Vereniging BPS en POINT organiseren samen werkplaats ‘Onderpresteren’
In het schooljaar 2026 – 2027 starten BPS en POINT een nieuwe werkplaats gericht op voorkómen van onderpresteren bij alle leerlingen en in het bijzonder bij leerlingen met kenmerken van (hoog)begaafdheid.
Aan deze werkplaats kunnen 16 vo-leden van BPS meedoen. Het doel: je onderwijs beter afstemmen op de behoeftes van (hoog)begaafde leerlingen, je onderwijs meer evidence informed inrichten, werken aan de onderzoekscultuur in je school? In een inspirerend netwerk van vo-onderwijsprofessionals en experts ga je aan de slag met het thema onderpresteren.
Meer weten?
In september 2025 organiseren we een online informatiebijeenkomst. We vertellen je dan meer over de doelstellingen, het programma, de kosten en hoe je kunt meedoen. Binnenkort sturen we meer informatie en de datum. Wil je bij de informatiebijeenkomst aanwezig zijn? Stuur dan een mail naar info@begaafdheidsprofielscholen.nl.
Over POINT
POINT staat voor “Passend Onderwijs voor Ieder Nieuw Talent”. Binnen POINT willen we de onderwijspraktijk en het wetenschappelijke onderzoek met elkaar verbinden. Wetenschappelijk onderzoek waarbij de onderzoekers samen met de leerkrachten het onderzoek vormgeven. Waar is behoefte aan? Wat werkt en waarom? POINT is al jaren actief in de regio’s Tilburg, Eindhoven en Den Bosch.
Meer informatie over POINT vind je op de website (www.POINT073.nl).
Column #17 Marko Otten: Veel kennen en kunnen, en keihard werken
Op uitnodiging van Dr. Patrick Lam, rector van de Lutheran Academy Hong Kong, in samenwerking met Hong Kong University, de Hong Kong Academy for Gifted Education en de Education University of Hong Kong heb ik een week doorgebracht op de eilanden waarover de grote Chinese metropool zich uitstrekt. Ik bevond mij in goed gezelschap, want ook Lianne Hoogeveen, hoogleraar aan de Radboud Universiteit en sinds kort lid van de Wetenschappelijke Raad bij onze vereniging, maakte deze reis ten behoeve van haar RITHA-studenten in deze stad. Vorig jaar rond deze tijd deed ik in mijn column (juni 2024) verslag van een reisje met Patrick Lam langs BPS-scholen. Nu werden Lianne en ik door Patrick en zijn collega’s meegenomen langs scholen en de genoemde instellingen.
Uiteenlopende educatieve profielen
Een memorabele reis want de politieke ruimte in de stad is door de regering in Beijing weliswaar tot een minimum beperkt, maar het is verbazingwekkend hoeveel ruimte er bestaat voor uiteenlopende educatieve profielen en een uitgesproken confessionele signatuur. We zagen Lutherse basis- en vo-scholen en de Alliance Primary School, een gereformeerde basisschool in het stadsdeel Whampoa. We schoten de hele week door de stad als een schietspoel in een weefgetouw; onderweg hebben we zeker twee boeddhistische campussen gezien en voorspelbaar veel Anglicaanse scholen. Verder springen de rooms-katholieke meisjesscholen eruit, zoals Our Lady of the Rosary College, die hoge academische standaarden combineren met een stevig stuk persoonsvorming. Helaas is een bezoek aan een van die scholen komen te vervallen.
Hong Kong en hoogbegaafdheid
Hoe gaat men in Hong Kong om met hoogbegaafdheid? Na een week kan ik er wel iets over melden. Hoogbegaafdheid lijkt er vooral gekoppeld te zijn aan hoge cognitieve, creatieve of fysieke prestaties. Ranzulli is de held maar aan het zijnsluik van Kieboom wordt minder aandacht geschonken al hoorden we af en toe ‘support for underachievers’ en ‘peer mentorship’ voorbij komen. Het label hoogbegaafdheid is er vooral een kwestie van veel weten, veel kennen, veel kunnen en keihard werken. Mogelijk dat de elf Hong Kong RITHA-studenten die deze week hun certificaat mochten ontvangen, hier straks een verschil gaan maken. We kregen wel de indruk dat coaches de kinderen stevig ondersteunen maar ook dat men alles gedurende de schoolloopbaan meet en bijhoudt, ook hoe de leerlingen na diplomering verder gaan. In scholen zie je of hoor je vaak dat deze of gene ex-leerlingen toegelaten zijn tot hoog-scorende universiteiten en hogescholen, danwel dat zij professor, kunstenaar, schaakkampioen of politicus in de centrale regering zijn geworden.
Drie niveaus
Wat de hb-aanpak betreft, is men het in Hong Kong eens geworden over een model van drie onderscheiden niveaus van programmering:
- Schoolbased whole class teaching
- School-based pull-out programmes
- Off-school support.
Je herkent de nummers 1 en 2 ook op veel van onze BPS-scholen als een aanbod voor de hoogbegaafde leerlingen dat bestaat uit respectievelijk (1) differentiatie binnen de reguliere lessen en (2) aanvullende of vervangende programma’s en projecten. Van het derde ken ik zo gauw geen Nederlandse variant of het zou (in minivorm) onze jaarlijkse BPS-leerlingendag moeten zijn. De Hong Kong Academy for Gifted Education (HKAGE) biedt voor alle scholen in de hele stad de genoemde ‘off-school support’ aan. Directeur/bestuurder Dr. Jimmy Wong presenteerde ons een schitterende waaier van hoogwaardige programma’s waarvoor hoogbegaafde kinderen van 10 tot 18 zich aan de HKAGE kunnen inschrijven: astrofysica, schilderen & tekenen, archeologie, film, kwantummechanica, economie, wiskunde, leiderschap, oceanografie, (kunst)geschiedenis, diverse sporten, verschillende talen, literatuur en poëzie schrijven. Kinderen worden ook hier gecoacht en volgen hun programma(’s) ’s avonds, in de weekenden en in de vakanties. De lessen worden door experts, hoogleraren, ondernemers en trainers gegeven. De kinderen blijven daarnaast de lessen volgen aan hun eigen school.
3,5 miljoen voor een klaslokaal
Mijn reisgenoot, Lianne Hoogeveen, en ik die ieder op ons eigen terrein (respectievelijk Radboud en BPS) te kampen hebben met een toenemend tekort aan middelen, keken meteen op de eerste dag van ons bezoek verbaasd rond in een gloednieuw leslokaal voor het vak ‘aerospace-technology’ waarvoor een subsidie van omgerekend € 3,5 miljoen euro aan de Lutherse school is uitgekeerd. De rest van de week hoorden we van verschillende kanten dat de ministeries van onderwijs in Hong Kong en in Beijing de budgetten de laatste jaren almaar hebben verhoogd. China beschouwt onderwijsinvestering als het middel dat welvaart en stabiliteit voor een miljoenenvolk zal garanderen. Ja, zo’n buitenlandse onderwijsreis, hoe mooi ook, is altijd een les in nederigheid.
