Kennisrotonde: geschikte criteria voor versnellen en verrijken
Leerkrachten kunnen rapportcijfers, intelligentietests, observaties en gesprekken met betrokkenen gebruiken om vast te stellen welke leerlingen in aanmerking komen voor versnellen of verrijken. Het is daarbij belangrijk om meerdere van deze informatiebronnen te gebruiken. Dan krijgen zoveel mogelijk leerlingen de kans om te mogen versnellen en verrijken, en worden er geen leerlingen over het hoofd gezien.
Lees het artikel en rapport op de site van de Kennisrotonde
CBO Vooruitwerklab op locatie
CBO Talent Development organiseert sinds 2005 het CBO Vooruitwerklab. In 2013 is begonnen met de uitrol van het CBO Vooruitwerklab naar andere locaties in Nederland. Sinds 2016 wordt het CBO Vooruitwerklab enkel op locatie aangeboden.
Met het Vooruitwerklab biedt CBO Talent Development aan samenwerkingsverbanden, scholen en particulieren de mogelijkheid om passend onderwijs te verzorgen voor kinderen met kenmerken van hoogbegaafdheid uit groep 4 t/m 8. Deze kinderen krijgen uitdagende opdrachten voorgelegd die passen bij hun onderwijs- en leerbehoeften. Daarnaast worden leerkrachten begeleid bij het opzetten van een CBO Vooruitwerklab.
Vereniging BPS verwelkomt drie nieuwe leden
De Vereniging BPS verwelkomt drie nieuwe aspirant-leden:
– K.b.s. Geert Groote, Harlingen
– VO Eemsdelta, Delfzijl
– RSG Simon Vestdijk, Harlingen
Op dit moment heeft de vereniging in het primair onderwijs 22 (aspirant-)leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 53 (aspirant-)leden.
RATIO: Opmaat naar thematische kennisagenda hoogbegaafdheid
RATIO, NTCN en #Point hebben een eerste verkenning gepubliceerd aangaande vraagstukken, thema’s en doelgroepen met als thema hoogbegaafdheid, als opmaat om te kunnen komen tot een definitieve, thematische hb-kennisagenda.
De verkenning heeft plaatsgevonden tijdens drie online bijeenkomsten in de periode oktober 2020 – april 2021, met in totaal meer dan 100 deelnemers uit verschillende beroepspraktijken. In dit verslag worden de bevindingen gepresenteerd van deze verkenning. Tevens wordt vooruitgekeken naar mogelijke vervolgstappen, waarin de ‘Opmaat naar een thematische kennisagenda hoogbegaafdheid’ omgezet kan worden naar een meer definitieve thematische kennisagenda hoogbegaafdheid. De bevindingen en ontwikkelingen zoals geschetst in dit verslag worden ingebracht bij de PO-raad en NRO. De bedoeling is dat deze opmaat naar een thematische kennisagenda hoogbegaafdheid verder uitgewerkt kan worden tot een meer definitieve thematische kennisagenda en onderdeel gaat uitmaken van de landelijke kennisagenda van NRO.
Het bestuur #8: Hans Hampsink
Wie zitten er in het bestuur van de Vereniging BPS? Wat is hun motivatie? Deze keer stelt Hans Hampsink zich voor. Hij was team- en afdelingsleider op verschillende scholen, waaronder het Bonhoeffer College in Enschede. Op dit moment is hij interim-afdelingsleider op het Eerste Christelijk Lyceum te Haarlem. Sinds 2013 is hij bestuurslid bij de Vereniging BPS.
Motivatie
“Waarom ik ben gaan lesgeven? Omdat ik wilde uitleggen, leerlingen het belang van geschiedenis laten zien, zodat ze de wereld om hen heen beter kunnen duiden. Ik zie mezelf als een echte explicateur, naast geschiedenis zijn films mijn andere passie. Daarom ben ik na mijn studie geschiedenis-leraar in Deventer geworden.
Dat ik vervolgens de stap naar leiding geven heb gemaakt, is ook niet vreemd. Ik ben ook altijd iemand geweest die een mening over zaken heeft, die commentaar heeft. Dan moet je op een gegeven moment verantwoordelijkheid nemen om te laten zien hoe het beter kan. Ik zit bijvoorbeeld ook in het bestuur van de PvdA Zwolle.
Toen het toenmalige Alexander Hegius te Deventer (inmiddels opgegaan in het Etty Hillesum Lyceum) een gymnasium-brugklas startte, heb ik mij opgeworpen als mentor. Dit was eigenlijk een vrij spontane en intuïtieve actie van mijn kant. Ik merkte hoe belangrijk het was om voor deze groep leerlingen een duidelijke en onderscheidende aanpak te hebben. Terwijl ik in het eerste jaar allerlei vakoverstijgende projecten bedacht heb ik ook een beleidsplan geschreven.
