Actueel

  • 7 april 2025

    “We geven heel veel ruimte aan autonomie” Hb-onderwijs op basisschool De Springplank

    Lees meer…

  • 10 maart 2025

    “Flexibiliteit zit in ons DNA”. Hb-onderwijs op het Zuider Gymnasium

    Lees meer…

  • 5 maart 2025

    Bijna 100 leden voor Vereniging BPS!

    Lees meer…

  • 10 februari 2025

    Twee nieuwe BPS-leden

    Lees meer…

  • 30 januari 2025

    Column #6 Marko Otten: Wetenschappelijke Raad

    Lees meer…


  • Alle nieuwsberichten

“We geven heel veel ruimte aan autonomie” Hb-onderwijs op basisschool De Springplank

Basisschool De Springplank in Teteringen werd in 2022 aspirant-lid van de vereniging. Na een succesvolle visitatie vorig jaar zijn ze nu volwaardig lid. Sjoerd Hagen is de directeur, Riana van Vliet is intern begeleider.

Sjoerd Hagen: “We zijn een Jenaplanschool, de kern van ons onderwijs draait om wereldoriëntatie. Dit betekent dat we niet alleen cognitieve ontwikkeling stimuleren, maar ook de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen, zoals sociale vaardigheden en zelfbewustzijn. We vinden het belangrijk dat kinderen zich ontwikkelen als volledige mensen. Het HB-onderwijs past daar goed bij. Hoogbegaafde kinderen hebben vaak een grote behoefte aan autonomie, daar geven we in ons onderwijs veel ruimte voor.”

Riana van Vliet: “Inderdaad, we sturen en coachen. We geven instructie op hun eigen niveau, en zorgen ervoor dat kinderen zelf aan de slag gaan. Onze leerlingen volgen een ritmisch weekplan, waarin ruimte is voor afwisseling en voor eigen leerdoelen. Zo benutten de kinderen de kansen die ze krijgen om hun eigen werk in te plannen.

In totaal hebben we 235 kinderen op school, verdeeld over drie voltijds HB-groepen en acht reguliere stamgroepen. Iedere stamgroep bestaat uit twee leerjaren. Dat is voor de kinderen een extra uitdaging: ze werken samen met andere leeftijden.”

Jullie zijn zes jaar geleden begonnen met de voltijd HB-groepen. Wat was de aanleiding om dit te doen?

Van Vliet: “Het idee ontstond toen we merkten dat we al een grote groep meer- en hoogbegaafde kinderen hadden die verrijking nodig hadden. Dit was in mijn eerste jaar hier op school. Binnen ons bestuur waren er al andere scholen met voltijds HB-voorzieningen die overvol waren. Geografisch gezien pasten wij goed in het plaatje, en we zagen dat er een kans was om ons aanbod uit te breiden. Daarnaast wilden we ons team verder ontwikkelen, omdat we wel de kennis hadden, maar die nog niet volledig in onze school konden integreren.”

Hagen: “We zijn met twaalf kinderen begonnen, nu zitten we op 58. We ontvangen wekelijks aanvragen van ouders die graag hun kinderen bij ons willen aanmelden. De behoefte is dus duidelijk.”

Hoe zagen de eerste stappen eruit?

Van Vliet: “Ons eerste uitgangspunt waren de vier pijlers van het Jenaplanonderwijs: gesprek, spel, werk en viering. Vervolgens hebben we gekeken hoe deze pijlers en onze werkwijze aansluiten bij de behoeften van hoogbegaafde kinderen. Zijn er aanvullingen nodig en zo ja, welke? Vanuit literatuur en de ervaring van de collega-school binnen ons bestuur hebben we zeven aanvullende pijlers ontwikkeld. Op basis daarvan hebben we ons beleid vormgegeven.

Eén van de pijlers is de verbinding tussen hoofd, hart en lichaam. Hoogbegaafde kinderen zijn vaak heel analytisch ingesteld, het is essentieel dat zij leren verbinding te maken met hoofd, hart en lichaam. Zeker gezien de intense en wisselende emoties die zij ervaren. Om de samenwerking tussen de drie aspecten te vergroten, proberen we dagelijks momenten in te bouwen om de verbinding te herstellen, bijvoorbeeld door een korte meditatie of ademhalingsoefeningen. Hierdoor ontstaat er meer balans.

Daarnaast is er de pijler van balans tussen analytische, creatieve en praktische vaardigheden, gebaseerd op het triarchisch model van Sternberg. We bieden project- en onderzoeksgericht onderwijs aan, daarmee stimuleren we deze drie vaardigheden. Kinderen kunnen zich hierin zo evenredig mogelijk ontwikkelen.

Veel van deze kinderen zijn sterk in de analytische en creatieve vaardigheden, maar hebben soms moeite met de praktische uitvoering. We bieden ze de ruimte om die vaardigheden te ontwikkelen.”

Hagen: “Alles grijpt in elkaar. Elke pijler is met andere pijlers verbonden. Het gaat niet alleen om cognitieve ontwikkeling, maar ook om sociale en emotionele groei. Door ze in een veilige omgeving te plaatsen waar ze zichzelf kunnen zijn, kunnen we hen helpen om volledig tot bloei te komen.

De pijlers blijven de leidraad voor alles wat we doen, maar we blijven ook bijschaven. Je merkt gaandeweg dat niet alles altijd meteen werkt, maar dat is ook het proces van leren en ontwikkelen. We kijken naar wat goed werkt voor onze kinderen en passen een bestaande aanpak of werkwijze eventueel aan.”

Kun je daar een voorbeeld van geven?

Van Vliet: “Het omgaan met vieringen, een wezenlijk onderdeel van Jenaplanonderwijs. In eerste instantie wilden we dat alle kinderen erbij aanwezig waren, maar gaandeweg merkten we dat dit voor sommige kinderen te veel gevraagd was. Voor veel hoogbegaafde kinderen zijn grote groepen en veel geluid stressvol. Samen met het kind en de ouders zoeken we naar passende interventies. Zo kom je tegemoet aan de behoeften van de kinderen, maar bied je ook ruimte voor het Jenaplan-karakter.”

Hagen: “We merken dat dit goed werkt. Ook voor kinderen die de vieringen liever helemaal vermijden, is het belangrijk dat ze deze keuze krijgen. Dan neem je de kinderen serieus in hun sensitiviteit en bied je ruimte om hierin een weg te vinden. Tegelijkertijd leren we ze om met ongemak om te gaan – zonder daarbij over hun grenzen heen te gaan – want dat is ook een belangrijk onderdeel van het leven.”

