Actueel

‘Leerlingen voelen zich hier gezien’. Hb-onderwijs op het Hondsrug College

Het Hondsrug College is BPS-lid van het eerste uur, in 2007 werden ze lid van de vereniging. Daarvoor al waren ze bezig met een hb-aanpak. Marloes Stoker is docent Spaans, Anja Visscher is docent aardrijkskunde en Research & Development. Beiden zijn coördinator van het hb-programma vwo+ en Intermezzo.

Anja Visscher: “We zijn een middelbare school in Emmen met ongeveer 1.850 leerlingen, we bieden onderwijs op verschillende niveaus, van vmbo tot en met vwo. We hebben een regionale functie, vooral als het gaat om onderwijs aan hoogbegaafden. Veel van deze leerlingen komen van ver, zelfs uit andere regio’s, omdat we hier een uniek programma aanbieden voor deze doelgroep.”

Toen ik hier in 2001 begon, was er al een aantal jaren een plusklas voor hoogbegaafde leerlingen. Leerlingen in de onderbouw kregen daar extra uitdaging door vakken als natuurwetenschappelijk onderwijs (NWO) en Exact Anders, een soort wiskunde plus. Het was een proeftuin voor wat nu het vwo+-programma is. De plusklas was opgezet door een groep enthousiaste docenten, waaronder Irene Buffart en werd aangestuurd door drie docenten waarvan ik er later ook een werd.”

Marloes Stoker: “Ik werk elf jaar op het Hondsrug College. Ik geef Spaans, dat vak wordt bij ons alleen aangeboden aan de vwo+-leerlingen. Zo ben ik ook betrokken geraakt bij de coördinatie van vwo+. Daarnaast ondersteun ik bij allerlei activiteiten voor deze leerlingen en ben ik betrokken geweest bij het ontwerp van Intermezzo (speciaal tussenjaar voor jonge, uitgeleerde po-leerlingen als de stap naar de middelbare school nog net te vroeg komt).

De leerlingen van vwo+ zijn zeer gemotiveerd en willen meer dan het standaard programma. Daarom kunnen ze bij ons zelf bepalen waar ze extra tijd aan willen besteden: vakken op een intensiever niveau volgen, plusactiviteiten doen of projecten met elkaar opzetten.”

Hoe zorgen jullie ervoor dat hoogbegaafde leerlingen goed terechtkomen in vwo+? Is er een selectieproces?

Visscher: “Het begint met een vwo-advies van de basisschool. Daarnaast is het belangrijk dat ze gemotiveerd en ambitieus zijn. Je gaat net zo lang naar school als iedere andere leerling, maar je krijgt meer vakken in dezelfde tijd. Dit vereist wel iets van de leerling.”

Stoker: “Alle leerlingen die aangemeld zijn voor het vwo doen mee aan een een CBO-onderzoek in april. Dit onderzoek helpt ons te bepalen of een leerling goed past bij het vwo+-profiel. Als het resultaat niet meteen positief is, betekent dit niet dat we de leerling afwijzen. Het is immers een momentopname. We willen vooral leerlingen helpen die nog niet hebben nagedacht over de plusstroom, maar wel potentieel hebben.”

Wat gebeurt er nadat de leerlingen zijn geselecteerd voor vwo+?

Visscher: “Ze starten in een aparte plusklas. De leerlingen krijgen de reguliere vakken aangeboden, maar op een andere manier. We werken met leerdoelen, in plaats van cijfers krijgen leerlingen ‘badges’ die aangeven of ze de leerdoelen beheersen.”

Stoker: “De basis is “backwards mapping”. We kijken naar de einddoelen voor de bovenbouw en werken dan terug om te bepalen wat er in de onderbouw aan bod moet komen. Dit betekent dat we onderdelen uit het programma kunnen schrappen die niet noodzakelijk zijn voor het eindexamen. De ruimte die hierdoor ontstaat, gebruiken we om de lessen te verdiepen en te verrijken. En door met badges te werken, creëren we een leeromgeving waarin leerlingen zich niet druk maken om cijfers, maar zich richten op het daadwerkelijk beheersen van de leerdoelen. De nadruk ligt hiermee op het leerproces in plaats van het leerresultaat.”