Op het Bonhoeffer College, in 2008, kwam ik in aanraking met de BPS. De school had zich aangemeld voor de eerste trance van vijf scholen. Het idee van de school om zich aan te sluiten bij dit initiatief kwam omdat de school met een aantal leerlingen zat te worstelen hoe deze het best konden worden begeleid. Het bleek al snel dat dit ook wervend werkte in het Enschedese.
Het eerste inzicht over hoogbegaafdheid kwam op de eerste dag dat ik op het Bonhoeffer als leidinggevende aan de slag ging. Ik maakte kennis met een hb-leerling die een uur per dag naar school kwam en verder zelf zijn schoolwerk plande. Dan zie je wat vertrouwen en vrijheid met zo’n leerling doet.”
De vereniging
“Daarom is het mooi dat de vereniging er is. En dat er al zoveel scholen zijn die hiermee bezig zijn. Ik merk het ook weer bij de visitatiestudiedag die we een paar weken geleden hadden. Mensen vinden het heerlijk om met elkaar kennis uit te wisselen en dilemma’s te delen.
Het feit dat we scholen visiteren en dat scholen het keurmerk krijgen, betekent dat ze hun zaakjes goed op orde hebben, dat beleid geborgd is. De visitaties zorgen dat je als school scherp blijft op je aanpak en je keuzes.”
Bestuur
“Dat ik lid van het bestuur werd komt ook uit dezelfde motivatie om leidinggevende te worden. Ik wil graag meedenken over beleid, op een landelijk niveau. Daar kan ik zelf ook veel van leren. In het bestuur heb ik de portefeuille visitaties en twee jaar geleden heb ik samen met scholen de nieuwe gedragscode opgesteld.”
Ideaal
“Op veel scholen zijn beleid en kaders leidend, dat zouden de behoeftes en wensen van leerlingen en docenten moeten zijn. Die moet je de ruimte geven om te leren, te experimenteren en fouten te maken. Je moet ook niet bang zijn om regelmatig veranderingen aan te gaan, als dat nodig is. En meer dan nu, zou je de maatschappij de school moeten binnenhalen. En met de leerlingen letterlijk en figuurlijk naar buiten gaan. Ik denk dat je het denkvermogen van hb’rs prima kunt inzetten voor een betere maatschappij.”
Onderzoek de school in #4: De rol van de leidinggevende in begaafdheidsonderwijs
In september 2021 verscheen het boek Hoe dan?!, dat ingaat op de verschillende thema’s waar schoolleiders, -besturen en specialisten mee te maken krijgen als het gaat om begaafdheidsonderwijs. Schrijvers zijn Anouke Bakx, Eleonoor van Gerven en Annemieke Weterings.
—————————
Over de schrijvers
Anouke Bakx is bijzonder hoogleraar Begaafdheid aan de Radboud Universiteit en lector Goed leraarschap, goed leiderschap bij Fontys Hogeschool Kind en Educatie. Ze doet onderzoek naar (hoog)begaafdheid in het basisonderwijs en richt zich op professionalisering van basisschoolleerkrachten. Haar onderzoek doet zij met en in scholen in onderwijsonderzoekswerkplaatsen.
Eleonoor van Gerven promoveerde op het opleiden van leraren tot specialist begaafdheid. Ze is onder andere verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de post-hbo-registeropleiding Specialist Begaafdheid SE/ZOO® en voor de post-hbo-registeropleiding Specialist Dubbel Bijzondere Leerlingen. Naast deze opleidingen ontwikkelt en verzorgt zij diverse korte cursussen, workshops en maatwerktrajecten over begaafde leerlingen in het primair onderwijs. Ze is ook auteur van een groot aantal publicaties over het begeleiden van begaafde leerlingen in het primair onderwijs.
Annemieke Weterings-Helmons is als lerarenopleider gespecialiseerd in begaafdheid en in rekenen. Samen met Eleonoor van Gerven ontwikkelde zij de geaccrediteerde post-hbo-registeropleiding Specialist Dubbel-Bijzondere Leerlingen en de kopstudie Begeleiding van onderpresterende leerlingen. Naast deze opleidingen ontwikkelt en verzorgt zij korte cursussen, workshops en maatwerktrajecten over begaafdheidsonderwijs. Daarnaast is ze werkzaam als studiecoach, docent en ontwikkelaar binnen de Master EN-opleiding van de Fontys Hogeschool.