De basis van jullie beleid zijn de good practices van andere scholen en kennis uit wetenschap en praktijk?

Hagen: “Die zaken hebben ons geholpen een solide fundament te leggen. We hebben alles opgebouwd vanuit de wetenschap, met input van zowel theorie als praktijk. Het was belangrijk om theorieën over hoogbegaafdheid en executieve functies te vertalen naar een bruikbare vorm voor ons onderwijs: hoe kun je theorie toepassen in de praktijk.

Van Vliet: “We hebben een handboek ontwikkeld waarin we de verschillende pijlers van ons onderwijs uitleggen en onderbouwen. Voor elke pijler hebben we een stuk theorie toegevoegd en meteen de vertaling naar onze dagelijkse praktijk op school. Daarnaast hebben we een lijst met middelen die we in onze lessen gebruiken.

Het mooie is dat de collega’s een actieve bijdrage leveren aan deze kennisdeling. Het helpt dat sommige collega’s zelf wetenschappelijke artikelen lezen of opleidingen volgen, waardoor we ons blijven ontwikkelen.”

Hebben jullie een specifiek voorbeeld waarbij nieuwe kennis invloed had op de praktijk?

Van Vliet: “Een goed voorbeeld hiervan is de verschuiving in onze visie op versnellen. In het verleden waren we nogal kritisch op versnellen en vonden we dat kinderen vooral binnen hun eigen leeftijdsgroep moesten blijven. Door (bij)scholing zijn we ons meer gaan realiseren dat het niet alleen om leeftijd gaat, maar vooral om de cognitieve en mentale ontwikkeling van het kind.

Zoals Femke Hovinga van Talentissimo aangeeft, loopt de mentale leeftijd van een kind met een hoge intelligentie vaak ver vooruit op andere ontwikkelingsgebieden. Dat maakt het vinden van aansluiting en passende begeleiding soms een zoektocht. Als een leerling cognitief ver vooruit is, kan het zelfs traumatiserend zijn om hem of haar in de eigen leeftijdscategorie te houden. Daarom kijken we nu veel meer naar de specifieke behoeften van het kind en stemmen we het onderwijs daarop af.”

Hagen: “We hebben bijvoorbeeld dit jaar een kind versneld van groep 4 naar groep 6, omdat het kind op geen enkele manier leerde op het niveau dat zijn of haar leeftijdsgenoten hadden. Soms moet je echt buiten de gebaande paden denken. Daarbij blijven we altijd goed afstemmen met de ouders, zodat het kind blijft profiteren van het aanbod in de groep.”

Van Vliet: “Het is maatwerk. We hebben ook kinderen waarvan we merken dat ze sociaal-emotioneel rijper zijn dan cognitief. Dan is het belangrijk om naar de balans tussen beide te kijken en dat ook in de praktijk toe te passen. Zo proberen we onze leerlingen zoveel mogelijk op maat te ondersteunen.”

Hoe kunnen kinderen bij jullie niet alleen cognitief, maar ook sociaal ontwikkelen?

Hagen: “De peergroup speelt daarin een cruciale rol. Veel van deze kinderen voelen zich vaak een ‘roze schaap’ in reguliere groepen, maar zodra ze in een groep van gelijkgestemden zitten, merken ze dat ze niet de enige zijn die anders denken. Het geeft hen veel rust en erkenning. Het feit dat ze zichzelf herkennen in anderen, maakt dat ze zich veilig voelen. Dit is ook een belangrijke stap in de identiteitsontwikkeling.”

Van Vliet: “Identiteitsontwikkeling is essentieel. Als kinderen samen met gelijkgestemden kunnen werken, kunnen ze sociale vaardigheden ontwikkelen die ze misschien in andere contexten niet zouden leren. We hebben bijvoorbeeld projecten waarin ze in groepjes werken aan een onderwerp en daarvoor onderzoeksvragen formuleren. Dit helpt hen om samen te werken, zelfs als ze sterke overtuigingen hebben over wat ze willen onderzoeken. Het is soms een uitdaging, maar uiteindelijk helpt het hen om compromissen te sluiten en samen te werken, wat ook buiten de school van pas komt.

Het is een balans: kinderen ruimte geven om hun eigen sterke punten te laten ontwikkelen en
tegelijkertijd stimuleren dat ze uit hun comfortzone stappen. Soms kan dat ongemak veroorzaken, vooral bij dubbelbijzondere kinderen of kinderen die moeite hebben met groepswerk. We proberen waar mogelijk maatwerk te leveren. Sommige kinderen kunnen niet meteen aan bepaalde opdrachten deelnemen; dan zoeken we naar een andere manier om ze te betrekken. Zo zorgen we ervoor dat ze zich ontwikkelen, zonder hen te dwingen tot iets wat zich in de paniekzone bevindt.”

Hagen: “Wat we altijd benadrukken, is dat we kinderen willen helpen om zich staande te houden in de ‘echte wereld’. Dat betekent dat ze vaardigheden ontwikkelen om met uitdagingen en ongemak om te gaan. We begeleiden hen hierin op een manier die recht doet aan hun eigen tempo en behoeften, zodat ze niet vast komen te zitten in hun eigen wereld, maar ook verbinding kunnen maken met de omgeving om hen heen.”

Hoe zorgen jullie ervoor dat deze kinderen zich emotioneel goed voelen?

Hagen: “We hechten veel waarde aan het creëren van een veilige omgeving, waar kinderen zich gezien en gehoord voelen. We werken intensief aan de sociale en emotionele ontwikkeling van onze leerlingen, juist omdat hoogbegaafden vaak anders in het leven staan. Ze zijn intelligent, maar hebben vaak moeite met het reguleren van hun emoties. Daarom hebben we veel aandacht voor het normaliseren van emoties en zorgen we ervoor dat ze zich niet apart voelen. Dit doen we door dagelijks in gesprek te gaan tijdens de kringmomenten. Bepaalde gebeurtenissen of zorgen die de kinderen hebben, worden daarin meegenomen. Dit sluit weer aan bij de Jenaplanprincipes.

