Actueel

  • 27 maart 2024

    NTCN-congres: Werken met 0 tot 4-jarigen met ontwikkelingsvoorsprong

    Lees meer…

  • 16 maart 2024

    BPS-conferentie voor hoogbegaafde leerlingen 2024

    Lees meer…

  • 17 februari 2024

    Publicatie Schooluitval en thuiszitten

    Lees meer…

  • 28 januari 2024

    Vereniging BPS verwelkomt twee nieuwe leden

    Lees meer…

  • 21 januari 2024

    Bekijk het webinar Jonge begaafde leerlingen

    Lees meer…


  • Alle nieuwsberichten

Artikel Hyperhoogbegaafden op school

Hyperhoogbegaafden op school
Hoe ga je om met leerlingen met een 145+-IQ?

“Oh nee – nog een definitie erbij! Maar het woord hyperhoogbegaafd is, paradoxaal genoeg, juist bedoeld om verwarring te voorkomen.” Dit is te lezen op de site van Femke Hovinga, adviseur en coach hyperhoogbegaafdheid. Scholen in Nederland maken steeds meer werk van hoogbegaafden, maar ook steeds meer wordt duidelijk dat ‘de hoogbegaafde’ niet bestaat. De groep met een IQ van 145 en meer verschilt wezenlijk van de ‘normale’ hoogbegaafden. Ook tussen de hyperhoogbegaafden zelf zit veel verschil (zie de niveaus van hoogbegaafdheid van Miraca Gross). Wat kenmerkt deze groep? Wat zijn hun sterke en zwakke kanten? En hoe kun je als school deze leerlingen helpen? We vroegen het aan Femke Hovinga en Arjan van Dijk, directeur bij Feniks Talent.

Hoe zouden jullie deze groep typeren? Wat is het verschil met ‘gewone’ hoogbegaafden?

Van Dijk: “Het denktempo van de hyperhoogbegaafde ligt nog veel hoger. En niet alleen dat, ze kunnen ook sneller en andere verbindingen leggen. Hun meterkast is anders bedraad. Dat maakt lineair en gesegmenteerd onderwijs voor hen lastig, ze haken snel af. Ook het volgzaam leren is voor hen erg moeilijk. Ze bevragen de kaders, tot het vervelende aan toe. Dat is de essentie van hun leren, door aan de kaders te rommelen. Waarom moet ik dit doen? Mag ik associatief zijn? Een voorbeeld, bij een van onze opdrachten moesten leerlingen een insect knutselen. Een van hen vroeg: mag het ook een dino zijn. Er ontstond een enorme groepsdiscussie, over dino’s en insecten, en de relatie tussen beiden. Dat vonden ze erg interessant. Uiteindelijk knutselden ze een tussenvorm.”

———————

Niveaus van hoogbegaafheid volgens Miraca Gross

Niveau                                     IQ               Hoe vaak komt het voor?
Meerbegaafd                       115 – 129                  1:6 – 1:44
Hoogbegaafd                      130 – 144               1:44 – 1:1,000
Extreem hoogbegaafd          145 – 159            1:1,000 – 1:10,000
Uitzonderlijk begaafd           160 – 179          1:10,000 – 1:1 miljoen
Onmetelijk begaafd                 180+             Minder dan 1:1 miljoen

———————

Hovinga: “Ze zijn intens, complex en laten eerder bepaalde ontwikkelingsstappen zien dan anderen. Maar het zijn ook verschillende mensen met verschillende karakters. Je kunt hen dus niet over een kam scheren. Maar dat intense hebben ze gemeen. De Poolse psychiater Dabrowski liet zien dat veel hyperhoogbegaafden een hoge prikkelgevoeligheid hebben op vijf verschillende vlakken. Ten eerste psychomotorisch, ze zijn vaak rusteloos en beweeglijk. Ook het zintuiglijke is bij hen intenser: geluiden en geuren komen veel meer binnen, zowel op een positieve als negatieve manier. Intellectueel hebben ze een enorme wil om te zaken te weten te komen. Ze willen heel veel nieuwe dingen leren, eindeloos argumenteren, oplossingen bedenken. Dat zie je terug in de voorbeelden die Arjan net gaf. Als vierde, de verbeelding. Ze zijn een kei in het visualiseren van hun gedachten, mooie verhalen bedenken die niet altijd de realiteit zijn. Als laatste zijn ze emotioneel sterk: ze ontwikkelen empathie op een jonge leeftijd. Ze voelen vaak aan wat andere mensen voelen; die gevoelens kunnen overslaan naar zichzelf. Deze intensiteit zorgt ervoor dat ze leren of activiteiten anders aanpakken; ze kunnen heel erg van iets genieten, maar ook heel hard wegrennen als ze het niet leuk vinden. Heel veel van hun gedrag en karakter is zwart of wit, ze kennen weinig grijs. Het is erg leuk of niet. Ze doen iets snel of helemaal niet. Deze groep begint bijvoorbeeld heel vroeg met praten of wacht tot ze in volzinnen kunnen spreken.”