————————
Anouke Bakx: “Ik heb een mooi plan, dat is wat ik twee jaar geleden zei tegen Eleonoor en Annemieke. We kennen elkaar al lang, we zitten bijvoorbeeld samen in een internationale onderzoeksgroep op het gebied van begaafdheid. We komen elkaar veel tegen op congressen en bijeenkomsten. En Annemieke en ik werken samen bij Fontys. Toen een uitgever vroeg of ik een boek wilde schrijven op het gebied van begaafdheid zag ik dat als een kans om in te gaan op een onderwerp waar we alle drie over aan het nadenken waren. Als je kijkt naar begaafdheidsliteratuur dan zie je dat vrijwel alles gericht is op de leraar, de ib’er of andere ondersteuners. Voor schoolleiders is er weinig beschikbaar, terwijl visie, schoolklimaat en cultuur van doorslaggevend belang zijn om verandering in een school tot stand te brengen.”
Eleonoor van Gerwen: “Waar we alledrie tegenaan lopen is dat leraren in de praktijk zoeken naar het mandaat dat ze hebben in de school. De studenten in mijn opleiding komen de eerste les vaak binnen met de opdracht van de directie om een plan te schrijven. Dat is natuurlijk heel erg mooi, maar waar ze dan tegenaan lopen is de versnippering in de organisaties, zeker in het voortgezet onderwijs heb je te maken met veel teams. Dan kun je wel een mooi plan schrijven, maar is dat plan ook uitvoerbaar? De studenten komen dan vaak met de vraag: waar ligt mijn plek in de organisatie? Ik begeleid leraren die dit soort vragen hebben, en laat hen communiceren met directeur. Ze moeten het hebben over de positie van de professional binnen de organisatie.”
Maximaal wenselijk, maximaal haalbaar
Annemieke Weterings: “Een van de opdrachten die onze master-studenten moeten uitvoeren, is aantonen dat ze een change agent zijn in hun organisatie. Wat we zien is dat studenten veel moeite ervaren om beweging te krijgen in de organisatie, of het nu gaat om hun collega’s, ouders of de schoolleiding. Ze hebben als leerkracht bijna altijd iemand anders nodig met meer mandaat. Het is de directeur die kan zeggen: ‘je hebt een mooie visie en idealen, maar…. dit zijn de beschikbare middelen en kaders’. Dan gaapt er een kloof tussen wat als maximaal wenselijk en wat als maximaal haalbaar wordt ervaren door de student. Naarmate de directeur meer voeling en kennis van begaafdheid heeft en dat ook uitdraagt, hoe dichter onze studenten bij maximaal wenselijk kunnen komen.”
Eleonoor: “De leraren die onze opleiding doen, krijgen heel veel kennis en inzichten. Ze ontwikkelen een visie. Als de school daar niets mee doet dan groeien ze uit hun baan. Je ziet dat sommigen de school verlaten en voor zichzelf beginnen. Dat is voor de organisatie eeuwig zonde.”
Als opleider en coach ervaar ik parallelle informatiestromen. Mensen gaan wel met elkaar in gesprek over begaafdheidsonderwijs, maar je moet ook de basisvragen durven stellen. Wat heb ik nodig om dit te kunnen verzorgen? Waar sta ik voor? Wat zijn de consequenties van onze keuzes? Wat betekent dat in de praktijk? Met ons boek willen we voor alle lagen en actoren in een school handvatten bieden om daarmee aan de slag te gaan.”
Praktijkparadigma’s
Anouke: “Wat ontbreekt is een gemeenschappelijke taal. Mensen denken dat ze het over hetzelfde hebben, maar dat is niet zo. In het boek behandelen we drie praktijkparadigma’s, voor velen is dat een eye-opener. Het gaat erom wat jouw perspectief op begaafdheid is. Het eerste paradigma gaat uit van een hoog IQ. Kinderen krijgen het label hoogbegaafd en worden op die manier ook ondersteund. Het tweede paradigma gaat uit van talent in brede zin, je kunt je ontwikkelen op allerlei terreinen. Bij de derde staat differentiatie van alle leerlingen centraal. Je kijkt naar de behoeften van alle kinderen zodat ze allemaal zich kunnen ontwikkelen. Een label als hoogbegaafdheid is dan niet meer nodig.”
Annemieke: “We hebben het in onderwijs over de behoeften van de leerlingen, en welke invloeden daarbij belangrijk zijn. Een leerkracht is niet anders dan een leerling; die heeft ook zijn specifieke ondersteuningsbehoeften als professional. Als je als leidinggevende zo naar leerkrachten kunt kijken, dan heb je ook oog hoe je hen beter kunt toerusten voor het onderwijs dat je wilt bieden in jouw organisatie. Onze tip naar schoolleiders is dan ook: benut je rol en invloed in dit systeem.”