Van Vliet: “De stamgroepleider speelt hierin een grote rol. Het is essentieel dat de leerkracht de emoties van het kind erkent en begrijpt. Het idee is niet om een kind te pushen om maar door te gaan, maar om ze de ruimte te geven om zichzelf te reguleren. Als een kind overprikkeld is, kan dat soms even betekenen dat het niet naar school gaat. Maar we hebben altijd wekelijks contact met de ouders en proberen samen met hen te kijken naar wat het kind nodig heeft.”

De auditcommissie van BPS was onder de indruk van hoe jullie thuiszitters helpen. Kunnen jullie daar meer over vertellen?

Hagen: “Wat we vooral doen is: maatwerk, ruimte geven en niets verplichten. De druk van de ketel halen, omdat zo’n leerling vaak heel veel heeft meegemaakt. Het gaat erom te erkennen dat er overprikkeling, stress en dergelijke er zijn. Normaliseren is een hele belangrijke stap. Hierbij is het belangrijk om het hele systeem te betrekken zoals bijvoorbeeld de leerplichtambtenaar als een kind (gedeeltelijk) thuis zit. De ervaring tot nu toe is dat ze erop vertrouwen dat wij het goede doen.”

Van Vliet: “We zoeken naar kansen, naar het gouden moment. Al is het dat een leerling een half uurtje per week een spelletje komt doen in de klas, een potje voetballen op het schoolplein of samen lunchen.

Er moet wel contact blijven, dat kan wekelijks. Maar: zonder een vraag. Alleen een mededeling als: ‘We hebben aan je gedacht, we hebben dit de afgelopen dagen gedaan’. En niet zeggen dat je het leuk vindt als de leerling weer eens langskomt. Of: hoe gaat het met je? Dan ontstaat er weer druk. De periode thuis is soms echt volledig nodig, maar dit moet niet te lang duren.”

Hagen: “Samen met ouders ga je kijken wat er wel mogelijk is om te zorgen dat er meer balans komt tussen de school- en thuissituatie. Het kan daarbij voorkomen dat het (nog) niet lukt dat een kind volledig naar school gaat, maar wel op gezette tijden komt en op deze momenten ook succes en plezier ervaart. Als een kind weer schoolbaar is, zetten we daarna in op de leerbaarheid. Dit kan alleen als het kind zich op zijn gemak voelt en ruimte heeft om zijn cognitieve mogelijkheden te benutten.”

Een ander punt uit het auditverslag is de goede relatie met ouders: ‘de lijntjes zijn kort en er is snelle communicatie’.

Van Vliet: “Dat is een mooi compliment. Naast het wekelijkse contact organiseren we vier keer per jaar ervaringskringen voor ouders. Ze gaan dan met elkaar in gesprek, maar kunnen ook kennis opdoen over onderwerpen die hen aangaan. Dit kan bijvoorbeeld gaan over executieve functies of over de taal die wij op school gebruiken.”

Hagen: “Ouders vinden de ervaringskringen erg waardevol. Ze krijgen de kans om te zien dat ze niet alleen staan in hun zorgen en ervaringen. En ze ervaren bij elkaar de erkenning die ze niet altijd krijgen van de omgeving. Aan de andere kant bieden de kringen ons de kans om hen bewust te maken van de specifieke behoeften van hun kind en hoe we die samen kunnen aanpakken.

Om goed samen te werken is vertrouwen essentieel. Daarom zijn we blij dat ouders dat vertrouwen in ons hebben omdat we veel kennis in huis hebben en hun kind echt zien. Dat is fijn om te horen. Een van de ouders vatte het laatst mooi samen: ‘ze snappen het gewoon’.”

 

“Flexibiliteit zit in ons DNA”. Hb-onderwijs op het Zuider Gymnasium

Het Zuider Gymnasium is sinds 2012 lid van de Vereniging Begaafdheidsprofielscholen, vorig jaar kreeg de school een succesvolle hervisitatie. Belangrijke aspecten van de hb-aanpak zijn kansengelijkheid, maatwerk en een basisschool in de school. Linda Waals is rector, Jacqueline Venema is begaafdheidscoördinator.

Jacqueline Venema: “Onze school staat in een arbeiderswijk, we hebben altijd een emancipatorisch karakter gehad. Het gaat erom dat we geloven in wat leerlingen kunnen bereiken, ongeacht hun achtergrond. Kinderen mogen bij ons hun eigen pad volgen, met de ondersteuning die ze nodig hebben. Flexibiliteit zit in ons DNA.

Een van de dingen die ons onderscheidt, is dat we een basisschool geïntegreerd hebben in onze middelbare school: de Zuider gymnasiumbasisschool. We starten vanaf groep 5. De basisschool is speciaal ontworpen voor kinderen die een hoger niveau aankunnen, ze krijgen les van zowel po- als vo-docenten. Het geeft de kinderen de kans om eerder in contact te komen met vakken die ze later ook op de middelbare school zullen tegenkomen.”

Linda Waals: “In de hogere groepen bieden we vakken zoals wiskunde en Engels aan op een niveau dat past bij de ontwikkeling van de leerling. Daarnaast hebben we maandelijks grote projecten waarin leerlingen de kans krijgen om diep in een onderwerp te duiken. Dit kan variëren van techniek tot cultuur en alles daartussenin. Door dit te combineren met reguliere vakken, creëren we een rijke leeromgeving waar de kinderen echt uitgedaagd worden.

We geven dus veel ruimte geven voor projecten en zelfontplooiing. Zo geven we kinderen de kans om zich te verdiepen in onderwerpen die hen interesseren. Dit is belangrijk, want veel hoogbegaafde leerlingen voelen zich vaak niet uitgedaagd in traditionele klassen.”

Venema: “We hebben het geluk dat we in een team werken waarin veel kennis en ervaring zit. Onze vo-docenten werken nauw samen met de leraren van onze basisschool, waardoor er echt sprake is van een doorlopende lijn. Docenten hebben de ruimte om hun lesmateriaal aan te passen aan de behoeften van de leerlingen, ook dat helpt enorm. En regelmatige gesprekken met ouders geven ons waardevolle inzichten en helpen ons om het onderwijs verder af te stemmen op de behoeften van het kind.”

Wat is het belang van een veilige leeromgeving voor deze leerlingen?

Venema: “Het is essentieel dat deze leerlingen zich gezien voelen als wie ze zijn. Veel hoogbegaafde kinderen ervaren in reguliere scholen vaak dat hun talenten niet erkend worden, of dat ze zich anders voelen. In onze school zorgen we ervoor dat ze niet alleen leren, maar ook dat ze zich sociaal kunnen ontwikkelen. Door met gelijkgestemden samen te werken, voelen ze zich minder ‘anders’.”