Van Dijk: “Dat is misschien wel de kern van de problematiek, hun manier van denken en leren past niet in het normale schoolsysteem. Ze zijn breder, holistischer; aan de andere kant kunnen ze ook enorm specialistisch zijn. Een neuroloog uit Engeland gebruikte daarvoor de metafoor van de boom en de blaadjes. Bij hyperhoogbegaafden ligt de focus op de blaadjes, op alle kennis die er is, alles wat ze zouden kunnen weten. In hun hoofd groeien duizenden blaadjes. Maar de stam, de structuur, die is er dan niet of te weinig. Nog een voorbeeld, in de klas vraagt de docent waar de mensen van afstammen. Het antwoord is natuurlijk mensapen. Alleen, een hyperhoogbegaafde leerling weet dat er drie soorten mensapen zijn. Van welke stammen we dan af? Kunnen we afstammen van alle drie? Het tekstboek voorziet alleen in het antwoord mensapen, de docent wil door naar de volgende vraag, naar de structuur, terwijl de leerling nog volop in de blaadjes zit. Het resultaat: de leerling raakt gefrustreerd en haakt af. Omdat de structuur voor hen een probleem is krijgen ze vaak te horen: je bent zo slim, waarom pak je het zo stom aan.”
Hyperhb2

Wat hebben deze leerlingen nodig? Hoe kan een school hen helpen?

Hovinga: “Het belangrijkste is dat de leerling zichzelf kan zijn en daarin gekend en erkend wordt. Een kind dat zich gezien voelt, voelt en gedraagt zich heel anders dan een kind dat dat niet zo ervaart. Het startpunt is dus het herkennen van deze groep, vanuit daar kun je werken aan leren, skills en gedrag. Je ziet sommige hyperhoogbegaafde leerlingen door het schoolsysteem hollen, ze voldoen cognitief aan alles, maar zijn wel aan het onderpresteren ten opzichte van hun eigen niveau – soms halen ze zelfs daadwerkelijk onvoldoendes. Dat zie je vaak pas als het te laat is. Het komt te vaak voor dat deze leerlingen in het voortgezet onderwijs afstromen. Dan wordt de mismatch tussen hen en het onderwijs groter: hun sterke kanten zijn redeneren, abstract denken, de helicopterview. In havo en vmbo is daar veel minder ruimte voor. Ook kaders en structuur bieden is van groot belang. Deze kinderen leren zelden wat cognitieve uitdaging is, daardoor leren ze niet hoe ze moeten leren. Doordat hun executieve functies in sommige gevallen minder zijn ontwikkeld, lopen ze op een gegeven moment vast. Vaak op de middelbare school. Overigens zie je dat ook in het brein terug, bij kinderen met een IQ boven de 121 beginnen de lagen van de cortex later te groeien. Daardoor kunnen ze moeite hebben met executieve functies. Voor de school en de ouders is er dus de mooie uitdaging om deze kinderen meer uitdaging te geven, cognitief én qua ontwikkeling van skills en zelfbeeld. En veel aandacht te besteden aan de metacognitieve vaardigheden.”