Marko Otten
“Je moet deze leerlingen leren te vertrouwen op hun eigen kunnen”. HB-beleid op Het College Weert
Sinds 2008 is Het College Weert lid van de Vereniging Begaafdheidsprofielscholen. De school werkt al jaren bewust aan het herkennen en begeleiden van hoogbegaafde leerlingen. Hb-coördinatoren Willem Salemans en Mariëlle van Hertum vertellen over hun school, hun visie en de praktische aanpak waarmee zij hoogbegaafde leerlingen verder helpen — zowel in hun talentontwikkeling als in hun leerproces.
———————
Over de school
Het College Weert is een categoriaal vwo voor atheneum en gymnasium met ongeveer 850 leerlingen. Daarnaast biedt de school Koers, een vorm van onderwijs voor de onderbouw mavo, havo en vwo waarbij de leerling op termijn keuzes mag maken passend bij het eigenaarschap van de leerling. Er wordt gewerkt met lesblokken van 75 minuten.
De school biedt de leerlingen veel extra uitdagingen om hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen zoals tweetalig onderwijs (TTO), Cambridge Engels, Technasium, BP-school, Kunst- en Cultuurstroom en Topsport Talentschool.
——————-
Mariëlle van Hertum: “Ik ben al 18 jaar docent op Het College en sinds een flink aantal jaar ook betrokken bij het Begaafdheidsprofiel, eerst als tutor en nu samen met Willem als coördinator. Ik geef Engels en Spaans in de bovenbouw en ben mentor van klas 5 vwo.”
Willem Salemans: “Ik geef aardrijkskunde aan de onderbouwklassen, zowel in het Nederlands als in het Engels. We zijn namelijk een TTO-school. In mijn loopbaan ben ik bijna altijd mentor geweest van brugklassen, vooral van gymnasiumleerlingen. Daar zie je regelmatig opvallend slimme leerlingen. Daarmee begon voor mij het werk aan hoogbegaafdheid: vanuit de behoefte om hen nét wat meer te bieden.”
Van plussen naar begeleiden bij vastlopen
Willem: “In het begin, zeg maar zo’n twintig jaar geleden, lag de nadruk bij onze hb-aanpak vooral op het extra aanbod. Dat was echt de fase van ‘plussen’: uitdagende projecten, creatief schrijven, eigen boekjes maken, uitstapjes. Dat gaf veel energie en leverde mooie producten op.”
Mariëlle: “We noemen alle hb-leerlingen nog steeds ‘plussers’, maar inmiddels maken we wel onderscheid tussen effectieve plussers — die goed presteren — en onderpresteerders. Die laatste groep vraagt om een andere aanpak. Niet alleen extra’s, maar vooral begeleiding bij het leren leren, bij motivatie, of bij faalangst.”
Willem: “Onze focus is verschoven van verrijking naar ondersteuning bij vastlopen. Dat is minstens zo belangrijk. Want je kunt wel slim zijn, maar als je niet weet hoe je moet plannen of reflecteren, ga je alsnog onderuit.”
Begeleiding op maat
Mariëlle: “Voor leerlingen die onderpresteren hebben we onder andere CEL: de Cursus Effectief Leren. Die is gebaseerd op de screenings van het CBO, die we al in de brugklas uitvoeren. Als daaruit blijkt dat een leerling risico loopt, bespreken we dat met ouders, mentor en de leerling zelf. In de CEL-lessen werken we aan leerstrategieën, motivatie en zelfinzicht.”
Willem: “Daarnaast hebben we een aparte lessenreeks ontwikkeld over executieve vaardigheden. Daar zoomen we specifiek in op zaken als plannen, doorzetten en overzicht houden — vaardigheden die juist bij hoogbegaafde leerlingen onderontwikkeld kunnen zijn.”
Mariëlle: “Het hb-team bestaat uit twee coördinatoren, twee tutoren, het IOT en een portefeuillehouder. Indien leerlingen behoefte hebben aan individuele begeleiding dan kan het team deze bieden. Daarnaast creëren we ruimte voor de hb- en plusleerlingen om elkaar te ontmoeten bij gezamenlijke activiteiten.”
Signaleren begint vóór de eerste schooldag
Mariëlle: “We willen leerlingen al vóór de eerste schooldag in beeld te hebben. Daarvoor hebben we een uitgebreid screeningsdocument ontwikkeld waarin we informatie verzamelen over alle aangemelde leerlingen. We kijken naar verrijkingsprogramma’s op de basisschool, signaleringslijsten, het advies van de basisscholen en gesprekken met leerkrachten.”
Willem: “Die vroege signalering werkt echt. Daardoor weten we al bij de start van het schooljaar wie er mogelijk extra aandacht nodig heeft. We nodigen die leerlingen uit voor een kennismakingsactiviteit, bijvoorbeeld een poster maken over je talenten en leerwensen. Zo bouwen we meteen aan een community van hb-leerlingen.”
Uit die kennismakingsbijeenkomsten kwamen verrassende dingen. We ontdekten bijvoorbeeld dat veel brugklasleerlingen graag wilden bakken. Dus hebben we een middag in de keuken georganiseerd waarin ze koekjes en cupcakes gingen maken. Niks cognitiefs, maar wel verbindend en motiverend. En ze vinden het fijn om iets met hun handen te doen in plaats van met hun hoofd.”
Mariëlle: “Het gaat erom dat ze elkaar ontmoeten, zich herkennen in anderen, en leren dat het oké is om iets anders te doen dan de rest van de klas. Voor veel hb-leerlingen is het best een drempel om op te staan en te zeggen: ‘Ik ga nu plussen.’ Ze zijn bang iets te missen of voelen zich bezwaard.”
Willem: “Daarom oefenen we dat expliciet met ze. Bijvoorbeeld: je mag pas na de eerste 25 minuten uit de les gaan, zodat je weet wat er besproken is. Daarna kun je aan je eigen module werken, bijvoorbeeld via Bureau Talent, of deelnemen aan een schaaksessie.”
Keuzevrijheid en verantwoordelijkheid
Mariëlle: “We willen onze HB-leerlingen voorbereiden op de bovenbouw, waar ze meer regie hebben. Door nu al momenten in te bouwen waarop ze zelf keuzes mogen maken — over hun tijd, hun werkplek of hun project — groeit hun zelfstandigheid.”
Willem: “Het vraagt ook vertrouwen. Wij zeggen dan ook: het is oké als je een les mist voor een project, je kunt het zelf bijhouden. Daarmee helpen we ze hun perfectionisme los te laten en te vertrouwen op hun eigen leervermogen.”
Mariëlle: “Dinsdag is onze hb-dag. Dan richten Willem en ik ons volledig op deze leerlingen. Collega’s weten dat en lopen geregeld even binnen met vragen of signalen over een leerling. Dan maken we samen een plan.”
Willem: “Onder andere daardoor leeft het HB-beleid in onze school. We doen het niet ernaast, het is geïntegreerd in ons onderwijs. Er is ruimte voor maatwerk, voor experimenten en voor samenwerking.”
In de bovenbouw individuele begeleiding
Mariëlle: “In de bovenbouw krijgen hb-leerlingen meer keuzevakken en kunnen ze eigen uitdagingen kiezen binnen hun profielvakken. Ze volgen vaak ook buitenschoolse opdrachten, zoals stages, masterclasses of cursussen via online platforms. Onze begeleiding is daar veel meer individueel.”