Anouke: “In het boek gebruiken we zoveel mogelijk wetenschappelijke inzichten. Wat weten we al als het gaat om onderwijs aan begaafde lerenden? En als we dat weten, hoe kun je daar handen en voeten aan geven? We willen het zo toepasbaar mogelijk maken.”
De rol van de schoolleider
Annemieke: “We kijken naar de rol van de schoolleider in dit boek en dat doen we onder andere met veel praktijkverhalen. Overigens zijn dat niet per se succesverhalen. Die verhalen beschrijven een school en de aspecten die wel en niet zijn gelukt. Of nog in ontwikkeling zijn. Hoe werken ze daar naar de stip op de horizon? Hoe komen ze dichterbij maximaal wenselijk?”
Eleonoor: “We vonden het belangrijk om heel erg duidelijk te maken er geen ultieme oplossing is. Het is geen boek met quick fixes, dat zie je te veel in Nederland. Pak je het op die manier aan, dan komen er onherroepelijk teleurstellingen. Mensen haken af. Als schoolleider moet je urgentie creëren bij de leraren, die ze ook echt voelen. Dan kom je tot veranderend handelen. En je moet mensen opleiden zodat ze ook in staat zijn de veranderingen door te voeren. Ze moeten kunnen meeveranderen in de processen. En, sluit aan bij de behoeften en wensen van alle lagen: schoolleiding, teams, docenten, secretariaat.”
Annemieke: “Eleonoor en ik zeiden het al eerder, onze studenten voelen zich enorm gestimuleerd door de directeur om deze nascholing te volgen, maar als ze hun opgedane kennis en vaardigheden moeten omzetten naar de organisatie wordt het moeizaam. Voor hen voelt het alsof de directeur daar nog niet op geanticipeerd heeft. Begaafdheidsonderwijs geef je vorm als team, en niet als een individuele leraar die op ontdekking uit gaat. Als schoolleider helpt het als je ook durft te accepteren dat er dingen niet gelijk helemaal goed gaan. Stel dat je van 0 naar 4 gaat, dan is dat een hele grote stap. Waardeer dat ook zo, dat het een belangrijke ontwikkeling is in de complexiteit van het vak van een leraar. Benader het positief en blijf overgebleven kansen benutten.”
‘Hoe dan?! Pakkend onderwijs voor begaafde leerlingen’ is onder andere hier te bestellen.
Oefening
In het artikel en het boek worden drie praktijkparadigma’s benoemd. Dit zijn perspectieven op (hoog)begaafdheid. Om gezamenlijk goed begaafdheidsonderwijs te kunnen geven, is het belangrijk te weten op welke manier je als team en als individu naar (hoog)begaafdheid kijkt.
– Lees eerst dit artikel met een korte beschrijving van de paradigma’s (of lees die in het boek Hoe dan?!)
– Bedenk voor jezelf in welk paradigma jij valt.
– Bespreek als team hoe ieder afzonderlijk denkt. En als team.
– Schrijf per paradigma op wat de voordelen en de nadelen zijn van het perspectief.
– Nu je dit weet, wat betekent dit voor jullie visie en de daarop aansluitende keuzes in jouw praktijk als het gaat om begaafdheidsonderwijs?
Column #3 Marko Otten: Showcases
De terugkeer naar het oude normaal zal niet overal zo plaats vinden als velen hebben gehoopt. Bars, stadions en restaurants vragen om een covid19-pasje of een testbewijs en handen schudden doen we ook nog niet. In de trein houden we het mondkapje voorlopig nog in ere. Niettemin hebben we op 28 september in de Domstad onze jaarlijkse Visitatiestudiedag kunnen houden. Hoewel het spook van Corona door de ruiten verongelijkt naar binnen tuurde, heerste een opgetogen sfeer. Het mocht eindelijk weer en het kon zelfs zonder de QR-code.
Op de scholen drommen de leerlingen als vanouds om de spaarzame vierkante meters, maar een collegiale ontmoeting in de werkelijke wereld zonder digitale intermediairs, dat hadden de meeste bezoekers kennelijk nog niet veel gehad. Misschien was dat de verklaring voor de goede sfeer van de studiedag en het optimisme waarmee de visitaties werden begroet. De collega’s van ruim twintig scholen die gevisiteerd gaan worden, waren blijkens evaluerende opmerkingen achteraf opgetogen, met name omdat er na de inleidingen ruim gelegenheid was elkaar live te ontmoeten om praktijkvoorbeelden, standpunten en ideeën uit te wisselen. Buzz-words condenseerden in een woordwolk boven de discussietafels: HB-coaches, plus-, intermezzo- & masterklassen, dubbele indicaties, ECHA-trajecten, thuiszittersbenadering en de ondersteuning – of niet – vanuit de samenwerkingsverbanden.