Waals: “Dat is inderdaad erg belangrijk. We bieden niet alleen vakken aan, maar er is ook ruimte voor persoonlijke ontwikkeling. Dat doen we bijvoorbeeld door het aanbieden van meer creatief of praktisch onderwijs. Zo kunnen we leerlingen uitdagen in hun eigen tempo, of ze nu voorlopen of juist extra ondersteuning nodig hebben.”

De doorlopende leerlijn po-vo kan een uitdaging zijn als het bijvoorbeeld gaat om bekostiging, hoe doen jullie dat?

Venema: “Dat klopt, het bekostigingssysteem is niet ingericht op deze aanpak. De basisschool zelf krijgt de bekostiging vanuit het Rotterdamse basisschoolbestuur PCBO, Wij krijgen bijvoorbeeld geen extra middelen vanuit de samenwerkingsverbanden, omdat ons eigen bestuur geen po-tak heeft. Dat betekent dat we alles zelf moeten bekostigen. Alles wat we vanuit de vo-kant investeren, betalen we zelf. Het is een idealistische keuze, maar we geloven echt in het maatschappelijk belang van deze aanpak.”

Waals: “We blijven in gesprek met de verschillende samenwerkingsverbanden om te zorgen dat we de middelen krijgen die we nodig hebben. We hopen dat er in de toekomst meer erkenning komt voor het belang van deze aanpak, zodat we de middelen krijgen om dit onderwijs verder uit te bouwen.”

En hoe is jullie hb-aanpak in het voortgezet onderwijs?

Waals: “Toen we met onze aanpak voor hoogbegaafden begonnen, zagen we dat er veel kinderen hier in Rotterdam-Zuid vastliepen in het reguliere onderwijs. Ze werden niet herkend als hoogbegaafd, laat staan dat er aandacht was voor onderpresteren. Daarom zijn we eerst gestart met klassen voor hoogbegaafde leerlingen. We leerden al snel dat de aanpak voor deze kinderen eigenlijk ook heel goed werkt voor andere leerlingen. Daarom hebben we de focus verlegd naar het bieden van onderwijs op maat binnen reguliere klassen, zodat hoogbegaafde leerlingen zich kunnen ontwikkelen zonder zich afgezonderd te voelen.”

Venema: “In de brugklas maken we altijd eerst een grondige analyse van de leerlingen. We kijken naar onderwijskundige rapporten en toetsen zoals de CBO-screening, zodat we weten wie welke ondersteuning nodig heeft. Vervolgens bieden we maatwerk in de lessen van tachtig minuten. Voor de kinderen die voorlopen, bieden we verdieping en verrijking. Voor de kinderen die achterlopen, zorgen we voor extra ondersteuning. Dit doen we zowel binnen als buiten de reguliere lesuren.”

Waals: “We hebben dus geen specifieke HB-klassen. De hoogbegaafde leerlingen zitten verspreid over verschillende klassen. Soms heb je klassen met een relatief hoog aantal HB’ers en soms maar twee of drie. Dit verschilt per jaar en per klas. Wij vinden het belangrijk dat we voor alle leerlingen, inclusief de hoogbegaafde, goed onderwijs bieden.”

Venema: “Hoogbegaafden komen in allerlei varianten voor: sommigen willen extra dingen doen, anderen niet. Op dit moment versnellen meer dan tachtig leerlingen in één of meerdere vakken. Daarnaast hebben we veel leerlingen die extra vakken volgen, of bijvoorbeeld in een Honours-traject zitten. Sommige kinderen volgen zelfs projecten buiten de school. Daarnaast is er ruimte voor leerlingen die geen extra uitdaging willen en bijvoorbeeld extra sporten of een baantje hebben.”

En als het gaat om vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling, wat doen jullie daaraan?

Waals: ”We besteden veel aandacht aan executieve vaardigheden, zoals tijdmanagement, plannen en zelfregulatie. Dit gebeurt vanaf het begin door de mentor, maar ook door de vakdocenten. We hebben ook trainingen voor sociale vaardigheden, maar die zijn niet specifiek gericht op hoogbegaafde kinderen; die passen bij iedereen.

Sommige hoogbegaafde leerlingen hebben moeite om sociaal te integreren of zien het nut van school niet altijd in. Ze krijgen dan extra begeleiding van het ondersteuningsteam en we hebben ook een peergroep waarin ze met elkaar kunnen praten en zich verder kunnen ontwikkelen.”

Venema: “Hoogbegaafde leerlingen lopen tegen dingen aan die andere leerlingen niet zo ervaren, zoals een gebrek aan aansluiting of motivatie. Het is daarom belangrijk dat we een breed scala aan mogelijkheden bieden, zowel op sociaal als academisch vlak. Naast de peergroep zijn er ook allerlei extracurriculaire activiteiten waar leerlingen aan kunnen deelnemen, zoals Olympiades, debatten en culturele evenementen.”

Jullie school heeft een diverse leerlingenpopulatie, veelal uit achterstandswijken. Hoe komen jullie erachter dat een leerling hoogbegaafd is?

Waals: “Dat is inderdaad een uitdaging. We hebben in samenwerking met basisscholen in Rotterdam jarenlang gewerkt aan het herkennen van hoogbegaafdheid, ook bij kinderen met een taalachterstand. Vaak kom je erachter door gesprekken met ouders en leerlingen. Als ouders zeggen dat hun kind bijvoorbeeld al heel jong las of heel snel nieuwe dingen oppikte, dan is dat een aanwijzing. Ook in onze inschrijfgesprekken met kinderen uit groep 7 en 8 merken we vaak al dat ze kenmerken vertonen van hoogbegaafdheid.”

Venema: “We bieden deze leerlingen natuurlijk extra ondersteuning. Ook geven we ouders inzicht in hoe ze hun kinderen kunnen helpen, zelfs als ze zelf geen ervaring hebben met bepaalde vakken. We organiseren bijvoorbeeld avonden voor ouders waarin we hun praktische tips geven, zoals hoe ze interesse in de stof kunnen tonen of hoe ze huiswerk kunnen begeleiden. Ook hebben ouders gesprekken met de mentor, zodat ze weten hoe het met hun kind gaat en waar ze bij kunnen helpen.