Willem: “We hebben een dossier op Somtoday waar we onze observaties delen. We zitten niet standaard bij mentorgesprekken, maar werken wel nauw samen met het zorgteam en de mentor. Vooral in de bovenbouw richten we ons op leerlingen die mogelijk uitvallen of extra begeleiding nodig hebben. Vaak gaat het dan om leerlingen die door de onderbouw heen zijn gekomen maar in de bovenbouw moeite krijgen met motivatie of het tempo.”
Toekomst: van structuur naar flexibiliteit
Mariëlle: “We staan nu op een kantelpunt. De afgelopen jaren hebben we structuur opgebouwd: screening, CEL, plusaanbod. Maar nu willen we naar meer flexibiliteit. We willen leerlingen meer invloed geven op hun traject, en meer ruimte om zelf aan te geven wat ze nodig hebben.
Vorig jaar hebben we vanuit een samenwerkingsverband een flinke subsidie gekregen. Daarmee zijn we met verschillende partijen aan de slag gegaan om een stappenplan te ontwikkelen. Eén van de vragen die centraal stond was: heeft het nut om leerlingen met een plusprofiel te clusteren in de klas? We hebben verschillende scholen bezocht om te zien hoe zij dit organiseren, zoals Sint Ursula in Horn. Daaruit is de breinstormklas ontstaan, een soort experimentele klas die we volgend schooljaar willen starten.”
Willem: “Het idee is om de ‘plussers’ op dinsdag één dag in vier blokken les te geven die specifiek voor hen is ingericht, meer begeleiding en verdieping willen bieden. Die beweging past ook bij deze leerlingen. Ze denken vaak net even anders, hebben originele ideeën en willen zelf richting geven. Dat vraagt van ons als school dat we blijven meebewegen. Maar dat maakt het juist ook zo boeiend.”
Een dag in de breinstormklas
Mariëlle: “Het eerste blok wordt een soort CEL. We willen de begeleiding op dat vlak intensiever maken dan voorheen. Waar we vroeger vooral handvatten en filmpjes aanboden, begeleiden we nu actief, zodat we ook zien hoe de leerlingen het aanpakken. We sturen nu een follow-up naar ouders. Dat loopt soms mis, omdat leerlingen het thuis niet altijd oppakten. Dat willen we nu beter structureren.
Willem: “Het tweede blok willen we benutten voor vakoverstijgende modules. Bijvoorbeeld poëzie, debatteren of wiskundige verbreding, zoals de gulden snede. Het idee is om vakken aan te bieden die we al op school hebben, maar dan op een bredere manier.”
Mariëlle: “Voor het derde blok huren we een externe module in, via Bureau Talent, met begeleiding door een collega. We merken nu dat leerlingen tijdens zelfstandige opdrachten vaak vastlopen. Ze durven niet goed uit de les te stappen om zelfstandig te werken, waardoor projecten blijven liggen. Dit willen we met gerichte begeleiding voorkomen.”
Willem: “En het vierde blok wordt een soort huiswerkblok. We zien namelijk een trend dat leerlingen, vooral de hoogbegaafden, zo min mogelijk thuis willen doen en zoveel mogelijk op school willen afkrijgen. Dat lukt natuurlijk niet altijd, dus we willen ze helpen met plannen en begeleiden bij het organiseren van hun taken en toetsen. Hierbij is ook een lid van het zorgteam betrokken.”
Mariëlle: “We starten met een pilot in de eerste klas. Daarna bekijken we of er behoefte is om het in de tweede klas voort te zetten, wellicht in afgeslankte vorm, bijvoorbeeld twee blokken per week. Belangrijk om te melden is dat zo’n constructie behoorlijk duur is. Per blok zijn er minimaal twee docenten nodig, wat roostertechnisch en financieel een uitdaging is. Daarom starten we klein en willen we eerst een stevige basis voor de pilot hebben. Een speciale HB-klas met een heel weekprogramma is overigens voor ons financieel niet haalbaar is, zeker in onze regio waar het aantal leerlingen afneemt.”
Willem: “We wilden ook kritisch kijken of het überhaupt nodig is om leerlingen apart te zetten. Wij hebben altijd gezegd dat we ze liever in de klas houden, omdat we ze goed kennen en ze zo ook leren functioneren in het reguliere systeem. Maar het was wel een vraag of dat altijd verdedigbaar is, en wat de voordelen en nadelen zijn.”
Dubbel bijzondere leerlingen
Mariëlle: “Als het gaat om dubbel bijzondere leerlingen werken we samen met de Berkenschutse, een school voor speciaal onderwijs. Zij hebben ervaring met deze groep, en we wisselen kennis uit. Er is een plan om een ‘breinkrachtklas’ op te zetten die een brugfunctie kan vervullen voor deze leerlingen. Dat staat nog in de kinderschoenen.
Willem: “De samenwerking met Berkenschutse is heel waardevol. Zij hebben kleinere groepen en gespecialiseerde HB-coaches, wat ons ook helpt om onze eigen plusklas en breinstormklas beter te begeleiden. Vanwege privacy mogen we geen casussen bespreken, maar in geanonimiseerde vorm kunnen we adviezen krijgen en kennis uitwisselen. Zij hebben ook hb-coaches en kunnen inspelen op behoeften die wij soms niet altijd zo snel kunnen bieden vanwege grotere klassen.
Neem bijvoorbeeld versnellen, daar krijgen we adviezen over van de orthopedagoog van Berkenschutse. Zij waarschuwt om voorzichtig te zijn met meerdere versnellingen, omdat dat op sociaal-emotioneel vlak problemen kan geven. Het is een kwestie van maatwerk en goed in de gaten houden.”
Het bijzondere aan hb-leerlingen
Mariëlle: “Werken met deze leerlingen is bijzonder. Ze zijn verrassend, creatief, gevoelig en denken vaak buiten de gebaande paden. Je moet goed luisteren, soms tussen de regels door. Maar als je hun vertrouwen wint, dan kun je samen echt grote stappen maken.”
Willem: “Wat mij altijd bijblijft: die glinstering in hun ogen als ze bezig zijn met iets dat hen raakt. Dan zie je dat leren niet iets is wat móet, maar iets wat ze wíllen. Dat is waar we het voor doen.”
Omgaan met aandacht in de klas. Tips van hoogleraar Stefan van der Stigchel
Hoogleraar cognitieve psychologie Stefan van der Stigchel (Universiteit Utrecht) doet al jaren onderzoek naar aandacht. Hij schreef bijvoorbeeld de boeken ‘Zo werkt aandacht’ en ‘Grip op je aandacht. 49 tips voor meer concentratie en focus’. Hij legt uit waarom het onderwerp hem zo fascineert en geeft tips voor docenten, met speciale aandacht voor hoogbegaafde leerlingen.
“Het begon bij mij met een fascinatie voor waarneming,” zegt Van der Stigchel. “Wat we zien, hoe we kijken, hoe we interpreteren: dat is allemaal verbonden aan aandacht. Aandacht is als een filter, je kunt niet alles tegelijk verwerken, dus je moet kiezen waar je je aandacht op richt. En dan wordt het ineens een enorm rijk onderzoeksgebied.”
Wat hem vooral fascineert, is de efficiëntie van het menselijk brein. “We kunnen onze aandacht maar op één plek tegelijk richten. We kunnen ook maar één taak doen die een beroep doet op ons werkgeheugen. Dat is enorm beperkend, maar ook ontzettend menselijk. En juist in deze tijd, waarin onze aandacht voortdurend onder druk staat, is het belangrijk om ons daar bewust van te zijn.”