Vanuit het bestuur droegen wij onze steentjes bij: Ninette Verheul leidde de dag in met een uitleg over de praktische gang van zaken, het zorgvuldig aangepaste visitatieprotocol en met uiteraard de constante van een achtpuntige gedragscode die wij hanteren als leidraad voor iedere visitatie. Tamara Catsburg nam het stokje over met een presentatie van het enquête-instrument ScanHB. Voor het primair onderwijs is die al in gebruik, maar voor het voortgezet onderwijs gaat het vanwege de nodige bijstellingen en aanpassingen nog wel een jaartje duren. Ik heb verschillende vo-collega’s gesproken die door de presentatie zo waren geënthousiasmeerd dat zij niet konden wachten op de invoering van de vo-versie. Ondertussen nam Hans Hampsink de secretarissen van de visitatiecommissies apart voor een info-sessie over draaiboeken, verslagformats en ook weer die enquêtes.
Mijn rol was het om ‘s middags de eerder genoemde collegiale consultaties rond vooraf aangeleverde showcases in te leiden met een verhaal over Appreciative Inquiry, het Waarderend Onderzoeken. Het werd een soort geschiedenisles waarin de positieve grondhouding van de leraar tegenover zijn of haar leerlingen het in de twintigste eeuw geleidelijk won van de foutenjacht der rode potloden uit de duistere voortijd van de pedagogiek. De nieuwe insteek heeft school gemaakt. Zelfs managementboeken staan er tegenwoordig vol van. Kijk niet naar wat mis gaat, want dan zal er meer mis gaan. Koester de positieve trends en meer zal goed gaan. En repareer dan werkende weg de verbeterpunten.
We kwamen uit in de jaren negentig waar aan een universiteit in Cleveland Ohio de oorsprong lag van de Appreciative Inquiry. Professor David Coorperrider introduceerde de methode van Waarderend Onderzoeken, een methode die wij gebruiken bij onze visitaties. Het gaat om de open mind, het principe van vragend onderzoeken en de dialoog als basis gespreksvorm tussen gelijkwaardige partners met ieder een eigen rol. We streven eigenlijk naar een gemeenschappelijk beleefde conclusie, een respectvolle verbinding tussen professionals. Ik denk dat die verbinding ook het cement is van onze vereniging. Zo hebben we ’s middags die showcases besproken.
Artikel ‘The rising tide lifts all ships’. Hb-onderwijs op het Gymnasium Novum.
Gymnasium Novum is een categoraal gymnasium, opgericht in 2006, met bijna 800 leerlingen. Een van de bijzondere aspecten van de school zijn de Novumdagen: een dag per week krijgen leerlingen het onderwijs in grotere blokken en vakoverstijgend aangeboden. Leerlingen kunnen, naarmate ze in hogere klassen komen, steeds meer zelf kiezen welke onderwerpen ze doen op deze dag. Daarnaast heeft de school een eigen Honours Programma. Saskia Muller is de coördinator begaafdheid, Leoniek Rolvink heeft als afdelingsleider leerjaar 3 en 4 de schoolportefeuilles begaafdheid en zorg.
Leoniek Rolvink: “We bestaan nu vijftien jaar, we zijn ontstaan uit een wens van de gemeente om het onderwijsaanbod in de regio diverser te maken. Er waren al wel brede scholengemeenschappen, maar nog geen categoraal gymnasium. Er zijn ook vmbo’s bijgekomen, en een school met tweetalig onderwijs.
Een aantal jaren geleden kregen we de vraag of we hb’rs konden helpen die op de basisschool waren uitgeleerd. Voor hen hebben we nu een groep 9. Ze komen een ochtend in de week hier, we geven hen uitdaging en laten hen ervaren hoe het is om echt moeite te moeten doen om te leren. Het is echt een samenwerkingsprogramma met de basisscholen. En onze eigen honoursleerlingen geven les aan deze kinderen.”
Saskia Muller: “Naast het traditionele gymnasium-onderwijs bieden we extra programma’s en activiteiten voor de leerlingen die meer willen en kunnen, ook voor de hoogbegaafden. We zijn met zijn tweeën al jaren bezig om te kijken hoe we hb’rs beter kunnen bedienen. Wat hebben ze nodig? Hoe geef je het onderwijs en begeleiding vorm? Zo zijn we ook bij de BPS terecht gekomen, omdat we meer daarover wilden leren.
