portfolio. Dat maakt zichtbaar welke voortgang een leerling boekt. En dan is de derde pijler de cognitieve aandacht. En ook in die volgorde.”
Waarom zijn jullie lid geworden?
“Ten eerste willen we een onafhankelijke partij die de kwaliteit van ons hb-onderwijs kan beoordelen. En feedback kan geven waarmee we verder kunnen. Verder zou ik graag met scholen in onze regio willen praten of we samen een netwerk met het hoger onderwijs kunnen vormen. En het is mooi dat we via de Vereniging bij andere scholen binnen kunnen kijken. Daar leer je veel van. Het fijne is dat de BPS landelijk opereert, in de regio is bij elkaar kijken soms lastig vanwege het concurrentie-idee.”
Wat zouden jullie van andere leden willen leren? Wat kunnen ze van jullie leren?
“Als ik kijk naar de drie pijlers (persoonlijke aandacht, portfolio en uitdaging) ben ik benieuwd hoe anderen dat hebben vormgegeven. En zoals ik al zei, ik wil graag de verbinding met het hoger onderwijs. Dat onze leerlingen daar al van kunnen proeven.
Vanuit het samenwerkingsverband hebben we geld gekregen voor ondersteuning. Daar zijn we mee aan het stoeien. Wat is basisondersteuning? Wanneer start je breedteondersteuning? Hoe faciliteer je dat? Ik ben heel benieuwd hoe andere scholen dat doen.
Bij ons kunnen scholen kijken naar onze mooie aanpak voor persoonlijke aandacht. En hoe we laten zien welke ontwikkeling leerlingen doormaken.”
Landelijke bijeenkomst voor hoogbegaafde studenten
Stichting Landelijke Netwerk HB-HO heeft als missie om enerzijds hoogbegaafde studenten in het hoger onderwijs op maat te begeleiden, anderzijds wil het netwerk kennis van en begrip voor hoogbegaafde studenten bevorderen.
In de Week van de Hoogbegaafdheid (6 – 14 maart 2021) organiseert het netwerk op zondag 14 maart 2021 van 16 – 18 uur een landelijke bijeenkomst voor hoogbegaafde studenten. Studenten van Universiteit van Wageningen zullen deze meeting organiseren.
Meer informatie hierover volgt op: www.hb-ho.nl
Vereniging verwelkomt nieuwe aspirant-leden
De Vereniging BPS verwelkomt drie nieuwe aspirant-leden:
– Atheneum College Hageveld, Heemstede
– Markland College, Oudenbosch
– Basisschool De Elzenhoek, Zoetermeer
Op dit moment heeft de vereniging in het primair onderwijs 23 (aspirant-)leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 50 (aspirant-)leden.
#Point: Hoe signaleer je hoogbegaafdheid?
Gemiddeld zitten in elke klas kinderen met kenmerken van (hoog)begaafdheid. Maar hoe kun je (hoog)begaafdheid bij jou in de klas herkennen? Vanuit #POINT schreven Anouke Bakx, Elise Samsen, Kim Smeets en Lianne Hoogeveen een artikel hierover.
#Point: Onderpresteren door hoogbegaafden en wat je ertegen kunt doen
Voor Leraar24 schreven Kim Smeets, Anouke Bakx en Lisette Hornstra (#POINT) voor Leraar24 een artikel over onderpresteren door (hoog)begaafde leerlingen. In dit artikel lees je waarom (hoog)begaafde leerlingen kunnen onderpresteren en vind je praktische tips voor de onderwijspraktijk.
Onderzoek de school in #2: Alexander Minnaert over dubbelbijzondere leerlingen
In binnen- en buitenland wordt veel onderzoek gedaan naar onderwijs aan hoogbegaafde kinderen en jongeren. Niet altijd bereikt dit onderzoek de scholen. Daarom vragen we elke nieuwsbrief een wetenschapper naar zijn of haar onderzoek (en die van anderen). In deze aflevering vertelt Alexander Minnaert (Hoogleraar Orthopedagogiek en Klinische Onderwijskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen) over het onderzoek naar dubbelbijzondere leerlingen.