De mythe van multitasken
Een van de grootste misverstanden rondom aandacht is het idee dat mensen kunnen multitasken. “Dat kan dus niet, tenminste niet bij taken die je aandacht nodig hebben,” stelt Van der Stigchel resoluut. “Je werkgeheugen is verantwoordelijk voor complexe taken zoals lezen, schrijven, luisteren, denken. En daarvan kun je er maar één tegelijk doen.”
Wat er wél gebeurt bij multitasken, is constant schakelen tussen taken. Dat lijkt efficiënt, maar is het niet. “De kwaliteit van je aandacht is dan niet diep genoeg om echt tot leren te komen. Studies tonen aan dat informatie minder goed wordt opgeslagen als je continu wordt afgeleid. De hippocampus, het hersengebied dat betrokken is bij geheugen, is dan minder actief.”
Muziek in de klas: afleiding of focus?
Niet elke geluidsprikkel is per definitie slecht voor je aandacht. “Muziek kan juist helpen om je af te sluiten van storende prikkels,” zegt Van der Stigchel. “Ik werk zelf vaak met muziek aan. Geen Nederlandstalige teksten, want daar slaat je werkgeheugen op aan, maar bijvoorbeeld jazz of ambient house. Voor mij is dat een soort ‘wall of sound’ die me helpt focussen.”
Het gaat erom of de muziek een beroep doet op je aandacht of niet. “Dat verschilt per persoon. Voor sommige leerlingen werkt het juist rustgevend en concentratieverhogend. Docenten kunnen daar flexibel mee omgaan. Laat leerlingen in overleg hun oordopjes in doen tijdens zelfstandig werk, mits het functioneel is.”
Bewegen en aandacht
Beweging is belangrijk voor je concentratie, vooral bij drukke of neurodiverse leerlingen. “Beweging doet geen beroep op het werkgeheugen en kan juist helpen om beter te focussen. Zeker bij leerlingen met ADHD is het essentieel dat ze mogen bewegen. Als je tegen zo’n kind zegt ‘zit stil en luister’, geef je eigenlijk een multitaskopdracht (en doe je een beroep op zijn werkgeheugen): eerst stilstaan, dan opletten. Dat werkt niet.”
Hij pleit voor ruimte in het onderwijs om beweging toe te staan – niet alleen in de gymzaal, maar ook tijdens het leren. “Een leerling die mag friemelen, wiebelen of op een skippybal zitten, kan zich soms veel beter concentreren. Het is belangrijk dat we daar oog voor hebben. Iedereen leert anders.”
De rol van de fysieke leeromgeving
Naast gedrag en gewoontes speelt ook de fysieke ruimte een cruciale rol in de mate van concentratie. “Ik kom op veel scholen waar nieuwbouw is, en dan zie ik ineens overal glas. Transparantie is leuk, maar als je een klaslokaal hebt met een glazen wand naar de gang, waar constant mensen voorbijlopen, dan is dat heel afleidend.”
Volgens Van der Stigchel zouden scholen vaker moeten nadenken over de omgevingsprikkels die leerlingen ervaren. “Een ruimte mag best rommelig zijn, maar abrupte prikkels zijn funest voor aandacht. Postertjes aan de muur zijn niet het probleem – iemand die onverwachts langsloopt of begint te praten wél.” Uit onderzoek blijkt dat leren ook contextgebonden is. “Je maakt een toets Frans beter in het lokaal Frans, waar je alle stof hebt besproken. Het kan dan ook vreemd zijn om ineens je examens in het gymlokaal te maken. Daar speelt natuurlijk de grootte van groep. Maar als het kan: geef een toets in dezelfde context als de lessen.”
Pauzes zijn óók leerstrategieën
Nog een belangrijke, maar vaak vergeten factor: rust. “Tijdens een schooldag gebruik je je aandacht voortdurend. Maar ook je aandachtssysteem heeft herstel nodig. In de pauzes zou je dat moeten kunnen opladen.”
Daar wringt vaak de schoen, vooral met de opkomst van de smartphone. “Als je tijdens een pauze meteen weer je mobiel pakt, ben je alsnog je aandacht aan het verdelen. Je systeem komt niet tot rust. En dan begin je het volgende lesuur vermoeider dan nodig is. Denk dus na over prikkelarme pauzes. Laat leerlingen wandelen, kletsen, gewoon even zijn. De pauze is net zo belangrijk als de les ervoor en erna.”
Begin later, leer beter?
Steeds meer aandacht krijgen ook de schooltijden. “Het puberbrein is van nature een avondbrein. Dat is biologisch, geen kwestie van luiheid of schermgebruik. Maar de school begint wél standaard om acht uur of half negen. Ik weet dat dit heel ingrijpend is, maar zou het niet beter zijn om pas om tien uur te beginnen met lesgeven? Dan gebruik je de vroege uren voor teamoverleg, voorbereiding of nakijkwerk. En je krijgt uitgeruste leerlingen terug.”
Aandacht is individueel, onderwijs ook
Wat al Van der Stigchels inzichten met elkaar verbindt, is het besef van neurodiversiteit. “Niet iedereen leert op dezelfde manier. De een heeft stilte nodig, de ander muziek. De een leert zittend, de ander juist in beweging. En dat is voor docenten een grote uitdaging: dertig verschillende breinen in één lokaal.”
Voor hoogbegaafde leerlingen is die aandacht nog belangrijker. “Zij vervelen zich sneller, denken sneller, raken sneller afgeleid als de uitdaging ontbreekt. Je moet daar bewust onderwijs op afstemmen. Geef ze de ruimte, maar bied ook structuur. Zorg dat ze hun aandacht kunnen richten op wat ze écht uitdaagt.”
Zijn oproep aan docenten is helder: “Leer je leerlingen kennen, experimenteer met wat werkt, en wees niet bang om af te wijken van het standaardmodel. Want aandacht is kostbaar – en hoe beter we ermee omgaan, hoe beter we samen leren.”
Meer weten over Stefan en zijn onderzoek?
Kijk dan op https://www.stefanvanderstigchel.nl/.
Vereniging verwelkomt nieuwe aspirant-leden
De Vereniging BPS verwelkomt drie nieuwe aspirant-leden:
– het Twents Carmel College, Oldenzaal
– CBS Ravelijn, Delfzijl
– Quadratum, Rotterdam.
Daarmee heeft de vereniging nu 102 leden: in het primair onderwijs 43 (aspirant-)leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 59 (aspirant-)leden.
Brochure Kenniscentrum HB over creativiteit verschenen
Het Kenniscentrum Hoogbegaafdheid heeft de brochure ‘Creativiteit in het onderwijs’ gepubliceerd.
In deze brochure legt Minka Dumont uit hoe creativiteit en creatieve denkvaardigheden een rol spelen in het onderwijs en wat dit kan betekenen voor het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen. Ze gaat in op verschillende aspecten van creativiteit en geeft heel veel verschillende tips voor leraren en kinderen hoe die denk vaardigheden gestimuleerd kunnen worden in het onderwijs van alledag.
Martin van Rooij interviewde verschillende leraren en onderwijsbegeleiders over de manier waarop zij in hun dagelijkse praktijk de creatieve denkvaardigheden van begaafde leerlingen terugzien.