Overigens zien we de hb-aanpak als een vliegwiel voor alle leerlingen. De rode draad is: kunnen we de inzichten, kennis en activiteiten breed toepasbaar maken? ‘The rising tide lifts all ships’. Dat is een mooie uitspraak van Joseph Renzulli en beschrijft precies hoe wij denken. We vinden het ook niet belangrijk om een duur onderzoek naar een leerling te doen als we de kenmerken en de wensen in de dagelijkse praktijk zien. Onze hoogbegaafde leerlingen zitten dan ook in een reguliere klas.”
Keuzemogelijkheden en vakoverstijging
Leoniek: “De pijlers van ons onderwijs zijn keuzemogelijkheden voor leerlingen en vakoverstijging, waardoor een brede vorming plaatsvindt. Het cognitieve is ‘slechts’ een van de aspecten van ons onderwijs, het gaat om het hele plaatje. We willen dat leerlingen in een flow kunnen komen. Daarom zijn ontdekken, ontwikkelen, ontplooien en kennisgemeenschap de kernwoorden van onze onderwijsvisie.
We hebben voor leerlingen ook geen vast traject op maat, het is volledig vraaggestuurd. Wil een leerling meer, dan praten ze eerst met Saskia of een van onze talentbegeleiders. Dat zijn docenten die speciaal zijn getraind om jongeren te helpen met het ontdekken van hun talenten en ook het onderwijsaanbod daarop af te stemmen. Eerst kijken we naar verdieping en verbreding, versnelling komt eigenlijk weinig voor. Toevallig heeft een leerling dit jaar een klas overgeslagen, voor haar zagen we dat als de beste oplossing. Ze deed al ons Honours Programma en maakte gebruik van verschillende verdiepingsmogelijkheden. Voor haar was dat nog niet voldoende.”
Saskia: “Het vakoverstijgende aspect zat al vanaf het begin in het Novum-programma dat we naast het reguliere onderwijs aanbieden. In de eerste jaren ging het om aanbod waar we diverse vakken hadden geïntegreerd, bijvoorbeeld Latijn, Grieks en geschiedenis bij het vak Klassieke cultuur. We merkten na verloop van tijd wel dat onderbouw-leerlingen een toenemende onderwijsdruk ervaarden. De vraag was of we de lesstof op een andere manier konden aanbieden, dat zijn de Novum-dagen geworden die alle leerlingen krijgen. Alle vakken hebben tijd ingeleverd, maar wel lesstof ingebracht. Stof die je normaal in de lessen behandelt, zit nu verweven in deze dagen. Het blijft een uitdaging om alle leerdoelen te verwerken, gelukkig zien we dat veel kennis blijft hangen, juist door deze manier van werken. Een andere uitdaging ligt bij de docenten, die moeten dingen los kunnen laten.”
Honours Programma
Saskia: “Leoniek noemde al de vier kernwoorden van ons onderwijs: ontdekken, ontwikkelen, ontplooien en kennisgemeenschap. Dat is ook de basis van ons Honours Programma, voor leerlingen die ”meer willen en kunnen” en die bereid zijn zich actief binnen het programma in te zetten. We zien de school als een kennisgemeenschap waarin iedereen van elkaar kan leren; daarom verwachten we van de Honours-leerling ook kennisoverdracht. De leerling kan bijvoorbeeld een module ontwerpen voor onze groep 9 of de Huygensklas. En die ook geven. Een TED-talk maken of een educatieve excursie organiseren kan ook.
Ze ontdekken door onderzoek te doen (PWS) met een link naar de universiteit. Ze ontwikkelen zich door een verbredingsmodule te volgen, dat kan bij ons, bij een universiteit of online. Ontplooien gaat op het gebied van burgerschap en maatschappelijk bewustzijn. Denk aan iets organiseren voor bejaarden, gehandicapten of vluchtelingen. In totaal besteden ze 300 uur aan het Honours Programma.
Leoniek: “We willen zo breed mogelijk kijken als het gaat om de ontwikkeling van onze leerlingen. Daarom is betrokkenheid bij de omgeving en maatschappij onderdeel van ons onderwijs. Het brede denken zit ook in onze docenten, er is een grote bereidheid om samen met een leerling te kijken wat deze kan en wil. Dat geldt niet alleen voor de goede leerlingen, maar ook voor diegenen die het minder doen. Dan kijk je wat die leerling echt leuk vindt. Stel dat dat geschiedenis is. Dan laat je hem op dat vak verdiepen of versnellen. Dat kan net de motivatie geven om de andere vakken ook beter te doen.
Affiniteit met dit soort onderwijs is essentieel, in de loop van de jaren zijn er docenten weggegaan die niet konden aarden. Het is nogal wat. Ongeveer 15% van onze leerlingen is hoogbegaafd; en dat zijn alleen de leerlingen waarvan we het weten, die getest zijn. Die jong zijn omdat ze in het basisonderwijs klassen hebben overgeslagen. Daarnaast hebben we ook nog een aanzienlijk aantal 145+-leerlingen. Daar moet je als docent iets mee willen en kunnen.”