Achtergrond
“Al zo’n 25 jaar doe ik onderzoek naar onder andere leermotivatie bij verschillende groepen, begaafde leerlingen en naar onderwijs. Op dit moment ben ik onder andere betrokken bij de evaluatie van passend onderwijs, ben ik lid van de Erkenningscommissie Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut en ben ik expertlid van High Intelligence Twice Exceptional Association (HI-TEa) van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Mijn hoogleraarschap is een unieke en mooie combinatie van orthopedagogiek en onderwijswetenschappen. Daardoor kijk ik naar het kind, de leerkracht, de werkmethode en naar de organisatie van de school. Met deze verschillende brillen op kun je veel beter zien waar je zaken kunt verbeteren.”
Onderzoek naar dubbelbijzonder
“Deze brillen heb je zeker nodig bij dubbelbijzondere kinderen. Dubbelbijzonder is zo interessant, maar ook zo complex omdat je kijkt naar verschillende zaken, niet alleen naar hoogbegaafdheid, maar ook naar autismespectrumstoornissen, dyslexie, dyscalculie of ADHD. Een meer integrale visie is een absolute meerwaarde.
Hoogbegaafde kinderen hebben een talent of meerdere talenten. Alleen, ze hebben een uitdaging als autisme; dat maskeert het talent. Deze kinderen worden niet opgemerkt in hun talent en/of in hun uitdaging. Of leraren denken dat ze een leerprobleem hebben, omdat ze niet zo goed presteren. Maskeren is het grootste probleem bij dubbelbijzondere leerlingen.
De vraag is: hoe zie je dat? Deze kinderen presteren vaak onder de maat, terwijl ze bij vlagen briljant kunnen zijn. En daar gaat het om: die sublieme momenten. Dat kan echt van alles zijn: verbaal, rekenen, technisch inzicht, artistiek. Dat is het bewijs dat het kind die capaciteiten heeft. Het gaat om een andere manier van kijken. Als iemand af en toe heel erg goed is, moet je niet focussen op de slechte resultaten, maar juist het positieve omarmen en daarmee aan de slag gaan.
Daarbij moet je je realiseren dat het leven voor deze groep erg lastig is. Ze zijn gefrustreerd, ze voelen dat ze beter kunnen, maar het komt er niet uit. Voor reguliere leerlingen is iets slecht maken niet leuk, maar minder erg. Dubbelbijzondere leerlingen voelen dat ze beter kunnen, het lukt alleen niet. Dat is enorm frustrerend. Des te meer als je daar ook nog voor wordt ‘bestraft’ (bijvoorbeeld in cijfers op een toets). Dat kan resulteren in negatief externaliserend gedrag of in gedrag dat ze zich helemaal terugtrekken. Hun vertrouwen en zelfbeeld gaat omlaag.
Een voorbeeld. Bij een van mijn klassen-observaties kreeg een jongen de beurt bij rekenen. Hij had de oplossing op de vraag, alleen niet ‘via het boekje’. Met de oplossing en de weg ernaartoe was niets mis, hij was gewoon slim en creatief. Toch kreeg hij van de leraar te horen dat het niet goed was. Ik heb toen tegen de jongen gezegd dat het juist prima was. Ik merkte dat hem dat heel veel deed. Erkenning, gezien worden.”
Handvatten
“Wat kun je doen? Naast het erkennen van een leerling, moet je zijn sterke en zwakke kanten in beeld brengen. Kijk verder dan wat je ziet in de klas, maak een profiel van een leerling. Hij is niet alleen de hoogbegaafde, of alleen de autist, of alleen de ADHD’er. Het gaat om het complete plaatje.