Vereniging Begaafdheidsprofielscholen richt Wetenschappelijke Raad op
In een belangrijke stap richting verdere professionalisering en wetenschappelijke onderbouwing van het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen, heeft de Vereniging Begaafdheidsprofielscholen (BPS) op vrijdag 11 april officieel haar Wetenschappelijke Raad opgericht. Deze raad bestaat uit vooraanstaande academici uit binnen- en buitenland en heeft als doel om het werk van de vereniging en haar leden te ondersteunen met wetenschappelijk advies.
De oprichting vond plaats in Nijmegen en werd bekrachtigd door de handtekeningen van drie leden: prof. dr. Lianne Hoogeveen, prof. dr. Franzis Preckel en prof. dr. Alexander Minnaert. De oprichting past binnen de missie van de vereniging: het bieden van hoogwaardige ondersteuning aan scholen die werken met hoogbegaafde leerlingen, het participeren in onderzoek op de werkvloer en het delen van expertise binnen het netwerk.
Met de oprichting van de Wetenschappelijke Raad versterkt BPS haar positie als expertisecentrum en brug tussen wetenschap en praktijk. De raad zal zowel gevraagd als ongevraagd advies geven over relevante ontwikkelingen op het gebied van onderwijs, orthopedagogiek en psychologie in relatie tot hoogbegaafdheid. Daarnaast helpt zij bij het signaleren en begeleiden van mogelijke onderzoeksprojecten binnen de aangesloten scholen en ondersteunt zij een evidence informed schoolpraktijk..
De Wetenschappelijke Raad zal tweemaal per jaar online bijeenkomen met vertegenwoordigers van BPS. Deze bijeenkomsten worden gezamenlijk voorbereid en vormen het platform voor kennisuitwisseling, reflectie en advisering. Eventuele adviezen worden schriftelijk vastgelegd of opgenomen in de notulen van de vergaderingen.
De raad richt zich onder andere op de volgende doelen:
- Het bevorderen van wetenschappelijk onderbouwde ondersteuning en begeleiding van hoogbegaafde leerlingen;
- Het stimuleren van onderzoeksmatige betrokkenheid van BPS-scholen;
- Het ontwikkelen van onderzoekscapaciteit bij leraren en schoolteams;
- Het signaleren van relevante onderwijs- en begeleidingsvragen en deze omzetten in onderzoekbare thema’s;
- Het faciliteren van deelname aan lopende of toekomstige onderzoeksprojecten;
- Het up-to-date houden van de aangesloten scholen met betrekking tot de nieuwste wetenschappelijke inzichten;
- Het vertalen van deze inzichten naar concrete onderwijspraktijken.
Meer dan 100 leden voor de Vereniging Begaafdheidsprofielscholen
De Vereniging BPS verwelkomt twee nieuwe aspirant-leden:
– OBS De Leest, Etten-Leur
– KB De Spits, Utrecht
Daarmee heeft de vereniging nu 101 leden: in het primair onderwijs 41 (aspirant-)leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 60 (aspirant-)leden.
“We geven heel veel ruimte aan autonomie” Hb-onderwijs op basisschool De Springplank
Basisschool De Springplank in Teteringen werd in 2022 aspirant-lid van de vereniging. Na een succesvolle visitatie vorig jaar zijn ze nu volwaardig lid. Sjoerd Hagen is de directeur, Riana van Vliet is intern begeleider.
Sjoerd Hagen: “We zijn een Jenaplanschool, de kern van ons onderwijs draait om wereldoriëntatie. Dit betekent dat we niet alleen cognitieve ontwikkeling stimuleren, maar ook de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen, zoals sociale vaardigheden en zelfbewustzijn. We vinden het belangrijk dat kinderen zich ontwikkelen als volledige mensen. Het HB-onderwijs past daar goed bij. Hoogbegaafde kinderen hebben vaak een grote behoefte aan autonomie, daar geven we in ons onderwijs veel ruimte voor.”
Riana van Vliet: “Inderdaad, we sturen en coachen. We geven instructie op hun eigen niveau, en zorgen ervoor dat kinderen zelf aan de slag gaan. Onze leerlingen volgen een ritmisch weekplan, waarin ruimte is voor afwisseling en voor eigen leerdoelen. Zo benutten de kinderen de kansen die ze krijgen om hun eigen werk in te plannen.
In totaal hebben we 235 kinderen op school, verdeeld over drie voltijds HB-groepen en acht reguliere stamgroepen. Iedere stamgroep bestaat uit twee leerjaren. Dat is voor de kinderen een extra uitdaging: ze werken samen met andere leeftijden.”
Jullie zijn zes jaar geleden begonnen met de voltijd HB-groepen. Wat was de aanleiding om dit te doen?
Van Vliet: “Het idee ontstond toen we merkten dat we al een grote groep meer- en hoogbegaafde kinderen hadden die verrijking nodig hadden. Dit was in mijn eerste jaar hier op school. Binnen ons bestuur waren er al andere scholen met voltijds HB-voorzieningen die overvol waren. Geografisch gezien pasten wij goed in het plaatje, en we zagen dat er een kans was om ons aanbod uit te breiden. Daarnaast wilden we ons team verder ontwikkelen, omdat we wel de kennis hadden, maar die nog niet volledig in onze school konden integreren.”
Hagen: “We zijn met twaalf kinderen begonnen, nu zitten we op 58. We ontvangen wekelijks aanvragen van ouders die graag hun kinderen bij ons willen aanmelden. De behoefte is dus duidelijk.”
Hoe zagen de eerste stappen eruit?
Van Vliet: “Ons eerste uitgangspunt waren de vier pijlers van het Jenaplanonderwijs: gesprek, spel, werk en viering. Vervolgens hebben we gekeken hoe deze pijlers en onze werkwijze aansluiten bij de behoeften van hoogbegaafde kinderen. Zijn er aanvullingen nodig en zo ja, welke? Vanuit literatuur en de ervaring van de collega-school binnen ons bestuur hebben we zeven aanvullende pijlers ontwikkeld. Op basis daarvan hebben we ons beleid vormgegeven.
Eén van de pijlers is de verbinding tussen hoofd, hart en lichaam. Hoogbegaafde kinderen zijn vaak heel analytisch ingesteld, het is essentieel dat zij leren verbinding te maken met hoofd, hart en lichaam. Zeker gezien de intense en wisselende emoties die zij ervaren. Om de samenwerking tussen de drie aspecten te vergroten, proberen we dagelijks momenten in te bouwen om de verbinding te herstellen, bijvoorbeeld door een korte meditatie of ademhalingsoefeningen. Hierdoor ontstaat er meer balans.
Daarnaast is er de pijler van balans tussen analytische, creatieve en praktische vaardigheden, gebaseerd op het triarchisch model van Sternberg. We bieden project- en onderzoeksgericht onderwijs aan, daarmee stimuleren we deze drie vaardigheden. Kinderen kunnen zich hierin zo evenredig mogelijk ontwikkelen.
Veel van deze kinderen zijn sterk in de analytische en creatieve vaardigheden, maar hebben soms moeite met de praktische uitvoering. We bieden ze de ruimte om die vaardigheden te ontwikkelen.”