Het belangrijkste is misschien wel om leerlingen te laten zien dat er een plek voor hen is, zowel sociaal als academisch. In een omgeving waar de nadruk ligt op emancipatie, voelen leerlingen zich minder snel buitengesloten of anders dan de rest. De peergroepen en de verschillende buitenschoolse activiteiten dragen hieraan bij.”

Jullie zijn ook betrokken bij wat er in de wijk en de regio gebeurt.

Waals: “Absoluut. We werken nauw samen met basisscholen en andere scholen in de regio om kennis en expertise rondom hoogbegaafdheid te delen. Bijvoorbeeld door les te geven aan basisschooldocenten en hen te coachen in hoe ze hoogbegaafde leerlingen kunnen begeleiden.”

Venema: “We zorgen ervoor dat we als team goed op de hoogte blijven van de laatste inzichten en ontwikkelingen op het gebied van hoogbegaafdheid. Nieuwe collega’s krijgen trainingen en we organiseren regelmatig intervisie- en casusbesprekingen. Ook volgen we de ervaringen van andere scholen en wetenschappelijke publicaties. In de afgelopen jaren hebben we echter gemerkt dat veel van de inzichten die we eerder hadden, nog steeds relevant zijn. Wel blijven we voortdurend leren en ons aanpassen op basis van onze eigen ervaringen met de leerlingen.”

Bijna 100 leden voor Vereniging BPS!

De Vereniging BPS verwelkomt drie nieuwe aspirant-leden:
– OBS De Springplank
– Aurum College
– Marnix Gymasium, Rotterdam

Op dit moment heeft de vereniging in het primair onderwijs 39 (aspirant-)leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 60 (aspirant-)leden.

Marko Otten, voorzitter: “In het BPS Beleidsplan 2023-2026 stond al dat we wilden groeien van 80 eind 2923 naar 100 leden eind 2026. We hadden niet gedacht dat we de magische grens van 100 leden al zouden overschrijden in het begin van 2025. Maar dat gaat ongetwijfeld binnenkort gebeuren. Op de bestuursvergadering van 24 februari registreerden we welgeteld 99 leden. We zijn heel benieuwd welke school nummer 100 wordt.
Hoe het ook zij, de snelle aanwas van nieuwe BP-scholen bewijst dat onze vereniging als kenniscentrum hoogbegaafdheid haar leden veel te bieden heeft. De verenigingsdagen worden steeds beter bezocht. En de gedragscode, met een eventuele scholaire uitbreiding ervan, bewijst zijn waarde tijdens een uiteraard flink toegenomen aantal visitaties. Bestuurlijk ontstaan door de groei wel wat knelpunten en daarmee gaan we binnenkort weer een dagje de hei op om te zien hoe we in de nabije toekomst succesvol verder kunnen. Als nummer 100 binnenkomt, gaat hier de vlag uit en worden jullie uiteraard meteen geïnformeerd.”

Twee nieuwe BPS-leden

De Vereniging BPS verwelkomt twee nieuwe aspirant-leden:
– KBS De Aventurijn
– Daltonbasisschool ’t Carillon

Op dit moment heeft de vereniging in het primair onderwijs 38 (aspirant-)leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 57 (aspirant-)leden.

Column #6 Marko Otten: Wetenschappelijke Raad

In onze nieuwsbrieven houdt het bestuur je op de hoogte van de vorderingen met betrekking tot de onze voornemens in het BPS-Beleidsplan 2023-2026. Ook in mijn columns heb ik er vaak aan gerefereerd. We kopen niks voor papieren beleid waarover maar eens in de drie jaar wordt gecommuniceerd. Toen je als lid van de vereniging instemde met die waaier van beleidsvoornemens, mocht je ervan uitgaan dat het bestuur zich zou inspannen deze te realiseren.

Eén van de plannen waarmee de BPS-scholen hebben ingestemd, middels hun consent op het beleidsplan, was het oprichten van een Wetenschappelijke Raad BPS, een adviesorgaan voor de vereniging en onze scholen. Zo’n raad moet het voornemen ondersteunen om wetenschappelijk onderzoek en de praktijk van hoogbegaafdenonderwijs dichter bij elkaar te brengen. We willen onderzoek stimuleren naar de vele programma’s die de scholen ieder afzonderlijk hebben opgetuigd om hoogbegaafde leerlingen te begeleiden en te onderwijzen. Het ideaal is dat wetenschappers, hb-specialisten en leraren gaan samenwerken om deze programma’s evidence based in te richten en de resultaten ervan meetbaar te optimaliseren.

Het ligt niet in de bedoeling van de raad om als een soort uitvoerend orgaan zelf meteen in ieder onderzoek te participeren. Het gaat veel meer om adviseren en om de vertaling van onderzoeksvragen op school naar een aanbod van wetenschappelijke onderzoekers, en andersom. De Wetenschappelijke Raad zal minimaal twee keer per jaar online bijeenkomen in samenwerking met bestuurders die de BPS-Academie, ons kenniscentrum, runnen. We gaan proberen aan de scholen onderzoeksvragen te ontlokken of bestaande veelbelovende universitaire of hbo-onderzoeksprojecten in de scholen te laten landen.

Via wetenschappers met wie wij in het recente verleden contacten hebben gehad, zijn we tot een adequate bemensing van de raad gekomen. We zochten naar een mix van voor de hoogbegaafdheid relevante academische disciplines: onderwijskunde, pedagogiek, orthopedagogiek en psychologie. Al snel kwamen er toezeggingen.

Bijvoorbeeld van professor Lianne Hoogeveen, hoogleraar Identification, Support and Counselling of Talent en tevens hoofdopleider bij de RITHA-opleiding aan het Radboud Centrum Sociale Wetenschappen in Nijmegen; binnenkort start zij aan de RU ook nog een nieuwe master Gifted Education & Care. Daarnaast treedt toe professor Alexander Minnaert, hoogleraar orthopedagogiek en klinische onderwijskunde, tevens hoofdopleider schoolpsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Beide hoogleraren kennen wij van keynote-speeches en workshops die zij de afgelopen jaren op onze verenigingsdagen of op de BPS-leerlingenconferenties hebben gegeven.

