Hoogbegaafden op de universiteit: uitdaging genoeg?
Hoe gaat het met de hoogbegaafden op de universiteit? Krijgen zij de uitdaging en ruimte die ze nodig hebben, en die op steeds meer scholen in het voortgezet onderwijs normaal is? Honours en excellentie zijn weliswaar steeds normaler in het hoger onderwijs, toch hebben we het idee dat dit niet voldoende is. Daarom organiseerden we als Vereniging Begaafdheidsprofielscholen op 15 mei 2014 een mini-conferentie met vertegenwoordigers van ongeveer 10 universiteiten en relevante organisaties als Mensa en CBO. Doel was een dialoog tussen de verschillende partijen met als uitkomst de vraag: welke ingrediënten zijn van belang.
Voorgezet onderwijs: een goede basis voor een brede hoogbegaafdheidsbeweging
In het voortgezet onderwijs begint de beweging om hoogbegaafden een aantrekkelijk en uitdagend programma te bieden, op stoom te komen. Naast de inmiddels 40 leden van de vereniging geven steeds meer scholen aandacht aan deze groep. Dat doen zij door uitdagende programma’s, flexibiliteit in het rooster en curriculum en eigen verantwoordelijkheid van leerlingen zelf. Ook in het primair onderwijs begint het besef te ontstaan dat hoogbegaafden meer nodig hebben dan alleen extra stof. In het beleid van de overheid zien we dit terug, zoals blijkt uit de brief van de staatssecretaris van 23 april jongstleden. Natuurlijk, er moet nog veel gebeuren, maar er is een goede basis.
Universiteiten en hoogbegaafdheid: wat merken we op?
Onze ervaring is dat hoogbegaafden baat hebben bij ruimte in hun programma en een individuele aanpak. In het voortgezet onderwijs merken we dat dit goed werkt bij deze leerlingen. Kijken we naar de universiteiten dan lijkt het onderwijs daar steeds schoolser te worden, het curriculum is vooral cognitief gericht, er ontbreekt kennis over hoogbegaafdheid, en: het volgen van een vrij programma wordt niet actief gestimuleerd door de universiteit. Wettelijk gezien zijn vrije programma’s mogelijk, maar omdat examencommissies onder grote druk staan, is het uiteraard handiger als iedereen hetzelfde parcours doorloopt. Ook weten weinig studenten dat een vrij programma tot de mogelijkheden behoort.
De afgelopen 10 jaar is honours gegroeid van een project in de marge van een hoger onderwijsinstelling naar structurele programma’s over de hele breedte. Er zijn facultaire en universiteitsbrede honoursprogramma’s, er zijn university colleges en voor de betere vwo-leerlingen zijn er pre-university colleges.
Er gebeurt dus veel. Maar is het genoeg?
Als je te hoge verwachtingen hebt, word je teleurgesteld
Een van de sprekers tijdens de bijeenkomst was Noks Nauta, expert op het gebied van hoogbegaafde volwassenen, die kort inging op het onderzoek dat al is gedaan naar hoogbegaafden op de universiteit. Haar verhaal begint in 1844 als de toen 16-jarige Tolstoi naar de universiteit gaat. Hij had hoge verwachtingen: hij wilde onderdeel zijn van de gemeenschap, hij zag uit naar goede gesprekken met studiegenoten en hij verwachtte hoogleraren met inhoud. Al op zijn eerste dag werd hij teleurgesteld: zijn verwachtingen werden niet ingelost. En dat bleef ook zo.
Er is nog weinig onderzoek naar hoogbegaafdheid en universitair onderwijs. Wat we wel weten is dat hoogbegaafden, net zoals Tolstoi 150 jaar geleden, diepgang en samenhang van de stof misten. Ze zien geen inpassing in het geheel, en missen een goede discussie met docenten en mede-studenten. Zoals een studenten het verwoordde: “als ik in een werkgroep zit wil ik meer weten, meer zeggen. Ik steek nu mijn energie in mijn mond houden, en daardoor mis ik belangrijke dingen.” Ook zijn ze vaak teleurgesteld in de feedback op wat ze maken: ze steken veel werk in een paper en krijgen dan een oppervlakkige beoordeling.
Gezien de massaliteit van het onderwijs in het eerste jaar en de niveauverschillen tussen studenten is dit geen vreemde constatering. Uit onderzoek van de Universiteit Leiden onder 80 pre-university-studenten bleek het IQ te varieren tussen 100 en 140. Feit blijft dat hoogbegaafden voortdurend op zoek zijn naar de betekenis en de samenhang van hetgeen ze leren. Ook zoeken ze samenwerking met gelijkgestemde studenten. Op scholen in het voortgezet onderwijs is dat relatief makkelijk te regelen. Op een universiteit met duizenden studenten is dat een stuk lastiger. Hoogbegaafde studenten voelen zich dan ook vaak eenzaam.
Hoe zorgen we ervoor dat deze studenten elkaar vinden, ontmoeten en helpen? Is het bijvoorbeeld mogelijk om hoogbegaafden in groepjes aan (multidisciplinaire) projecten te laten werken?