Hagen: “Alles grijpt in elkaar. Elke pijler is met andere pijlers verbonden. Het gaat niet alleen om cognitieve ontwikkeling, maar ook om sociale en emotionele groei. Door ze in een veilige omgeving te plaatsen waar ze zichzelf kunnen zijn, kunnen we hen helpen om volledig tot bloei te komen.
De pijlers blijven de leidraad voor alles wat we doen, maar we blijven ook bijschaven. Je merkt gaandeweg dat niet alles altijd meteen werkt, maar dat is ook het proces van leren en ontwikkelen. We kijken naar wat goed werkt voor onze kinderen en passen een bestaande aanpak of werkwijze eventueel aan.”
Kun je daar een voorbeeld van geven?
Van Vliet: “Het omgaan met vieringen, een wezenlijk onderdeel van Jenaplanonderwijs. In eerste instantie wilden we dat alle kinderen erbij aanwezig waren, maar gaandeweg merkten we dat dit voor sommige kinderen te veel gevraagd was. Voor veel hoogbegaafde kinderen zijn grote groepen en veel geluid stressvol. Samen met het kind en de ouders zoeken we naar passende interventies. Zo kom je tegemoet aan de behoeften van de kinderen, maar bied je ook ruimte voor het Jenaplan-karakter.”
Hagen: “We merken dat dit goed werkt. Ook voor kinderen die de vieringen liever helemaal vermijden, is het belangrijk dat ze deze keuze krijgen. Dan neem je de kinderen serieus in hun sensitiviteit en bied je ruimte om hierin een weg te vinden. Tegelijkertijd leren we ze om met ongemak om te gaan – zonder daarbij over hun grenzen heen te gaan – want dat is ook een belangrijk onderdeel van het leven.”
De basis van jullie beleid zijn de good practices van andere scholen en kennis uit wetenschap en praktijk?
Hagen: “Die zaken hebben ons geholpen een solide fundament te leggen. We hebben alles opgebouwd vanuit de wetenschap, met input van zowel theorie als praktijk. Het was belangrijk om theorieën over hoogbegaafdheid en executieve functies te vertalen naar een bruikbare vorm voor ons onderwijs: hoe kun je theorie toepassen in de praktijk.
Van Vliet: “We hebben een handboek ontwikkeld waarin we de verschillende pijlers van ons onderwijs uitleggen en onderbouwen. Voor elke pijler hebben we een stuk theorie toegevoegd en meteen de vertaling naar onze dagelijkse praktijk op school. Daarnaast hebben we een lijst met middelen die we in onze lessen gebruiken.
Het mooie is dat de collega’s een actieve bijdrage leveren aan deze kennisdeling. Het helpt dat sommige collega’s zelf wetenschappelijke artikelen lezen of opleidingen volgen, waardoor we ons blijven ontwikkelen.”
Hebben jullie een specifiek voorbeeld waarbij nieuwe kennis invloed had op de praktijk?
Van Vliet: “Een goed voorbeeld hiervan is de verschuiving in onze visie op versnellen. In het verleden waren we nogal kritisch op versnellen en vonden we dat kinderen vooral binnen hun eigen leeftijdsgroep moesten blijven. Door (bij)scholing zijn we ons meer gaan realiseren dat het niet alleen om leeftijd gaat, maar vooral om de cognitieve en mentale ontwikkeling van het kind.
Zoals Femke Hovinga van Talentissimo aangeeft, loopt de mentale leeftijd van een kind met een hoge intelligentie vaak ver vooruit op andere ontwikkelingsgebieden. Dat maakt het vinden van aansluiting en passende begeleiding soms een zoektocht. Als een leerling cognitief ver vooruit is, kan het zelfs traumatiserend zijn om hem of haar in de eigen leeftijdscategorie te houden. Daarom kijken we nu veel meer naar de specifieke behoeften van het kind en stemmen we het onderwijs daarop af.”
Hagen: “We hebben bijvoorbeeld dit jaar een kind versneld van groep 4 naar groep 6, omdat het kind op geen enkele manier leerde op het niveau dat zijn of haar leeftijdsgenoten hadden. Soms moet je echt buiten de gebaande paden denken. Daarbij blijven we altijd goed afstemmen met de ouders, zodat het kind blijft profiteren van het aanbod in de groep.”
Van Vliet: “Het is maatwerk. We hebben ook kinderen waarvan we merken dat ze sociaal-emotioneel rijper zijn dan cognitief. Dan is het belangrijk om naar de balans tussen beide te kijken en dat ook in de praktijk toe te passen. Zo proberen we onze leerlingen zoveel mogelijk op maat te ondersteunen.”
Hoe kunnen kinderen bij jullie niet alleen cognitief, maar ook sociaal ontwikkelen?
Hagen: “De peergroup speelt daarin een cruciale rol. Veel van deze kinderen voelen zich vaak een ‘roze schaap’ in reguliere groepen, maar zodra ze in een groep van gelijkgestemden zitten, merken ze dat ze niet de enige zijn die anders denken. Het geeft hen veel rust en erkenning. Het feit dat ze zichzelf herkennen in anderen, maakt dat ze zich veilig voelen. Dit is ook een belangrijke stap in de identiteitsontwikkeling.”
Van Vliet: “Identiteitsontwikkeling is essentieel. Als kinderen samen met gelijkgestemden kunnen werken, kunnen ze sociale vaardigheden ontwikkelen die ze misschien in andere contexten niet zouden leren. We hebben bijvoorbeeld projecten waarin ze in groepjes werken aan een onderwerp en daarvoor onderzoeksvragen formuleren. Dit helpt hen om samen te werken, zelfs als ze sterke overtuigingen hebben over wat ze willen onderzoeken. Het is soms een uitdaging, maar uiteindelijk helpt het hen om compromissen te sluiten en samen te werken, wat ook buiten de school van pas komt.
Het is een balans: kinderen ruimte geven om hun eigen sterke punten te laten ontwikkelen en
tegelijkertijd stimuleren dat ze uit hun comfortzone stappen. Soms kan dat ongemak veroorzaken, vooral bij dubbelbijzondere kinderen of kinderen die moeite hebben met groepswerk. We proberen waar mogelijk maatwerk te leveren. Sommige kinderen kunnen niet meteen aan bepaalde opdrachten deelnemen; dan zoeken we naar een andere manier om ze te betrekken. Zo zorgen we ervoor dat ze zich ontwikkelen, zonder hen te dwingen tot iets wat zich in de paniekzone bevindt.”
Hagen: “Wat we altijd benadrukken, is dat we kinderen willen helpen om zich staande te houden in de ‘echte wereld’. Dat betekent dat ze vaardigheden ontwikkelen om met uitdagingen en ongemak om te gaan. We begeleiden hen hierin op een manier die recht doet aan hun eigen tempo en behoeften, zodat ze niet vast komen te zitten in hun eigen wereld, maar ook verbinding kunnen maken met de omgeving om hen heen.”
Hoe zorgen jullie ervoor dat deze kinderen zich emotioneel goed voelen?
