Actueel

  • 25 april 2024

    Vereniging BPS verwelkomt drie nieuwe aspirant-leden

    Lees meer…

  • 23 april 2024

    Brochure over Kansengelijkheid van het Kenniscentrum HB

    Lees meer…

  • 27 maart 2024

    NTCN-congres: Werken met 0 tot 4-jarigen met ontwikkelingsvoorsprong

    Lees meer…

  • 16 maart 2024

    BPS-conferentie voor hoogbegaafde leerlingen 2024

    Lees meer…

  • 17 februari 2024

    Publicatie Schooluitval en thuiszitten

    Lees meer…


  • Alle nieuwsberichten

Artikel De doorlopende leerlijn op de basisschool

Hoogbegaafde leerlingen in het vizier
De doorlopende leerlijn op de basisschool

Voor hoogbegaafde leerlingen is het van belang dat zij zo snel mogelijk ‘ontdekt’ worden en daarna in het vizier blijven en de juiste ondersteuning krijgen. Op de Verenigingsdag van november 2018 presenteerden twee basisscholen hoe zij werken met een doorlopende leerlijn, juist om dit te bewerkstelligen. Wat zijn hun uitgangspunten? Hoe organiseren ze dit binnen hun school? Sabine Wolfs is intern begeleider en specialist hoogbegaafdheid op de Jan Ligthartschool Rendierhof in Tilburg, Hetty Meulensteen is specialist hoogbegaafdheid en begeleider plusklassen op basisschool De Vlasgaard in Zeeland.

Hetty: “Onze school heeft vier kernwaarden: vertrouwen, respect, veiligheid en aandacht. We vinden het belangrijk dat leerlingen, leerkrachten en anderen op een positieve, vreedzame manier met elkaar omgaan. En plezier maken en genieten. We leggen de lat hoog, voor onszelf en voor de leerlingen. Ons onderwijs is er onder andere op gericht dat de kinderen succeservaringen opdoen, presteren naar hun vermogen en daardoor vertrouwen krijgen in hun eigen kunne. Dat begint als ze hier op school komen, er is een goede overdracht met de voorschool. Daardoor kunnen we anticiperen op de ontwikkeling die de kinderen hebben ingezet. Hoogbegaafdheid sluit daarbij aan, het gaat erom dat je dit zo vroeg mogelijk signaleert. Bij de aanmelding vragen we er de ouders ook naar. Heeft u kind een ontwikkelingsvoorsprong? Je wilt dat kinderen op maat worden bediend en altijd enthousiast zijn om te blijven leren.”

Sabine: “Ook bij ons willen we zo snel mogelijk meer- en hoogbegaafde kinderen signaleren, anders passen ze zich aan en gaan ze onderpresteren. Als kinderen bij ons binnenkomen zijn we bij de intake al alert op een ontwikkelingsvoorsprong. We maken in de onderbouw ook gebruik van het signaleringsinstrument Knappe kleuters. Erg fijn is dat we een grote school zijn, ongeveer 700 leerlingen, zodat we ruime middelen hebben om goede zorg te bieden, aan de onderkant maar zeker ook aan de bovenkant. Elk kind krijgt wat hij of zij nodig heeft. Dat past ook bij de pijlers van ons onderwijs: ‘kindgericht, creatief en uitdagend’. Uiteraard bieden we kwalitatief goed onderwijs, maar we willen vooral kindgericht werken. Dat betekent dat we leerlingen serieus nemen en voor ze openstaan; rekening houden met de mogelijkheden én de uitdagingen van het kind.”

Doorlopende leerlijn
Bij beide scholen kwam meer dan vijf jaar geleden de behoefte om de aanpak voor hoogbegaafden steviger neer te zetten. Zowel Jan Ligthart Rendierhof als De Vlasgaard kozen voor een doorlopende leerlijn.

Sabine: “De aanpak die we nu hebben is gegroeid uit een plusklas die we in 2010 hadden opgezet. We zijn begonnen met groep 5 tot en met 8, onder de naam Vindingrijk. De basis voor de doorlopende leerlijn vonden we in de visie van Jan Kuipers: kinderen zelf doelen laten stellen, de kracht in jezelf ontwikkelen, de omgeving betrekken. We kunnen zelf zorgen voor uitdagend materiaal, maar jezelf ontwikkelen, zoals doorzetten en leren leren….dat moeten ze zelf doen. Vanuit die gedachte werken we. Inmiddels hebben we voor de hele school plusgroepen: de Onderzoekersclub voor groep 1 en 2, de Speurdersclub voor groep 3 en 4. Binnen de plusgroep Vindingrijk hebben we een lesopbouw waar ruimte is voor gevoel en voor verstand. We beginnen met het onderdeel ‘hart op de tong’. In een kringgesprek kunnen de kinderen hun eigen verhaal doen, vertellen wat ze hebben meegemaakt en waar ze mee zitten. Deze kinderen hebben erg veel in hun hoofd en kunnen dan zelf moeilijk tot een oplossing komen. Ze geven elkaar tips. Daarna hebben ‘tong op de schoenen’, ze werken aan uitdagende opdrachten. Ze gaan iets ontwikkelen of onderzoeken. Samenwerken en reflectie zijn daar een wezenlijk onderdeel van. We eindigen met ‘vuur uit je sloffen’, waar ze strategische of coöperatieve spellen spelen.”