Visscher: “Daarmee proberen we perfectionisme en faalangst zoveel mogelijk te voorkomen. Leerlingen kunnen altijd herkansen als iets niet goed is gegaan. Zo kunnen ze in hun eigen tempo leren en weten ze dat ze altijd de kans krijgen om het opnieuw te proberen. Dit haalt veel van de druk weg, wat erg belangrijk is voor deze groep leerlingen.”

Wat krijgen de leerlingen naast de reguliere vakken?

Visscher: “Wat vwo+ zo bijzonder maakt, is dat we niet alleen binnen de reguliere vakken extra uitdaging bieden. Leerlingen krijgen ook veel ruimte voor hun eigen projecten en persoonlijke ontwikkeling. We werken bijvoorbeeld samen met Stenden Hogeschool, waardoor leerlingen de kans krijgen om al vroeg kennis te maken met ICT en technische vakken. Daarnaast kunnen ze hun eigen onderzoeksprojecten doen binnen het vak Research & Development.

Het belangrijkste is dat we maatwerk leveren, dat hb-leerlingen de kans krijgen om hun eigen onderwijsroute te bepalen. Dit doen we door middel van een aangepast rooster. In de onderbouw zitten ze in een aparte klas met elkaar, wat ze de ruimte geeft om zich te ontwikkelen op hun eigen niveau. In de bovenbouw kunnen ze kiezen om vakken niet volledig te volgen en in plaats daarvan tijd te investeren in hun plusactiviteiten, zoals het volgen van universitaire cursussen of het doen van onderzoek.”

Stoker: “In de bovenbouw hebben de vwo+-leerlingen de mogelijkheid om plusactiviteiten te volgen. Dit zijn activiteiten die geïnitieerd worden vanuit de leerling en de eigen interesses van die leerling. Zo kunnen ze er voor kiezen om een vak te versnellen, Anglia voor Engels te volgen, deelnemen aan webklassen van de Rijksuniversiteit Groningen, cursussen volgen buiten school, et cetera. De school faciliteert de leerling in tijd. Leerlingen kunnen in overleg met de plusmentor en vakdocent een aantal lessen per week uit hun rooster laten halen om te besteden aan de plusactiviteiten. Dat is precies wat hoogbegaafde leerlingen nodig hebben.

Ze waarderen ook de mogelijkheid om in een groep te zitten met andere leerlingen die hen begrijpen. Ze voelen zich hier ‘gezien’. Het is een groep waar ze zich kunnen uiten en waar hun talenten serieus genomen worden.”

Hebben de hb-leerlingen een mentor?

Stoker: “Ja, op onze school werken we met persoonlijk mentoraat, we hebben geen traditionele klassenmentor meer. De leerlingen die deel uitmaken van onze plusstroom in de bovenbouw hebben een plusmentor. Dit zijn dezelfde mentoren die hen in de onderbouw ook al begeleidden. Ze kennen de leerlingen goed en weten waar hun uitdagingen en talenten liggen.”

Visscher: “In de mentorlessen staat het sociale en emotionele vaak centraal. In klas 1 gaat het om het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het leren functioneren in een groep. Veel van deze leerlingen hebben op de basisschool zelfstandig gewerkt en kwamen minder in contact met hun klasgenoten. In klas 2 beginnen we hen meer te laten nadenken over hun rol in de groep. Ze leren om elkaar te ondersteunen, bijvoorbeeld via een buddy-systeem waarin leerlingen elkaar helpen bij vakken waar ze moeite mee hebben.

Stoker: “In klas 3 wordt het meer gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen. Ze gaan dan echt nadenken over wie ze zijn, wat hun kwaliteiten zijn, en wat ze daarmee willen doen in de toekomst. Dit is ook de periode waarin ze zich voorbereiden op hun profielkeuze. We stimuleren hen om breed te blijven kijken en niet vast te lopen in één richting.”