Van daaruit moet je hun zelfvertrouwen opbouwen. Stapje voor stapje de dingen die ze goed doen positief bekrachtigen. Dat kan soms heel klein zijn. Ik hoorde ooit het voorbeeld van een docent die een begaafde, dyslectische leerling twee cijfers gaf voor een project: een 9 voor de inhoud, een 3 voor spelling. De jongen gaf aan dat dat het eerlijkste was wat hij ooit had gehoord. De leraar erkende hem in zijn kwaliteiten én in zijn zwakke kant (waar hij weinig aan kon doen).
Kijk door de uitdagingen als ADHD of autisme heen. Pas je opdrachten daarop aan. Bij een hb’er met ADHD moet een opdracht wel uitdagend zijn, maar niet te lang duren. Kan een dyslectische hb’er een verslag niet inspreken in plaats van schrijven? Deze groep heeft erg veel behoefte aan succeservaringen.
Ik werk veel met drop-outs, ook hb’ers. Dat is een maatschappelijke drama. Een jongen met wie ik lezingen geef lag drie jaar op de bank. Hij deed niets, kwam nergens toe. Ik heb heel veel met hem gepraat. We hebben gekeken naar zijn sterke kanten. Nu heeft hij zijn eigen bedrijf en ontwerpt hij tuinen in 3d.”
Meer weten
“Als je als hb-specialist met dubbelbijzondere leerlingen te maken krijgt, zou je de basiskennis moeten hebben van autisme, dyslexie of ADHD. Ik pleit er al langer voor dat de ECHA-opleiding verbreed wordt, je moet meer weten van andere ontwikkelingsdomeinen wil je goed kunnen werken met dubbelbijzondere leerlingen. Je kunt dan denken aan autisme, AD(H)D. dyslexie, dyscalculie, niet-verbale leerstoornissen (NLD) of emotionele stoornissen.
Daarnaast is het belangrijk om meer te weten van motivatie. Als we ergens kinderen mee kunnen helpen is dat het wel. Je zou kunnen beginnen met een van mijn boeken:
– Alexander Minnaert & Linda Odenthal (2018), Motivatie is een werkwoord
– Samen met Agnes Burger-Veltmeijer is een review artikel geschreven over het samen voorkomen van (hoog)begaafdheid en autismespectrumstoornissen.
– Samen met Else Beckmann heb ik een review artikel geschreven over dubbelbijzondere leerlingen, namelijk (hoog)begaafdheid en leerstoornissen. We hebben 23 wetenschappelijke artikelen over het onderwerp bekeken en een analyse van gemaakt.
-En onlangs heeft het Tijdschrift voor Orthopedagogiek een themanummer over hoogbegaafdheid gepubliceerd. Ik denk dat het voor onderwijsmensen mooi is om deze andere invalshoek tot zich te nemen. Overigens net zoals het goed is voor orthopedagogen om de onderwijskant te horen.
-Literatuursuggestie voor ADHD: Dit is ADHD en Macht en misverstand
-Literatuursuggestie voor autisme: Dit is autisme
Column #23 – Passend onderwijs voor (zeer) jonge leerlingen in het VO
“Heb je tips over hoe om te gaan met extreem jonge leerlingen?”, scheef een schoolleider. Het ging om kinderen van acht jaar die de stof van de basisschool hadden doorgewerkt en van wie de ouders zich afvroegen hoe doorstroming naar het voortgezet onderwijs vormgegeven kon worden.
Zelf kreeg ik onlangs een jongen van 9 in mijn spreekkamer van wie de ouders van de basisschool hadden geëist dat hij groep 7 nog een keer zou overdoen. Het kind had zich voordat ze voor hun afspraak binnenkwamen, nog even uitgeleefd op de glijbaan op het plein bij de praktijk. En nadat hij zich een half uur had verdiept in de zin van het leven, wilde hij weer gaan spelen. Zijn moeder en ik stelden vast dat dit briljante en speelse kind niet thuishoort in de sociale context van het voortgezet onderwijs. Maar de basisschool vragen om hem nog een paar jaar aan het leren te houden, is een forse opgave voor een school.