Hetty: “Op onze school is er altijd zorgvuldig gekeken naar wat leerlingen nodig hebben: kinderen die extra ondersteuning nodig hebben om mee te komen, kinderen met gedragsproblemen, en ook hoogbegaafdheid. Vijf jaar geleden zijn we begonnen om de hoogbegaafdheids-aanpak steviger neer te zetten, door middel van de doorgaande leerlijn. Die begint in groep 1. Er zijn plusgroepjes en verrijkingsmateriaal. Doordat we deze leerlingen in groep 1 en 2 al in beeld hebben, werkt dat door naar de andere groepen. Belangrijk om te zeggen is dat deze doorlopende leerlijn onderdeel is van ons onderwijs en geen zij-project. We doen het gewoon zo, alle leerkrachten zijn daar op gericht. Ze zijn daar ook in geschoold en worden door de ib’ers gecoacht. We kennen vijf zorgniveaus: het basisaanbod, verrijking binnen de methode, verrijking buiten de methode, de plusklassen en de zogenaamde peergroepen. Dat zijn bovenschoolse plusklassen, met kinderen van twee andere scholen binnen ons bestuur. Een dag in de week krijgen ze aanbod speciaal voor hoogbegaafden. De kinderen in de peergroepen zijn getest en hun onderwijsbehoefte zijn goed beschreven.”

De rest van de school meenemen
Zowel Meulensteen als Wolfs benadrukken dat het extra aanbod niet los staat van de rest van de school. De stevige relatie tussen plusgroep – reguliere klas is essentieel.

Hetty: “Je kunt zeggen dat de doorlopende leerlijn niet alleen verticaal loopt, dus van groep naar groep zodat je de leerling steeds goed kunt bedienen. Het werkt ook horizontaal, we maken verbindingen tussen verschillende voorzieningen. En vooral: wat er in de plusklassen en in de peergroepen gebeurt moet een verbinding hebben met wat er in de klas gebeurt. Er is overleg tussen ons en de leerkrachten, de lijntjes zijn erg kort. Ik vertel wat ik in een peergroep heb gedaan, dan overleggen we wat de leerkracht in de klas kan doen, en hoe ik dat kan terugpakken in de peergroep. Er moet een transfer zijn naar de eigen klas; de bedoeling is dat een kind het geleerde ook in je eigen klas moet kunnen toepassen. We werken met doelen zodat de leerlingen gericht aan hun ontwikkeling kunnen werken. Dat leggen ze vast in een portfolio.”

Sabine: “Doelen zijn ook bij ons de rode draad van de doorlopende leerlijnen. Wat moeten ze leren? Waar ligt de focus? In de onder- en middenbouw werken de kinderen met de Groeiboom. Eerst maken ze kennis met doelen stellen, vervolgens gaan ze ermee aan de slag. De Groeiboom is de visualisatie van waar ze aan werken. Vanaf groep 5 werken de leerlingen met Mijn plan en gaan ze meetbare doelen stellen aan de hand van de drie onderdelen leren leven, leren leren en leren denken. Drie maal per jaar zijn er portfoliogesprekken waar we de doelen bespreken. Die gesprekken zijn inspirerend, leerlingen weten heel goed waar ze aan willen of moeten werken. Vaak gaat het om aspecten en vaardigheden van het leren leren die ze lasting vinden, nog weinig tonen en nog niet goed weten hoe ze hier aan kunnen werken. Door hierover te praten krijgen ze handvatten en kunnen ze gaan oefenen. Maar we moeten daar ook realistisch in zijn. De plannen delen en bespreken we met ouders en leerkrachten.”

Hetty: “De vraag die steeds vaker terugkomt is: waarom doe je de dingen die je doet? Hoe bedien je de leerling optimaal? Op welke plek kan het kind het beste aanbod krijgen? We zijn niet tegen versnellen, we zoeken het vooral in de breedte. Bijvoorbeeld door te werken aan een project in groepjes van drie of vier. We stimuleren daarmee samenwerken en verantwoordelijkheid nemen. Aan het einde van de plusklasperiode, halverwege groep 8, doen ze een meesterproef. Dat kan over van alles gaan, we hebben al onderwerpen gehad als medische apparatuur, djinns en John F. Kennedy. Het eindresultaat is een project en een presentatie in de peergroep met ouders erbij. Maar ook een presentatie in de eigen klas. De peergroep is heel veilig, dus goed om te doen in de klas.”

Sabine: “Net zoals bij De Vlasgaard is overleg tussen ons en de leerkrachten erg belangrijk. Doordat we voor alle groepen programma’s hebben, kunnen we hen goed in de gaten houden. Overigens krijgen leerlingen die extra aanbod nodig hebben dat eerst in de klas. We hebben bijvoorbeeld de Vindplaatskast waar allerlei uitdagende materialen staan. Als we zien dat een leerling meer uitdaging kan gebruiken, gaan we in gesprek met de leerkracht en de ouders. Eerst verrijken in de klas. Als ze dan nog steeds leerhonger en tijd over hebben dan wordt via een zorgvuldige beoordeling en afweging de keuze gemaakt om een leerling in een plusgroep te plaatsen. De leerlingen in de plusgroep staan niet op een voetstuk. Zij moeten het leren leren en hun executieve functies verder ontwikkelen. Andere kinderen leren die in de klas, dus deze groep in eerste instantie ook. En je wilt er voor waken dat zo’n leerling weer uit een plusklas moet, dat is slecht voor het zelfvertrouwen. In dit proces hebben we leerkrachten heel erg hard nodig. Ook als de leerlingen in de plusklas zitten. Na een bijeenkomst van de plusklas mailen we de leerkrachten wat er besproken is en wat de opdrachten zijn. Leerlingen moeten die namelijk verwerken in hun weektaak. Projecten worden afgesloten met presentaties of verslagen; daarbij wordt ook vaak een koppeling gemaakt met de klas. Natuurlijk hangt er aan deze presentaties en verslagen een beoordeling aan vast.”

© Begaafdheidsprofielscholen 2011 | Privacy Statement