Minder bekend voor ons is het beoogde derde lid van de WR professor Franzis Preckel uit Trier. Zij is hoogleraar ‘Hochbegabtenforschung und -förderung im Fach Psychologie’ aan de Universiteit van Trier. Noem het de psychologie van de hoogbegaafdheid. De invalshoek die Franzis Preckel ons kan aanreiken is tamelijk exact. De meeste hb-benaderingen zijn pedagogisch of orthopedagogisch (richting bijvoorbeeld dubbel bijzondere kinderen) van aard. Die benaderingen zijn meestal waarde-gedreven.

Maar in de psychologie wil je vaak meten en objectiveren. Dat zal dan ook haar insteek zijn in de raad. Zij heeft toegezegd op een van onze verenigingsdagen een voordracht te houden om te vertellen wat in haar vakgebied de stand van zaken is en hoe dat ons kan helpen in de BP-scholen.

In het bestuur is enthousiast gereageerd op deze driehoofdige line-up. De officiële oprichting is gepland op 11 april bij de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Marko Otten

Kenniscentrum Hoogbegaafdheid: publicatie differentiatie

Het Kenniscentrum Hoogbegaafdheid heeft een nieuwe publicatie uit, met als centrale thema ‘Differentiatie.

Deze brochure gaat over differentiatie voor cognitief sterke leerlingen, een wat bredere doelgroep dus dan alleen de leerlingen met kenmerken van begaafdheid. Differentiatie wordt in het hele onderwijs gezien als een basisbehoefte om tegemoet te kunnen komen aan de onderlinge verschillen tussen leerlingen.

In deze brochure onderscheiden de auteurs twee vormen van differentiatie: convergente en divergente differentiatie. Onderzoek toont aan dat juist cognitief sterke leerlingen het meest kunnen profiteren van divergentie differentiatie.

Differentiatie kan ook nog weer wat breder opgepakt worden dan in deze brochure nu heel specifiek wordt gedaan. Er kan waar het leerlingen betreft met kenmerken van begaafdheid ook gedacht worden aan verschillende vormen van een versneld leerstofaanbod of aan verschillende organisatievormen, bijvoorbeeld peergrouponderwijs. Maar ook hierbij geldt dat scholen wel de vrijheid moeten hebben om te beoordelen welke vorm dan aansluit op wat hun visie op goed onderwijs is en op wat er binnen hun organisatie mogelijk is.

Bekijk hier de publicatie….

Zes nieuwe BPS-leden

De Vereniging BPS verwelkomt zes nieuwe aspirant-leden:
– KBS De Hasselbraam
– KBS De 4 Heemskinderen
– KBS D’n Overkant
– KBS De Pontus
– OBS De Toverlaars
– Kievitsschool Wassenaar

Op dit moment heeft de vereniging in het primair onderwijs 36 (aspirant-)leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 57 (aspirant-)leden.

Eindcongres landelijke impactonderzoek IMAGE

Het landelijke impactonderzoek IMAGE gaat de laatste fase in. Wil je meer weten over wat werkt en waardoor binnen passend onderwijs voor begaafde leerlingen? Kom dan naar het IMAGE-eindcongres op 21 mei 2025 in Amersfoort.

Het bestuur #11 – Kim van Campen

Wie zitten er in het bestuur van de Vereniging BPS? Wat is hun motivatie? Deze keer stelt Kim van Campen zich voor. Zij is begeleider passend onderwijs hoogbegaafdheid Samenwerkingsverband Zoetermeer. Bij Unicoz is zij onder andere coördinator kenniskring meer- en hoogbegaafden.

Loopbaan en motivatie

“Eerst ben ik tien jaar leraar geweest op De Regenboog, een basisschool in Zoetermeer. Daarna ben ik overgestapt naar een andere Zoetermeerse school, Het Noorderlicht. Ik had toen net mijn HBO-master pedagogiek afgerond. Op die school vroeg men zich af wat we konden doen voor de meerbegaafde leerlingen. Ik ben me in het onderwerp gaan verdiepen, ging boeken lezen en bezocht bijeenkomsten. Ik vond het belangrijk om mijn kennis te vergroten en iets bij te dragen aan de onderwijskwaliteit voor deze kinderen.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik in de periode op mijn eerste school sceptisch was over het onderwerp: moeten we wel zoveel tijd besteden aan deze leerlingen? Bij mijn eerste school lag de focus vooral op achterstandssituaties. Maar toen ik me er verder in ging verdiepen, merkte ik dat het echt een uitdaging is om hoogbegaafde kinderen goed te begeleiden. Dat ging veel verder dan alleen een extra moeilijker opdracht geven. Hoogbegaafde kinderen hebben specifieke behoeften, vooral als het gaat om de manier waarop ze leren en omgaan met uitdagingen. Hoe meer ik me erin verdiepte, hoe meer ik begreep dat ook zij specifieke ondersteuning nodig hadden, zodat ze zich kunnen ontwikkelen naar hun eigen potentieel.”

Op dit moment werk ik voor verschillende scholen en het samenwerkingsverband in Zoetermeer. Ik ben veel bezig met het begeleiden van leerkrachten en scholen bij het ondersteunen van hoogbegaafde kinderen. Dit kan variëren van het observeren van leerlingen en het lezen van dossiers, tot het geven van scholing aan leerkrachten. Ik geef bijvoorbeeld thema-middagen over hoogbegaafdheid of fungeer als vraagbaak wanneer er specifieke hulpvragen zijn over leerlingen.

Het belangrijkste wat ik probeer te bereiken, is niet alleen de leerling te helpen, maar ook de leerkracht en de klas als geheel. Door mijn observaties en aanbevelingen wil ik ervoor zorgen dat de leerkracht de tools heeft om met alle kinderen in de klas, niet alleen de hoogbegaafde leerlingen, op een goede manier om te gaan.”

De Vereniging Begaafdheidsprofielscholen

“Ik zie veel meerwaarde in dit netwerk. Scholen die zich aansluiten bij BPS krijgen ondersteuning en kunnen hun beleid rondom hoogbegaafdheid verder ontwikkelen. Dit netwerk zorgt voor meer samenwerking en zorgt ervoor dat scholen van elkaar kunnen leren. Het grootste voordeel van het BPS is dat scholen leren van de ervaringen van anderen. Ook zullen zij eerder de kwaliteit van hun hoogbegaafdenonderwijs waarborgen, ook wanneer de kartrekker binnen het team uitvalt.

Maar ik denk ook dat BPS-scholen hun kennis en expertise kunnen delen met scholen die dit onderwerp nog niet op de agenda hebben staan. Daarom zou het mooi zijn als meer basisscholen zich aansluiten.”