Professionalisering
Saskia: “Dit jaar hebben we een grote professionaliseringsslag gemaakt, alle collega’s doen een HB-cursus vanuit het Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid (LICH). Dat was verplicht, toch komen ze er positief en vol ideeën vandaan. Het is mooi om te zien hoeveel openheid en bereidheid er bij mijn collega’s is. Het is een programma op school over onderpresteerders, zodat docenten deze groep steeds beter kan herkennen en helpen.”
Naast talentbegeleiders hebben we ook structuurbegeleiders, zij helpen kinderen met plannen en structureren. Dat hebben ze echt nodig. We werken met het MILS-onderzoek, op basis van het werk van Howard Gardner. Hoe goed ben je met woorden, luisteren en structuur. Dan zie je dat hb’ers overal gemiddeld scoren, behalve structuur. Daar scoren ze soms 0 punten.
We kijken goed naar wat de individuele leerling nodig heeft. In dat verband is het mooi dat ik aanschuif bij het overleg over zorgleerlingen. Laatst bespraken we een leerling die psychologische hulp nodig heeft. Ik wist dat hij 145+ is, dan moet je goed kijken bij welke hulpverlener je die leerling plaatst.”
De rol van de schoolleiding
Leoniek: “Dat is het mooie van hoe we het hier hebben opgezet. Saskia en de coördinator passend onderwijs staan op gelijke hoogte, ze zijn altijd met elkaar in overleg, zodat je een goed beeld van de leerling krijgt.
Daar heeft de schoolleiding een belangrijke rol in, ikzelf in het bijzonder omdat ik zowel de portefeuille zorg als hb heb. In het MT kan ik aandacht blijven vragen voor hoogbegaafdheid. Ik zorg dat het op de agenda blijft. Dat wordt overigens steeds makkelijker, omdat het steeds zichtbaarder wordt.
Saskia geeft aan mij door wat er nodig is, dan bespreek ik het in het MT. Zoals het idee van de talentbegeleiders. Het werd voor haar ondoenlijk om alle gesprekken te voeren. Toen hebben we een deel van de HB-subsidie van het samenwerkingsverband daarvoor ingezet. Daar heb je de schoolleiding voor nodig: om te zorgen voor de goede randvoorwaarden. En voor draagvlak in de school.”
Wetenschap en praktijk bij elkaar brengen. Een interview met Lianne Hoogeveen
Sinds een half jaar is Lianne Hoogeveen bijzonder hoogleraar ‘Identification, Support and Counselling of Talent’ aan de Radboud Universiteit. Al bijna dertig jaar werkt zij in het hb-veld. Hoe gaat zij haar hoogleraarschap invullen? En welke ontwikkelingen ziet zij in het onderwijs voor hoogbegaafden?
“Ik werk op verschillende manieren met en voor hoogbegaafden, als hoogleraar en docent, onder andere bij de master ‘Gifted Education’. Daarnaast ben ik als wetenschapper bezig hoe en welke aanpassingen we kunnen aanbrengen in het onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen. Als GZ-psycholoog begeleid ik af en toe cliënten, vooral jongeren en jongvolwassenen. Mijn grootste activiteit is hoofdopleider van RITHA, een ECHA-gekwalificeerde, postacademische opleiding op het gebied van hoogbegaafheid.”
Aandacht voor hoogbegaafdheid
“Dat ik in dit veld terecht ben gekomen, was geen vooropgezet plan. Ik had een tijd in Zuid-Amerika gewoond; toen ik in 1991 terugkwam was ik op zoek naar een baan. Die kreeg ik van mijn vroegere docent Frans Mönks, hoogleraar ontwikkelingspsychologie en pionier van het begaafdheidsonderzoek in Europa. Ik had op dat moment ieder vooroordeel over hoogbegaafden dat je kon verzinnen. ‘Dit zijn kinderen die zo’n geluk hebben’. Dat heeft heel kort geduurd, bij de eerste cliënt zag ik meteen de werkelijkheid geheel anders was.
Het onderwijsveld is ook veranderd. In de jaren 90 konden scholen nog zeggen: we doen niets met hoogbegaafdheid. Nu mag dat niet meer. Niet alleen dat, het is gelukkig een steeds meer geaccepteerd onderdeel van het onderwijs geworden. Steeds meer scholen hebben aandacht voor deze leerlingen.”