Hagen: “We hechten veel waarde aan het creëren van een veilige omgeving, waar kinderen zich gezien en gehoord voelen. We werken intensief aan de sociale en emotionele ontwikkeling van onze leerlingen, juist omdat hoogbegaafden vaak anders in het leven staan. Ze zijn intelligent, maar hebben vaak moeite met het reguleren van hun emoties. Daarom hebben we veel aandacht voor het normaliseren van emoties en zorgen we ervoor dat ze zich niet apart voelen. Dit doen we door dagelijks in gesprek te gaan tijdens de kringmomenten. Bepaalde gebeurtenissen of zorgen die de kinderen hebben, worden daarin meegenomen. Dit sluit weer aan bij de Jenaplanprincipes.
Van Vliet: “De stamgroepleider speelt hierin een grote rol. Het is essentieel dat de leerkracht de emoties van het kind erkent en begrijpt. Het idee is niet om een kind te pushen om maar door te gaan, maar om ze de ruimte te geven om zichzelf te reguleren. Als een kind overprikkeld is, kan dat soms even betekenen dat het niet naar school gaat. Maar we hebben altijd wekelijks contact met de ouders en proberen samen met hen te kijken naar wat het kind nodig heeft.”
De auditcommissie van BPS was onder de indruk van hoe jullie thuiszitters helpen. Kunnen jullie daar meer over vertellen?
Hagen: “Wat we vooral doen is: maatwerk, ruimte geven en niets verplichten. De druk van de ketel halen, omdat zo’n leerling vaak heel veel heeft meegemaakt. Het gaat erom te erkennen dat er overprikkeling, stress en dergelijke er zijn. Normaliseren is een hele belangrijke stap. Hierbij is het belangrijk om het hele systeem te betrekken zoals bijvoorbeeld de leerplichtambtenaar als een kind (gedeeltelijk) thuis zit. De ervaring tot nu toe is dat ze erop vertrouwen dat wij het goede doen.”
Van Vliet: “We zoeken naar kansen, naar het gouden moment. Al is het dat een leerling een half uurtje per week een spelletje komt doen in de klas, een potje voetballen op het schoolplein of samen lunchen.
Er moet wel contact blijven, dat kan wekelijks. Maar: zonder een vraag. Alleen een mededeling als: ‘We hebben aan je gedacht, we hebben dit de afgelopen dagen gedaan’. En niet zeggen dat je het leuk vindt als de leerling weer eens langskomt. Of: hoe gaat het met je? Dan ontstaat er weer druk. De periode thuis is soms echt volledig nodig, maar dit moet niet te lang duren.”
Hagen: “Samen met ouders ga je kijken wat er wel mogelijk is om te zorgen dat er meer balans komt tussen de school- en thuissituatie. Het kan daarbij voorkomen dat het (nog) niet lukt dat een kind volledig naar school gaat, maar wel op gezette tijden komt en op deze momenten ook succes en plezier ervaart. Als een kind weer schoolbaar is, zetten we daarna in op de leerbaarheid. Dit kan alleen als het kind zich op zijn gemak voelt en ruimte heeft om zijn cognitieve mogelijkheden te benutten.”
Een ander punt uit het auditverslag is de goede relatie met ouders: ‘de lijntjes zijn kort en er is snelle communicatie’.
Van Vliet: “Dat is een mooi compliment. Naast het wekelijkse contact organiseren we vier keer per jaar ervaringskringen voor ouders. Ze gaan dan met elkaar in gesprek, maar kunnen ook kennis opdoen over onderwerpen die hen aangaan. Dit kan bijvoorbeeld gaan over executieve functies of over de taal die wij op school gebruiken.”
Hagen: “Ouders vinden de ervaringskringen erg waardevol. Ze krijgen de kans om te zien dat ze niet alleen staan in hun zorgen en ervaringen. En ze ervaren bij elkaar de erkenning die ze niet altijd krijgen van de omgeving. Aan de andere kant bieden de kringen ons de kans om hen bewust te maken van de specifieke behoeften van hun kind en hoe we die samen kunnen aanpakken.
Om goed samen te werken is vertrouwen essentieel. Daarom zijn we blij dat ouders dat vertrouwen in ons hebben omdat we veel kennis in huis hebben en hun kind echt zien. Dat is fijn om te horen. Een van de ouders vatte het laatst mooi samen: ‘ze snappen het gewoon’.”
“Flexibiliteit zit in ons DNA”. Hb-onderwijs op het Zuider Gymnasium
Het Zuider Gymnasium is sinds 2012 lid van de Vereniging Begaafdheidsprofielscholen, vorig jaar kreeg de school een succesvolle hervisitatie. Belangrijke aspecten van de hb-aanpak zijn kansengelijkheid, maatwerk en een basisschool in de school. Linda Waals is rector, Jacqueline Venema is begaafdheidscoördinator.
Jacqueline Venema: “Onze school staat in een arbeiderswijk, we hebben altijd een emancipatorisch karakter gehad. Het gaat erom dat we geloven in wat leerlingen kunnen bereiken, ongeacht hun achtergrond. Kinderen mogen bij ons hun eigen pad volgen, met de ondersteuning die ze nodig hebben. Flexibiliteit zit in ons DNA.
Een van de dingen die ons onderscheidt, is dat we een basisschool geïntegreerd hebben in onze middelbare school: de Zuider gymnasiumbasisschool. We starten vanaf groep 5. De basisschool is speciaal ontworpen voor kinderen die een hoger niveau aankunnen, ze krijgen les van zowel po- als vo-docenten. Het geeft de kinderen de kans om eerder in contact te komen met vakken die ze later ook op de middelbare school zullen tegenkomen.”
Linda Waals: “In de hogere groepen bieden we vakken zoals wiskunde en Engels aan op een niveau dat past bij de ontwikkeling van de leerling. Daarnaast hebben we maandelijks grote projecten waarin leerlingen de kans krijgen om diep in een onderwerp te duiken. Dit kan variëren van techniek tot cultuur en alles daartussenin. Door dit te combineren met reguliere vakken, creëren we een rijke leeromgeving waar de kinderen echt uitgedaagd worden.
We geven dus veel ruimte geven voor projecten en zelfontplooiing. Zo geven we kinderen de kans om zich te verdiepen in onderwerpen die hen interesseren. Dit is belangrijk, want veel hoogbegaafde leerlingen voelen zich vaak niet uitgedaagd in traditionele klassen.”
Venema: “We hebben het geluk dat we in een team werken waarin veel kennis en ervaring zit. Onze vo-docenten werken nauw samen met de leraren van onze basisschool, waardoor er echt sprake is van een doorlopende lijn. Docenten hebben de ruimte om hun lesmateriaal aan te passen aan de behoeften van de leerlingen, ook dat helpt enorm. En regelmatige gesprekken met ouders geven ons waardevolle inzichten en helpen ons om het onderwijs verder af te stemmen op de behoeften van het kind.”
Wat is het belang van een veilige leeromgeving voor deze leerlingen?
Venema: “Het is essentieel dat deze leerlingen zich gezien voelen als wie ze zijn. Veel hoogbegaafde kinderen ervaren in reguliere scholen vaak dat hun talenten niet erkend worden, of dat ze zich anders voelen. In onze school zorgen we ervoor dat ze niet alleen leren, maar ook dat ze zich sociaal kunnen ontwikkelen. Door met gelijkgestemden samen te werken, voelen ze zich minder ‘anders’.”
Waals: “Dat is inderdaad erg belangrijk. We bieden niet alleen vakken aan, maar er is ook ruimte voor persoonlijke ontwikkeling. Dat doen we bijvoorbeeld door het aanbieden van meer creatief of praktisch onderwijs. Zo kunnen we leerlingen uitdagen in hun eigen tempo, of ze nu voorlopen of juist extra ondersteuning nodig hebben.”