Het bestuur

“Het bestuur zorgt ervoor zorgen dat er ruimte is voor de scholen om optimaal met hoogbegaafdheid om te gaan. Wat ik belangrijk vind, is dat de focus niet alleen ligt op de formele erkenning van BPS-scholen, maar dat we ook kijken naar de inhoud en wat er daadwerkelijk gebeurt in de klas. BPS is voor mij niet zomaar een label, maar een manier om kwalitatief goed onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen te waarborgen.”

Ideale situatie

“In mijn ideale situatie wordt hoogbegaafdheid altijd erkend en krijgt ieder kind maatwerk. Ik denk dat we echt verder moeten kijken dan alleen het aanbieden van moeilijkere opdrachten. Wat heeft een hoogbegaafde leerling nodig om zich te ontwikkelen? Welke blokkades ervaren ze? Het belangrijkste is dat we de kinderen zien voor wie ze zijn, dat we ze uitdagen op een manier die hen plezier brengt en dat we niet alleen kijken naar de prestaties, maar ook naar hun welzijn.”

‘Leerlingen voelen zich hier gezien’. Hb-onderwijs op het Hondsrug College

Het Hondsrug College is BPS-lid van het eerste uur, in 2007 werden ze lid van de vereniging. Daarvoor al waren ze bezig met een hb-aanpak. Marloes Stoker is docent Spaans, Anja Visscher is docent aardrijkskunde en Research & Development. Beiden zijn coördinator van het hb-programma vwo+ en Intermezzo.

Anja Visscher: “We zijn een middelbare school in Emmen met ongeveer 1.850 leerlingen, we bieden onderwijs op verschillende niveaus, van vmbo tot en met vwo. We hebben een regionale functie, vooral als het gaat om onderwijs aan hoogbegaafden. Veel van deze leerlingen komen van ver, zelfs uit andere regio’s, omdat we hier een uniek programma aanbieden voor deze doelgroep.”

Toen ik hier in 2001 begon, was er al een aantal jaren een plusklas voor hoogbegaafde leerlingen. Leerlingen in de onderbouw kregen daar extra uitdaging door vakken als natuurwetenschappelijk onderwijs (NWO) en Exact Anders, een soort wiskunde plus. Het was een proeftuin voor wat nu het vwo+-programma is. De plusklas was opgezet door een groep enthousiaste docenten, waaronder Irene Buffart en werd aangestuurd door drie docenten waarvan ik er later ook een werd.”

Marloes Stoker: “Ik werk elf jaar op het Hondsrug College. Ik geef Spaans, dat vak wordt bij ons alleen aangeboden aan de vwo+-leerlingen. Zo ben ik ook betrokken geraakt bij de coördinatie van vwo+. Daarnaast ondersteun ik bij allerlei activiteiten voor deze leerlingen en ben ik betrokken geweest bij het ontwerp van Intermezzo (speciaal tussenjaar voor jonge, uitgeleerde po-leerlingen als de stap naar de middelbare school nog net te vroeg komt).

De leerlingen van vwo+ zijn zeer gemotiveerd en willen meer dan het standaard programma. Daarom kunnen ze bij ons zelf bepalen waar ze extra tijd aan willen besteden: vakken op een intensiever niveau volgen, plusactiviteiten doen of projecten met elkaar opzetten.”

Hoe zorgen jullie ervoor dat hoogbegaafde leerlingen goed terechtkomen in vwo+? Is er een selectieproces?

Visscher: “Het begint met een vwo-advies van de basisschool. Daarnaast is het belangrijk dat ze gemotiveerd en ambitieus zijn. Je gaat net zo lang naar school als iedere andere leerling, maar je krijgt meer vakken in dezelfde tijd. Dit vereist wel iets van de leerling.”

Stoker: “Alle leerlingen die aangemeld zijn voor het vwo doen mee aan een een CBO-onderzoek in april. Dit onderzoek helpt ons te bepalen of een leerling goed past bij het vwo+-profiel. Als het resultaat niet meteen positief is, betekent dit niet dat we de leerling afwijzen. Het is immers een momentopname. We willen vooral leerlingen helpen die nog niet hebben nagedacht over de plusstroom, maar wel potentieel hebben.”

Wat gebeurt er nadat de leerlingen zijn geselecteerd voor vwo+?

Visscher: “Ze starten in een aparte plusklas. De leerlingen krijgen de reguliere vakken aangeboden, maar op een andere manier. We werken met leerdoelen, in plaats van cijfers krijgen leerlingen ‘badges’ die aangeven of ze de leerdoelen beheersen.”

Stoker: “De basis is “backwards mapping”. We kijken naar de einddoelen voor de bovenbouw en werken dan terug om te bepalen wat er in de onderbouw aan bod moet komen. Dit betekent dat we onderdelen uit het programma kunnen schrappen die niet noodzakelijk zijn voor het eindexamen. De ruimte die hierdoor ontstaat, gebruiken we om de lessen te verdiepen en te verrijken. En door met badges te werken, creëren we een leeromgeving waarin leerlingen zich niet druk maken om cijfers, maar zich richten op het daadwerkelijk beheersen van de leerdoelen. De nadruk ligt hiermee op het leerproces in plaats van het leerresultaat.”

Visscher: “Daarmee proberen we perfectionisme en faalangst zoveel mogelijk te voorkomen. Leerlingen kunnen altijd herkansen als iets niet goed is gegaan. Zo kunnen ze in hun eigen tempo leren en weten ze dat ze altijd de kans krijgen om het opnieuw te proberen. Dit haalt veel van de druk weg, wat erg belangrijk is voor deze groep leerlingen.”

Wat krijgen de leerlingen naast de reguliere vakken?

Visscher: “Wat vwo+ zo bijzonder maakt, is dat we niet alleen binnen de reguliere vakken extra uitdaging bieden. Leerlingen krijgen ook veel ruimte voor hun eigen projecten en persoonlijke ontwikkeling. We werken bijvoorbeeld samen met Stenden Hogeschool, waardoor leerlingen de kans krijgen om al vroeg kennis te maken met ICT en technische vakken. Daarnaast kunnen ze hun eigen onderzoeksprojecten doen binnen het vak Research & Development.