Verborgen talent
“Mijn drive zit hem in het zien van de verborgen talenten van leerlingen. Ik ben ook steeds verder af gaan staan van het labelen van kinderen. Het thema is zinvol, het labelen niet. Ik hoop dat dat ooit gaat verdwijnen. Wat ik zou willen is een positieve, individuele benadering waarbij er gekeken wordt naar het talent binnen de mens. Als hoogleraar wil ik me daar ook op richten.
Wat ik nu zie is een tweedeling: je hebt aan de ene kant kinderen met mogelijkheden om hun talenten te ontwikkelen. Aan de andere kant heb je kinderen die gehinderd worden, bijvoorbeeld omdat ze dubbelbijzonder zijn of door een migratie-achtergrond. Dan is het zo belangrijk dat kinderen individueel worden gezien en geholpen. En: mensen in onderwijs helpen, vaak ontbreekt de kennis over hoogbegaafdheid. Dat heeft niet alleen consequenties voor hoe docenten of ondersteuners omgaan met hb-leerlingen, maar ook hoe een school een visie en aanpak ontwikkeld. Daar is de grootste winst te behalen. Het gaat om de identificatie van een bepaald profiel: wat zijn de talenten en wat zijn de behoeften.
Ik ben promotor van Mariëlle Wittelings, zij doet met name onderzoek naar twice exceptionals. Hoe leer- en ontwikkelingsproblemen hun talenten kunnen maskeren. En wat je daar aan kunt doen. Op dit moment wordt er veel over het onderwerp gepraat maar is er nog weinig onderzoek. De bevindingen van Mariëlle gaan mensen in het onderwijs helpen om die leerlingen te zien, en specifieke aanbod te creëren.”
Wetenschap en praktijk
“Een andere onderzoekslijn waar ik mee bezig ben is die van de impliciete theorieën. Daar gaat heel veel fout. We gebruiken labels als hb of autisme. En dan hebben we een kader in ons hoofd hoe we moeten handelen. Mijn streven is om mensen bewuster te maken van die impliciete theorieën. Bijvoorbeeld de misvatting: ‘kinderen met een migratie-achtergrond zijn niet hoogbegaafd’. Mensen denken dat vaak niet bewust, maar het weegt wel mee in hun beoordeling.
Daarom wil ik onderzoek en praktijk bij elkaar brengen. Hoe zorg je voor uitwisseling en een wisselwerking tussen wetenschappers en mensen op scholen? De docent zegt vaak: de onderzoeker begrijpt me niet. Wetenschapper vinden vaak dat hun kennis niet wordt benut. Daar moeten we echt iets aan doen. Soms hebben scholen gewoon gelijk, onderzoekers zitten te veel in een ivoren toren. Ze hebben te weinig zicht op wat er in de praktijk gebeurt. Scholen mogen zeker kritisch zijn. Wetenschappers moeten de praktijk meer betrekken. Gelukkig gebeurt dat ook steeds meer. #Point is daar een mooi voorbeeld van.
Aan de andere kant zie je dat scholen vaak dingen klakkeloos aannemen, terwijl onderzoek nooit af is. Er is altijd wel iets op af te dingen. Bij de RITHA-opleiding leren we mensen onderzoek kritisch te lezen. Is het een goed onderzoek? Hoe groot was de groep die is onderzocht? Zijn de uitkomsten valide? Ik begrijp de ondzekerheid bij docenten die denken: ik ben geen wetenschapper. Maar onderzoek is niet heilig.”
Versnellen
“Ik doe al heel lang onderzoek naar versnelling. Zeker vroeger waren scholen erg huiverig om te versnellen. Docenten keken vooral: wanneer gaat het mis? Als het niet goed ging met een leerling kwam dat altijd door de versnelling. Terwijl het ook kan komen omdat een leerling te weinig kon versnellen. Jolanda Schuur heeft 22 onderzoeken op dat vlak met elkaar vergeleken en een literatuurstudie geschreven. Daaruit blijkt dat versnelde kinderen het in het hoger onderwijs nog steeds goed doen. Dus als er iets mis gaat, kijk naar alle aspecten.
Ook interessant, wat kunnen we leren van talentontwikkeling in de sport? Als je goed kunt voetballen, ga je vaker trainen, krijg je betere begeleiding, betere adviezen. Alles staat in het teken om het talent te ontwikkelen. Maar als je slim bent dan wordt er vaak anders gekeken. Je krijgt dan extra werk, terwijl je juist zou willen inzetten op het talent van een kind. Hoe krijg je het verborgen talent zichtbaar en hoe ga je dat vervolgens ontwikkelen?”
Rapport Onderwijsinspectie over 10-14-onderwijs
Onlangs bracht de Onderwijsinspectie een rapport uit over de het 10-14-onderwijs.