Visscher: “Ook in de bovenbouw blijven we bezig met de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen. We helpen hen te ontdekken wat ze echt willen, zonder hen in een tunnel te duwen. Door bijvoorbeeld extra vakken aan te bieden, kunnen ze kiezen voor meerdere profielen voor hun eindexamen, wat hun studiemogelijkheden breder maakt.”

Stoker: “Hoogbegaafde leerlingen hebben vaak niet geleerd hoe ze efficiënt moeten leren. Veel van deze leerlingen waren gewend om alles zelf uit te zoeken, maar in de bovenbouw merken ze dat dit niet altijd werkt. Daarom besteden we veel tijd aan het ontwikkelen van goede leerstrategieën.”

Wat zijn de belangrijkste succesfactoren van vwo+?

Visscher: “Het begint met een enthousiast team. Je hebt docenten nodig die echt geïnteresseerd zijn in het werken met hoogbegaafde leerlingen en die bereid zijn tijd en energie in dit proces te steken. Het opzetten van een effectieve aanpak kost tijd, en als je een groep hebt die daarachter staat, is dat al een belangrijke stap. Daarnaast is het van essentieel belang dat de directie het nut van deze aanpak inziet en ook faciliteert.”

Stoker: “Het is ook belangrijk dat je goed communiceert over wat je doet en waarom je het doet. Als je bijvoorbeeld leermethoden inzet voor hoogbegaafde leerlingen, kun je vaak merken dat deze ook voor andere leerlingen waardevol zijn.”

Visscher: “Ik geef bijvoorbeeld leestrategieën aan alle leerlingen in de bovenbouw, omdat het hen allemaal ten goede komt, niet alleen de hoogbegaafde leerlingen.

En vergeet ook de communicatie met ouders niet. Het is belangrijk om ouders mee te nemen in dit proces, hen duidelijk te maken waarom bepaalde keuzes worden gemaakt, en ze te betrekken bij de ontwikkeling van hun kind. Wij organiseren bijvoorbeeld jaarlijks ouderavonden om hen goed geïnformeerd te houden.”

Jullie noemen het team als succesfactor. Hoe zit het met de hele school?

Stoker: “Het is niet genoeg om alleen met de plusgroep te werken; je moet alle docenten bewust maken van wat het betekent om met hoogbegaafde leerlingen te werken. Wij organiseren daarom elk jaar sessies om docenten te informeren over de behoeften van deze leerlingen en hoe ze hun programma kunnen aanpassen. Het gaat erom dat docenten bereid zijn om vakken te compacten/verdiepen of te versnellen, bijvoorbeeld door leerlingen versneld examen te laten doen.”

Visscher: “Wij hebben een beleidswerkgroep voor vwo+, waarin we met de teamleiders van alle klassen bespreken hoe we de voortgang kunnen borgen. Zo zorgen we ervoor dat de aanpak niet afhankelijk is van één persoon, maar dat het binnen de school gedragen wordt.”

Hebben jullie tips voor andere scholen, bijvoorbeeld als je aan het begin staat van een hb-aanpak?

Visscher: “Begin met een gedreven, enthousiast team. Het kost tijd om een programma goed op te zetten, en dat kan alleen als je collega’s hebt die gemotiveerd zijn. Ook is het cruciaal om de directie aan boord te krijgen en ervoor te zorgen dat er goede faciliteiten zijn. En ik zou aanraden om alles goed te documenteren wat je doet.”

Stoker: “Het is belangrijk om de leerlingen goed te kennen en ruimte te geven om te groeien. Leerlingen moeten zich uitgedaagd voelen, maar ook ondersteund, vooral sociaal en emotioneel. Als je die balans kunt vinden, kun je het beste uit deze leerlingen halen.”

© Begaafdheidsprofielscholen 2011 | Privacy Statement