De doorlopende leerlijn po-vo kan een uitdaging zijn als het bijvoorbeeld gaat om bekostiging, hoe doen jullie dat?
Venema: “Dat klopt, het bekostigingssysteem is niet ingericht op deze aanpak. De basisschool zelf krijgt de bekostiging vanuit het Rotterdamse basisschoolbestuur PCBO, Wij krijgen bijvoorbeeld geen extra middelen vanuit de samenwerkingsverbanden, omdat ons eigen bestuur geen po-tak heeft. Dat betekent dat we alles zelf moeten bekostigen. Alles wat we vanuit de vo-kant investeren, betalen we zelf. Het is een idealistische keuze, maar we geloven echt in het maatschappelijk belang van deze aanpak.”
Waals: “We blijven in gesprek met de verschillende samenwerkingsverbanden om te zorgen dat we de middelen krijgen die we nodig hebben. We hopen dat er in de toekomst meer erkenning komt voor het belang van deze aanpak, zodat we de middelen krijgen om dit onderwijs verder uit te bouwen.”
En hoe is jullie hb-aanpak in het voortgezet onderwijs?
Waals: “Toen we met onze aanpak voor hoogbegaafden begonnen, zagen we dat er veel kinderen hier in Rotterdam-Zuid vastliepen in het reguliere onderwijs. Ze werden niet herkend als hoogbegaafd, laat staan dat er aandacht was voor onderpresteren. Daarom zijn we eerst gestart met klassen voor hoogbegaafde leerlingen. We leerden al snel dat de aanpak voor deze kinderen eigenlijk ook heel goed werkt voor andere leerlingen. Daarom hebben we de focus verlegd naar het bieden van onderwijs op maat binnen reguliere klassen, zodat hoogbegaafde leerlingen zich kunnen ontwikkelen zonder zich afgezonderd te voelen.”
Venema: “In de brugklas maken we altijd eerst een grondige analyse van de leerlingen. We kijken naar onderwijskundige rapporten en toetsen zoals de CBO-screening, zodat we weten wie welke ondersteuning nodig heeft. Vervolgens bieden we maatwerk in de lessen van tachtig minuten. Voor de kinderen die voorlopen, bieden we verdieping en verrijking. Voor de kinderen die achterlopen, zorgen we voor extra ondersteuning. Dit doen we zowel binnen als buiten de reguliere lesuren.”
Waals: “We hebben dus geen specifieke HB-klassen. De hoogbegaafde leerlingen zitten verspreid over verschillende klassen. Soms heb je klassen met een relatief hoog aantal HB’ers en soms maar twee of drie. Dit verschilt per jaar en per klas. Wij vinden het belangrijk dat we voor alle leerlingen, inclusief de hoogbegaafde, goed onderwijs bieden.”
Venema: “Hoogbegaafden komen in allerlei varianten voor: sommigen willen extra dingen doen, anderen niet. Op dit moment versnellen meer dan tachtig leerlingen in één of meerdere vakken. Daarnaast hebben we veel leerlingen die extra vakken volgen, of bijvoorbeeld in een Honours-traject zitten. Sommige kinderen volgen zelfs projecten buiten de school. Daarnaast is er ruimte voor leerlingen die geen extra uitdaging willen en bijvoorbeeld extra sporten of een baantje hebben.”
En als het gaat om vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling, wat doen jullie daaraan?
Waals: ”We besteden veel aandacht aan executieve vaardigheden, zoals tijdmanagement, plannen en zelfregulatie. Dit gebeurt vanaf het begin door de mentor, maar ook door de vakdocenten. We hebben ook trainingen voor sociale vaardigheden, maar die zijn niet specifiek gericht op hoogbegaafde kinderen; die passen bij iedereen.
Sommige hoogbegaafde leerlingen hebben moeite om sociaal te integreren of zien het nut van school niet altijd in. Ze krijgen dan extra begeleiding van het ondersteuningsteam en we hebben ook een peergroep waarin ze met elkaar kunnen praten en zich verder kunnen ontwikkelen.”
Venema: “Hoogbegaafde leerlingen lopen tegen dingen aan die andere leerlingen niet zo ervaren, zoals een gebrek aan aansluiting of motivatie. Het is daarom belangrijk dat we een breed scala aan mogelijkheden bieden, zowel op sociaal als academisch vlak. Naast de peergroep zijn er ook allerlei extracurriculaire activiteiten waar leerlingen aan kunnen deelnemen, zoals Olympiades, debatten en culturele evenementen.”
Jullie school heeft een diverse leerlingenpopulatie, veelal uit achterstandswijken. Hoe komen jullie erachter dat een leerling hoogbegaafd is?
Waals: “Dat is inderdaad een uitdaging. We hebben in samenwerking met basisscholen in Rotterdam jarenlang gewerkt aan het herkennen van hoogbegaafdheid, ook bij kinderen met een taalachterstand. Vaak kom je erachter door gesprekken met ouders en leerlingen. Als ouders zeggen dat hun kind bijvoorbeeld al heel jong las of heel snel nieuwe dingen oppikte, dan is dat een aanwijzing. Ook in onze inschrijfgesprekken met kinderen uit groep 7 en 8 merken we vaak al dat ze kenmerken vertonen van hoogbegaafdheid.”
Venema: “We bieden deze leerlingen natuurlijk extra ondersteuning. Ook geven we ouders inzicht in hoe ze hun kinderen kunnen helpen, zelfs als ze zelf geen ervaring hebben met bepaalde vakken. We organiseren bijvoorbeeld avonden voor ouders waarin we hun praktische tips geven, zoals hoe ze interesse in de stof kunnen tonen of hoe ze huiswerk kunnen begeleiden. Ook hebben ouders gesprekken met de mentor, zodat ze weten hoe het met hun kind gaat en waar ze bij kunnen helpen.
Het belangrijkste is misschien wel om leerlingen te laten zien dat er een plek voor hen is, zowel sociaal als academisch. In een omgeving waar de nadruk ligt op emancipatie, voelen leerlingen zich minder snel buitengesloten of anders dan de rest. De peergroepen en de verschillende buitenschoolse activiteiten dragen hieraan bij.”
Jullie zijn ook betrokken bij wat er in de wijk en de regio gebeurt.
Waals: “Absoluut. We werken nauw samen met basisscholen en andere scholen in de regio om kennis en expertise rondom hoogbegaafdheid te delen. Bijvoorbeeld door les te geven aan basisschooldocenten en hen te coachen in hoe ze hoogbegaafde leerlingen kunnen begeleiden.”
Venema: “We zorgen ervoor dat we als team goed op de hoogte blijven van de laatste inzichten en ontwikkelingen op het gebied van hoogbegaafdheid. Nieuwe collega’s krijgen trainingen en we organiseren regelmatig intervisie- en casusbesprekingen. Ook volgen we de ervaringen van andere scholen en wetenschappelijke publicaties. In de afgelopen jaren hebben we echter gemerkt dat veel van de inzichten die we eerder hadden, nog steeds relevant zijn. Wel blijven we voortdurend leren en ons aanpassen op basis van onze eigen ervaringen met de leerlingen.”