Het belangrijkste is dat we maatwerk leveren, dat hb-leerlingen de kans krijgen om hun eigen onderwijsroute te bepalen. Dit doen we door middel van een aangepast rooster. In de onderbouw zitten ze in een aparte klas met elkaar, wat ze de ruimte geeft om zich te ontwikkelen op hun eigen niveau. In de bovenbouw kunnen ze kiezen om vakken niet volledig te volgen en in plaats daarvan tijd te investeren in hun plusactiviteiten, zoals het volgen van universitaire cursussen of het doen van onderzoek.”

Stoker: “In de bovenbouw hebben de vwo+-leerlingen de mogelijkheid om plusactiviteiten te volgen. Dit zijn activiteiten die geïnitieerd worden vanuit de leerling en de eigen interesses van die leerling. Zo kunnen ze er voor kiezen om een vak te versnellen, Anglia voor Engels te volgen, deelnemen aan webklassen van de Rijksuniversiteit Groningen, cursussen volgen buiten school, et cetera. De school faciliteert de leerling in tijd. Leerlingen kunnen in overleg met de plusmentor en vakdocent een aantal lessen per week uit hun rooster laten halen om te besteden aan de plusactiviteiten. Dat is precies wat hoogbegaafde leerlingen nodig hebben.

Ze waarderen ook de mogelijkheid om in een groep te zitten met andere leerlingen die hen begrijpen. Ze voelen zich hier ‘gezien’. Het is een groep waar ze zich kunnen uiten en waar hun talenten serieus genomen worden.”

Hebben de hb-leerlingen een mentor?

Stoker: “Ja, op onze school werken we met persoonlijk mentoraat, we hebben geen traditionele klassenmentor meer. De leerlingen die deel uitmaken van onze plusstroom in de bovenbouw hebben een plusmentor. Dit zijn dezelfde mentoren die hen in de onderbouw ook al begeleidden. Ze kennen de leerlingen goed en weten waar hun uitdagingen en talenten liggen.”

Visscher: “In de mentorlessen staat het sociale en emotionele vaak centraal. In klas 1 gaat het om het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het leren functioneren in een groep. Veel van deze leerlingen hebben op de basisschool zelfstandig gewerkt en kwamen minder in contact met hun klasgenoten. In klas 2 beginnen we hen meer te laten nadenken over hun rol in de groep. Ze leren om elkaar te ondersteunen, bijvoorbeeld via een buddy-systeem waarin leerlingen elkaar helpen bij vakken waar ze moeite mee hebben.

Stoker: “In klas 3 wordt het meer gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen. Ze gaan dan echt nadenken over wie ze zijn, wat hun kwaliteiten zijn, en wat ze daarmee willen doen in de toekomst. Dit is ook de periode waarin ze zich voorbereiden op hun profielkeuze. We stimuleren hen om breed te blijven kijken en niet vast te lopen in één richting.”

Visscher: “Ook in de bovenbouw blijven we bezig met de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen. We helpen hen te ontdekken wat ze echt willen, zonder hen in een tunnel te duwen. Door bijvoorbeeld extra vakken aan te bieden, kunnen ze kiezen voor meerdere profielen voor hun eindexamen, wat hun studiemogelijkheden breder maakt.”

Stoker: “Hoogbegaafde leerlingen hebben vaak niet geleerd hoe ze efficiënt moeten leren. Veel van deze leerlingen waren gewend om alles zelf uit te zoeken, maar in de bovenbouw merken ze dat dit niet altijd werkt. Daarom besteden we veel tijd aan het ontwikkelen van goede leerstrategieën.”

Wat zijn de belangrijkste succesfactoren van vwo+?

Visscher: “Het begint met een enthousiast team. Je hebt docenten nodig die echt geïnteresseerd zijn in het werken met hoogbegaafde leerlingen en die bereid zijn tijd en energie in dit proces te steken. Het opzetten van een effectieve aanpak kost tijd, en als je een groep hebt die daarachter staat, is dat al een belangrijke stap. Daarnaast is het van essentieel belang dat de directie het nut van deze aanpak inziet en ook faciliteert.”

Stoker: “Het is ook belangrijk dat je goed communiceert over wat je doet en waarom je het doet. Als je bijvoorbeeld leermethoden inzet voor hoogbegaafde leerlingen, kun je vaak merken dat deze ook voor andere leerlingen waardevol zijn.”

Visscher: “Ik geef bijvoorbeeld leestrategieën aan alle leerlingen in de bovenbouw, omdat het hen allemaal ten goede komt, niet alleen de hoogbegaafde leerlingen.

En vergeet ook de communicatie met ouders niet. Het is belangrijk om ouders mee te nemen in dit proces, hen duidelijk te maken waarom bepaalde keuzes worden gemaakt, en ze te betrekken bij de ontwikkeling van hun kind. Wij organiseren bijvoorbeeld jaarlijks ouderavonden om hen goed geïnformeerd te houden.”

Jullie noemen het team als succesfactor. Hoe zit het met de hele school?

Stoker: “Het is niet genoeg om alleen met de plusgroep te werken; je moet alle docenten bewust maken van wat het betekent om met hoogbegaafde leerlingen te werken. Wij organiseren daarom elk jaar sessies om docenten te informeren over de behoeften van deze leerlingen en hoe ze hun programma kunnen aanpassen. Het gaat erom dat docenten bereid zijn om vakken te compacten/verdiepen of te versnellen, bijvoorbeeld door leerlingen versneld examen te laten doen.”

Visscher: “Wij hebben een beleidswerkgroep voor vwo+, waarin we met de teamleiders van alle klassen bespreken hoe we de voortgang kunnen borgen. Zo zorgen we ervoor dat de aanpak niet afhankelijk is van één persoon, maar dat het binnen de school gedragen wordt.”

Hebben jullie tips voor andere scholen, bijvoorbeeld als je aan het begin staat van een hb-aanpak?

Visscher: “Begin met een gedreven, enthousiast team. Het kost tijd om een programma goed op te zetten, en dat kan alleen als je collega’s hebt die gemotiveerd zijn. Ook is het cruciaal om de directie aan boord te krijgen en ervoor te zorgen dat er goede faciliteiten zijn. En ik zou aanraden om alles goed te documenteren wat je doet.”

Stoker: “Het is belangrijk om de leerlingen goed te kennen en ruimte te geven om te groeien. Leerlingen moeten zich uitgedaagd voelen, maar ook ondersteund, vooral sociaal en emotioneel. Als je die balans kunt vinden, kun je het beste uit deze leerlingen halen.”

© Begaafdheidsprofielscholen 2011 | Privacy Statement