Nu ik me sinds bijna een jaar mag begeven in de wereld van de thuiszittende extreem begaafde creatieve leerlingen en mag meedenken over oplossingen die passend zijn voor deze kinderen, denk ik dat het tijd wordt voor de vereniging om ook in dezen een model te ontwikkelen. Wie de presentatie van Mika van het Eckhart heeft gezien, zal begrijpen dat kinderen als hij niet gebaat zijn bij een lesdag van 7 uur in een brugklas en ook niet tussen adolescenten van 16 in vwo4. Een regulier onderwijsaanbod zal eenvoudigweg niet passen.
Belemmeringen
Het belangrijkste criterium is dat de kinderen blijven leren. Leren in de betekenis van ontwikkelen. We weten maar al te goed dat voor deze leerlingen het nieuwe er in de brugklas al snel af is en dat teleurstelling en demotivatie het gevolg zijn. Alleen de sociaal sterksten handhaven zich.
Graag zou ik enkele mentale modellen aan de orde willen stellen om die te doorbreken.
– Een begaafde leerling die versnelt, volgt het programma van de hogere leerjaren.
– Een begaafde leerling moet compacten en verrijken.
– Elke leerling van een klas moet dezelfde proefwerken maken volgens het vastgelegde correctiemodel.
– We zoeken pas begeleiding als er problemen zijn (voor de school, wel te verstaan).
Ik wil het voorlopig hierbij laten, maar de lezer zal er nog vele vaste aannames aan kunnen toevoegen. Hoe dan ook, we hebben de neiging om elke leerling te willen laten passen in het mentale ‘confectiemodel’ van ons onderwijs. Wat nodig is, is een ‘maatpak’, maar dan wel een maatpak dat niet de uiterlijke kenmerken van het confectiepak heeft.
Passend
Laten we eerst kijken naar een passend budget. De jaarlijkse kosten voor een leerling in het primair onderwijs bedragen ca. €7.000,- en in het voortgezet onderwijs ca. €8.500,-. Tussen 4 en 18 jaar hebben leerlingen dus recht op €107.000,- (€56.000 + €51.000). Elk jaar dat zij eerder eindexamen doen, scheelt dat de samenleving dus een fors bedrag. Maar dat is nog niet alles. Door hen te beschouwen als rechthebbend op passend onderwijs, wordt het budget waarop ze recht kunnen doen gelden min of meer verdubbeld. Dat biedt vele mogelijkheden voor wekelijkse ondersteuning.
Door deze leerlingen vanaf het begin van hun schoolloopbaan extra gepast onderwijs te bieden, ‘kosten’ zij de samenleving niet meer geld dan andere leerlingen, staat hun jeugd in het teken van ontwikkelen en leren. Niet in het teken van aanpassen en slikken. Ik ga maar niet in op het verdere maatschappelijke nut waar zij aan kunnen bijdragen.
Samenwerkingsverbanden
Hier ligt m.i. een belangrijke taak voor de samenwerkingsverbanden. De middelen die daar binnenkomen kunnen aanvullend zijn op de budgetten die de scholen regulier ontvangen. In overleg met hen kan bezien worden op welke school de leerlingen geplaatst kunnen worden (primair of voortgezet onderwijs) en hoe het maatpak passend gemaakt kan worden. En het eindexamen? Dat komt wel als de leerlingen er aan toe zijn. Aangepaste, liefst gecomprimeerde pta’s naar het voorbeeld van de staatsexamens, zullen dan nuttige instrumenten zijn.
Ik laat het aan de creativiteit van de financiële experts en de begeleiders in de school over om hiervoor oplossingen te bedenken en daag de bestuurders uit om dit tot een normale gang van zaken te maken. Misschien is de keuze voor een samenwerkingsverband als instrument om de middelen over de deelnemende scholen te verdelen, uiteindelijk toch niet zo’n goed idee geweest.