Honours: wie mag er meedoen?
“Het is meer werk, maar inhoudelijk niet zo interessant”. Zo formuleert een hoogbegaafde studente haar kijk op honoursprogramma’s. Natuurlijk is dit een voorbeeld, en het ene programma is het andere niet. Toch hebben we het gevoel dat honours niet de uitdaging en vrijheid biedt aan hoogbegaafden die zij nodig hebben. Mogen studenten bijvoorbeeld op een andere manier excelleren dan de kaders van honours voorschrijven? En mogen ze dat ook als er extra ondersteuning nodig is om dat voor elkaar te krijgen?
En dan is er nog de vraag: wie mag er meedoen? Vaak wordt gekeken naar cijfers, terwijl hoogbegaafden niet altijd goede cijfers hebben. Probleem is dat er niet een kant en klare definitie van hoogbegaafdheid is, dus hoe kun je dan selecteren?
Excellentie is absoluut belangrijk voor een universiteit, om de wetenschap beter te maken. Dat zien hoogleraren en ook bestuurders. Alleen: het bestaan(srecht) van universiteiten hangt af van de massa die het werkveld ingaat.
Wat hebben docenten nodig?
De tweede spreker was Lianne Hoogeveen van het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek. Zij ging in op de docenten. De ECHA-opleiding heeft veel ervaring met het trainen van docenten om goed onderwijs en begeleiding te bieden aan hoogbegaafde leerlingen. Wat heeft een docent nodig? Allereerst een stevige theoretische basis, zodat ze zelf een mening kunnen vormen. Praktijkervaring is essentieel, net als onderzoek kunnen doen en lezen. Daarnaast moet je een nationaal en – liefst ook – internationaal netwerk hebben. Je kunt alleen iets doen als je hulp hebt van anderen.
Zou dit ook moeten gebeuren met docenten van universiteiten? Zij willen het beste uit hun studenten halen, maar kunnen niet oog voor alles hebben. En studie-adviseurs? Zij krijgen de studenten vaak te zien, vanaf het allereerste begin, en zouden de signalen moeten kunnen oppikken.
Je eigen meerwaarde kennen
Aan de andere kant zouden hoogbegaafde leerlingen in het voortgezet onderwijs bewuster van zichzelf moeten worden gemaakt. Ze moeten hun eigen handleiding kennen, niet alleen wie je bent en wat je kunt, maar ook de vaardigheden om met je eigen hoogbegaafdheid om te gaan in het sociale verkeer. En weten wat je nodig hebt. Dan kun je op de universiteit beter voor jezelf op komen, en je wensen duidelijk maken. Het gaat dan niet alleen om cijfers, maar ook wat je daarnaast hebt gedaan. Een portfolio waar je zelf verantwoordelijk voor bent en waarin je jouw groeiproces laat zien, kan daarbij helpen.
Want dat hoogbegaafden een meerwaarde kunnen hebben is zonder meer duidelijk: zij kunnen de topwetenschappers van de toekomst worden. Mits ze terecht komen in een goede omgeving, voldoende worden uitgedaagd en ze de ruimte krijgen om hun eigen pad te volgen.
Wat we ook zien is dat hoogbegaafden vanuit het primair onderwijs als ‘herkend en erkend’ binnenstromen in het voortgezet onderwijs. Ze zijn getest, op school wordt er veel met hen gedaan. Hun ouders zijn mondig en betrokken als het gaat om wat hun kind nodig heeft. En ze schuwen een proces niet om de school te laten voldoen aan de de behoeftes van hun kind. Nog een paar jaar en die generatie gaat naar de universiteit. We zien dat nu ook al, in de media zijn er voorbeelden van hoogbegaafde leerlingen die zaken aankaarten als het gaat om onderwijs. Neem bijvoorbeeld iemand als Sywerd van Lienden die vanuit het LAKS zich manifesteerde en zeer mondig is.
Hoe nu verder?
Tijdens de bijeenkomst hebben we met de vertegenwoordigers van de universiteiten en andere organisaties de vragen en mogelijke antwoorden verkend. We waren erg blij met hun input en betrokkenheid. Nu maken we een document op basis waarvan we graag verder het gesprek aangaan met de universiteiten, op alle niveaus. Om te kijken welke mogelijkheden er zijn, en wat de kennis en ervaringen in het voortgezet onderwijs kan betekenen voor het hoger onderwijs.
Vragen die vaak naar voren kwam, zijn:
– hoe kunnen we de wettelijk toegestane vrije programma’s meer gebruiken voor hoogbegaafden? En zij voor zichzelf?
– hoe kunnen we docenten en adviseurs op de universiteit helpen hoogbegaafden te herkennen en erkennen?
– kunnen we, net zoals honours, beginnen met kleine experimenten aan de rand van het universitair onderwijs, om op die manier ervaringen en kennis op te doen?
– welke initiatieven en activiteiten zijn er al op de universiteit waar we gebruik van kunnen maken?
Genoeg te doen dus. Wij zijn er klaar voor. We delen graag onze ervaringen en staan open voor de dialoog.