Piet Groenewegen neemt afscheid van de vereniging
In 2004 startte het project Begaafheidsprofielscholen. Het doel: een landelijk dekkend netwerk van scholen die kwalitatief hoogwaardig onderwijs en begeleiding aan hoogbegaafde leerlingen geven. In 2007 richtten de deelnemende scholen de Vereniging BPS op. CPS heeft vanaf het begin tot 2018 het project, de vereniging en de academiewerkgroep begeleid. Vanaf 2010 was Piet Groenewegen de projectleider. Ook nadat het project afgelopen was, beleef hij zeer nauw betrokken bij de vereniging door zijn rol in het bestuur en de Academie. Nu neemt hij afscheid en kijkt hij terug.
“Het project is ooit bedacht door een oud-CPS-collega, Greet de Boer. Zij was al lang bezig met onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen en kreeg het voor elkaar dat het ministerie van OCW geld beschikbaar stelde voor de ontwikkeling van een netwerk van Begaafdheidsprofielscholen. Ongeveer 25 middelbare scholen deden mee, waarvan bijna alle nog lid zijn van de vereniging. Ikzelf ben Greet na vijf jaar opgevolgd als projectleider. Daarvoor hield ik me vooral bezig met onderwijsontwikkeling, de aansluiting van het voortgezet onderwijs met vervolgopleiding, examinering en toetsing.
Hb-onderwijs boeide me wel. Toen ik conrector op het Jordan Lyceum was, hadden we te maken met hb-leerlingen. We zijn niet altijd in staat geweest deze groep goed te bedienen, dat was frustrerend. Bij het project merkte ik dat de scholen samen meer voor elkaar kregen dan elke school afzonderlijk. Vooral het leren van en met elkaar in al die werkgroepen van het project was stimulerend.”
Gedreven mensen
“In de eerste jaren hadden we een groep zeer gedreven mensen die zich pionier voelde om het hb-onderwijs goed in te richten. Daar waren ze voor het project al mee bezig, maar nu kregen ze de erkenning voor dit thema. Er waren ook financiën beschikbaar waardoor scholen mensen vrij konden roosteren. Deze konden, samen met hun collega’s van andere scholen, een enorme stap zetten.
In die tijd hadden we werkgroepen op allerlei thema’s, zoals onderpresteerders, scholing van docenten, de organisatie van de school, maar ook het versterken van de relatie met de omgeving, ouders, basisonderwijs, vervolgonderwijs. In die werkgroepen zat heel veel kennis, creativiteit en inzet. Ook organiseerden we enkele malen per jaar een projectdag, waar alle scholen bij elkaar kwamen. Mijn rol was om dit proces te ondersteunen, om te zorgen dat de scholen samen de onderwijsontwikkeling vorm konden geven, door van elkaar te leren én door inspiratie van buiten de groep naar binnen te halen.”
Succesfactoren
Ik denk dat een van de succesfactoren van het project is geweest dat de ontmoetingen altijd een combinatie waren van de inhoud en het persoonlijke. Er was een sfeer van herkenning en erkenning, omdat de meesten al langer binnen hun school bezig waren. Daardoor ontstond een groepsgevoel: we doen het met elkaar.
De deelname van de scholen was overigens niet vrijblijvend. Ze moesten mensen vrijmaken voor de bijeenkomsten. En per school moest er een hb-opgeleide persoon zijn. Die voorwaarde heeft bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering. Net als het inrichten van de visitatie. Die is ontwikkeld en uitgewerkt tijdens het project. Het dwingt scholen na te denken over hun beleid en activiteiten. En het zorgt dat scholen met elkaar in contact kunnen komen.”
Trots
“Als je kijkt naar de opbrengsten van het project is er aantal zaken waar ik trots op ben. Dat het een landelijk erkend thema is geworden, dat steeds meer scholen werk maken van hb-onderwijs. Je ziet dat er steeds meer bewustzijn is als het gaat om hb-leerlingen. Een klein voorbeeld, het Calvijn College liep er tegenaan dat basisscholen in eerste instantie zeiden: er zijn geen hb’ers in Rotterdam-Zuid. Dat heeft de school weten te doorbreken.
Ook ben ik trots op het feit dat er een bloeiende en groeiende vereniging is. Aanvankelijk was het project een besloten groep scholen met overheidssubsidie. Eenmaal op eigen benen heeft de vereniging zich opengesteld voor andere. De landelijke en de regionale bijeenkomsten worden nog als altijd zeer goed bezocht, er is nog steeds de mentaliteit om het samen te doen. Het cement van de vereniging zit in de afspraak om elkaar te helpen ontwikkelen en scherp te houden. Dat zorgt ook voor pijnlijke momenten, zoals oudgedienden die te horen kregen dat ze een nieuwe impuls moesten geven aan hun hb-onderwijs.
Ook de Academie is een mooi vervolg op het project. Het is oorspronkelijk opgezet zodat scholen good practices met elkaar konden delen. Zodat ze makkelijker bij elkaar op bezoek konden gaan. Dat functioneert nog steeds goed: scholen kunnen elkaar vinden. Nieuwe scholen weten in het aanbod interessante onderwerpen te vinden. De behoefte aan contact en leren van elkaar is groot.”
De toekomst
“Ik denk dat het goed is dat de vereniging zich de komende jaren zichtbaarder opstelt in het hb-veld. We zijn bescheiden en dat hoeft niet. Binnen de vereniging zijn nu zo’n 75 scholen met heel veel kennis en ervaring. Daarmee hebben we een fundament om onze stem te laten horen.
Ik wens iedereen alle goeds en succes. En ik ben erg blij dat ik met alle scholen en de bestuursleden heb mogen samenwerken. Overigens blijf ik actief in het onderwijs, voor de VO-raad blijf ik me bezighouden met het thema examinering.”