Van Dijk: “Ze hebben autonomie nodig, ruimte voor eigen projecten en ideeën. Maar wel binnen kaders en zonder uit de verbinding met de groep te gaan. Iemand moet geïnteresseerd zijn in wat zij doen. Dat betekent ook dat je samen successen moet vieren. Dat vindt deze groep erg moeilijk, ze zijn zich bewust dat ze heel veel dingen niet weten. Ze moeten leren leven met het suboptimale. Een antwoord is nooit volledig. het is niet perfect, dat wordt het ook niet. Het ontbreken van de structuur in hun denken zorgt soms ook vervelende situaties. Deze kinderen hebben ongebreidelde nieuwsgierigheid; die kun je versterken in het onderwijs, maar ook uitdoven. Ik hoorde het verhaal van een jongen die voor aardrijkskunde een verslag over bruggen en sluizen moest maken. Zijn fantasie ging ermee aan de haal, hij heeft drie weken enthousiast gewerkt aan een film van 20 minuten. Die zat goed in elkaar, alleen de docent zei: dat accepteer ik niet, je had het op papier moeten maken. Natuurlijk, de leerling had zich moeten verdiepen in de eisen en heeft het ook niet aan de docent gevraagd of hij een film mocht maken. Hij had ook kunnen zeggen: deze keer bekijk ik het, de volgende keer bespreken we samen eerst de eisen. Ze hebben liefdevolle steun nodig. En een vangnet. Als je zo slim bent, heb je ook meer existentiële vragen. Waarom doe ik dit allemaal? Waarom snap ik mezelf niet? Wat moet het met mij worden? Waarom hoor ik er niet bij? De identiteitsontwikkeling van deze kinderen gaat anders, dat gevoel hebben ze ook. Als hoogbegaafde moet je ook hoogbewust zijn. Een snelle auto heeft een goede rijder nodig. Hyperhoogbegaafden hebben vaardigheden nodig om met hun snelle denken om te gaan. Zorg dan voor een goede signalering en tijdige begeleiding.”

Hovinga: “Zo’n vangnet kunnen ze deels vinden in ontwikkelingsgelijken aan wie ze zich kunnen spiegelen. Op een school zullen er weinig zijn met een dergelijk IQ; van de hele bevolking is nog geen 0,5% hyperhoogbegaafd. En dan moet je elkaar ook nog leuk vinden; je bent ook een persoon met eigen interesses en karakter. Overigens hoef je deze leerlingen niet vijf dagen in de week bij elkaar te zetten, een paar keer per week is prima. Meestal bestaat op een school zo’n groep uit hoogbegaafden van allerlei niveaus, dan is het moeilijk voor de hyperhoogbegaafden om zich uit te spreken. Ik weet dat het hard klinkt, maar het verschil tussen een hoogbegaafde en hyperhoogbegaafde kan zo groot zijn als een een vwo-leerling en eentje uit het praktijkonderwijs. Er is weinig openheid over, zelfs in de hb-community. Het lijkt wel een taboe om te zeggen dat je hyperhoogbegaafd bent.”

Van Dijk: “Bij Feniks hebben we een dagprogramma voor hoogbegaafde onderpresteerders, uitvallers, en thuiszitters. Toen ik voor het eerst hier kwam, was ik verbaasd dat ze niet allemaal aan het programmeren of leren waren. Dat is toch een vooroordeel dat je hebt. Maar hun hoofd gaat zo snel, dat hun lijf het moeilijk bijhoudt. En door hun stormachtige ontwikkelingen zitten ze al snel een aantal klassen hoger. Daarom hebben ze een enorme behoefte aan spelen, aan fysiek bezig zijn. Tikkertje, bakken, knutselen. Het verraad een dualistisch denkkader: als je je snel intellectueel ontwikkelt, betekent dat niet dat je lichaam in hetzelfde tempo meegaat. Bij ons zijn ze bezig die fysieke achterstand in te halen. Mijn advies aan scholen is dan ook: intellectuele uitdaging en structuur bieden zijn absoluut nodig, maar sport en spel zijn net zo belangrijk. Wat ik scholen ook op het hart wil drukken: schakel op tijd jeugdzorg in, doe de ondersteuning samen. Soms krijgen we jongeren hier 1,5 jaar te laat binnen. Zeker als het gaat om dubbelbijzonder, zoals hoogbegaafden met autisme. Ook dyslexie kan een groot probleem worden: je begrijpt alles, je kunt razendsnel denken, maar je kunt moeilijk lezen en schrijven. Dat zorg voor veel frustratie en ook voor agressie. Die problematiek is erg lastig, dan komt er snel een einde aan wat een school kan bieden.”

Schrijver: Martijn de Graaff

© Begaafdheidsprofielscholen 2011 | Privacy Statement