Column #24 – Thuiszitten, wat gaan we doen?
Dick van Hennik is onder andere voorzitter van de Vereniging BPS. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel. Dit is zijn laatste column, hij neemt op 17 maart 2021 afscheid als voorzitter.
Passend onderwijs betekent niet dat de leerling (weer) in de school behoort te passen, maar dat het onderwijs zodanig passend wordt gemaakt, dat de leerling blijft leren.
Op deze zin heb ik wat zitten broeden. Het eerste deel gaat over de vraag of de leerling werkelijk wel centraal staat. Vrijwel elke zichzelf respecterende school heeft deze leerstelling wel in de schoolgids staan. Gesteld dat we dat ook waar maken, hoe komt het dan dat er nog zoveel leerlingen niet meer naar school gaan, omdat het niet meer lukt om er te leren? Daarom heb ik in het tweede deel van de zin de woorden ‘blijft leren’ opgenomen. We komen immers pas in actie als er een crisis is ontstaan, als de thuiszitter een probleem geworden is. Is het mogelijk om dit te voorkomen?
Onlangs kreeg ik een nuttig boekje in handen. ‘De achterkant van het onderwijs’, is de titel. Nuttig, omdat het niet de pretentie heeft te zijn gebaseerd op gedegen onderzoek, maar omdat het een serie gesprekken weergeeft waarin ervaringsdeskundigen zich uitspreken over wat hen is overkomen. De auteurs Marjon Velsink en Melanie Philips, beiden werkzaam in het voortgezet onderwijs, doen verslag van hun gesprekken met leerlingen die door omstandigheden niet meer naar school gingen. Over het algemeen hebben ze zich door een moeilijke periode heen geworsteld en uiteindelijk hun plaats in de samenleving gevonden. Nuttig, omdat de auteurs zich hebben laten leiden door het verhaal van de betrokkenen en vanuit die verhalen enkele suggesties hebben gedestilleerd.
Naast de verhalen van de jongeren, hebben ze ook ‘omstanders’ geïnterviewd. Die hoofdstukken verbreden het perspectief. Ook hier zien we illustraties van een worsteling en misschien ook wel van een alom gevoelde machteloosheid. De politieke keuze, bijvoorbeeld, om de financiering van de zorg te veranderen, heeft de uitvoerders van die zorg voor grote problemen gesteld.
Maar mij trof vooral het relaas van de inspecteur van het onderwijs. Op de vraag naar de oorzaken van het thuiszitten (en van de toename van het aantal leerlingen die dat moeten meemaken) volgt een lijst van oorzaken (p.52). Helemaal onderaan de lijst staat ‘(zeer) hoogbegaafdheid’. Kenmerk van de lijst: het gaat over symptomen en niet over de vraag of de wijze waarop het onderwijs is ingericht wel klopt. Geen toelichting, geen twijfel, geen bespiegeling. Een volgende vraag van de auteurs betreft de door de scholen ervaren druk om goede cijfers aan te leveren bij de inspectie. Ook hier weer geen twijfel. Inspecteurs houden toezicht op de naleving van wet- en regelgeving. Daar moeten we het dan mee doen. Geen spoor van twijfel over de aard van die regels. Ik heb de wet er niet op nagelezen, maar ik vraag me af of in de wet geregeld is dat scholen met elkaar vergeleken moeten worden.
Het moge duidelijk zijn dat we zelf de hand aan de ploeg moeten slaan. Dat we eigenzinnig op zoek gaan naar wat voor de leerlingen passend is. Ik doe een paar suggesties.
– Laten we de termen opbrengsten, rendementen, leerwinst, leerachterstanden en alle andere aan de bedrijfskunde ontleende woorden uit ons onderwijsvocabulaire schrappen.
– Laten we leren rekening te houden met het ontwikkelingstempo van kinderen en adolescenten, dat immers gekenmerkt wordt door ups en downs, door ‘sprongetjes’ en stilstand.
– Laten we ophouden van hen te eisen dat ze op een van tevoren vastgesteld tijdstip voldoen aan een norm, die een ‘overheid’ heeft vastgesteld en waaraan ze op een bepaalde leeftijd moeten voldoen.
– Laten we ophouden de leerlingen die niet op tijd voldoen aan de van tevoren gestelde eisen te bestempelen als probleemleerlingen, want het levert alleen maar verliezers op. Allereerst de leerling zelf, dan de leraar en tenslotte de school.
We weten allemaal dat we kwaliteit alleen nog maar meten door vooral naar kwantiteit te kijken. Het roer kan alleen maar om als we onze overheden laten weten dat we onze kwaliteit niet meer gaan verantwoorden door middel van cijfers, maar door te laten zien dat onze leerlingen continu blijven leren. Dat we het onderwijs zo passend hebben gemaakt, dat de leerlingen zich gestimuleerd weten, dat ze worden beoordeeld op hun resultaten, maar nooit veroordeeld omdat ze niet in een systeem passen. Wie weet kunnen we dan voorkomen dat kinderen thuis komen te zitten; kunnen we ervoor zorgen dat ze blijven leren.
Epiloog
Dit was mijn laatste column als voorzitter van de BPS. Ik mag terugkijken op een lang onderwijsleven. Ik heb mijn schooltijd doorgebracht in de jaren ’50 en ’60 en ben mijn loopbaan begonnen in 1970. In een tijd waarin het verschijnsel thuiszitter vrijwel onbekend was.
Behoudzucht kan mij zeker niet aangewreven worden, maar als ik de treurnis van het thuiszitten nu aanschouw, kan ik een nostalgisch verlangen naar die goede oude tijd niet helemaal onderdrukken. Tijd dus om af te sluiten. De vereniging BPS staat vooraan bij het streven naar onderwijs dat begaafde leerlingen past. We leren gezamenlijk hoe dat nog beter kan; we ondersteunen waar het moet, volgen kritisch waar het helpt en ik hoop van harte dat jullie daar nog lang mee door zullen gaan.