Actueel

  • 23 april 2024

    Brochure over Kansengelijkheid van het Kenniscentrum HB

    Lees meer…

  • 27 maart 2024

    NTCN-congres: Werken met 0 tot 4-jarigen met ontwikkelingsvoorsprong

    Lees meer…

  • 16 maart 2024

    BPS-conferentie voor hoogbegaafde leerlingen 2024

    Lees meer…

  • 17 februari 2024

    Publicatie Schooluitval en thuiszitten

    Lees meer…

  • 28 januari 2024

    Vereniging BPS verwelkomt twee nieuwe leden

    Lees meer…


  • Alle nieuwsberichten

Column Dick van Hennik #4

Column Dick van Hennik
Nummer 4: Ambitie mag, maar zijn we al waar we zijn moeten?

Dick van Hennik is onder andere voorzitter van de Vereniging BPS. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel

Op 11 november ontving staatssecretaris Sander Dekker het rapport “Excellentie in het voortgezet onderwijs: Ambitie mag!” tijdens een werkbezoek aan het Junior College Utrecht waar leerlingen uit 4, 5 en 6 vwo een uitdagend programma in de bètavakken volgen. Het rapport is opgesteld door een denktank van het Platform Bèta Techniek onder voorzitterschap van Marijk van der Wende (Dean Amsterdam University College). De denktank heeft ook een menukaart ontwikkeld waarin de belangrijkste aanbevelingen staan.

Aldus ongeveer de tekst op de website van het Platform Bèta Techniek. Een mooi initiatief en het siert de bewindsman dat hij zich intensief oriënteert en zich daarbij ook door leerlingen laat informeren. Zijn werkbezoek aan het Pallas Athene College is daarvan een goede illustratie.

Toch denk ik dat het rapport nog niet af is. Het is een basis waarop we verder zullen moeten bouwen.
Er ontbreken een paar belangrijke items. Ik zou het gesprek willen aangaan over een paar m.i. onmisbare aspecten van ons onderwerp.
1. Naast excellente docenten en excellente schoolleiders, hebben we ook excellente bestuurders nodig, met aandacht voor de inhoud, niet alleen in het primair –  en voortgezet onderwijs, maar ook in hoger- en wetenschappelijk onderwijs en bij de overheid.
2. Voor de hoogbegaafde leerlingen en studenten moet er niet alleen méér, maar ook iets minder.

Excellente bestuurders?
Welk beeld zouden bestuurders hebben als ze spreken over ‘excellente’ docenten en schoolleiders? Hebben we daar een standaard voor? Wat moeten de bestuurders eigenlijk doen?  In de eerste plaats moeten ze nadenken. We mogen ervan uitgaan dat de meeste bestuurders en politici dat ook wel doen. Maar ze moeten hun denkkracht paren aan lef.

Lef om die excellente docenten en schoolleiders ook met belangstelling te volgen. Faciliteren met geld is niet voldoende. Sterker nog, de meeste schoolleiders hebben de aangekondigde middelen hard nodig om de tekorten als gevolg van hogere personeelskosten aan te vullen. Met geld komt men er niet.
Het initiatief ligt bij de scholen, zo stellen de leden van de denktank. Zeker. Maar zo eenvoudig ligt dat niet. Die scholen hebben een omgeving nodig waar ruimte is voor eigenheid en visie op prestatie. Die omgeving mag wel wat bescherming hebben. Deze tijd van ‘naming en shaming’ zorgt voor spannende verhalen in de media, maar dit verschijnsel doet veruit de meeste scholen en daardoor docenten en leerlingen onrecht. Bovendien leidt het vaak tot korte-termijnbeleid in de vorm van generieke maatregelen die juist getalenteerde leerlingen en studenten ongewenste beperkingen opleggen. De nadruk op controle en meetbaarheid, maakt bestuurders en dus ook schoolleiders en dus ook leraren en dus ook leerlingen kopschuw. Het initiatief kan dus alleen maar bij de scholen gelegd worden als de lagen erboven zich namens de samenleving betrokken tonen bij wat er gebeurt en zich niet beperken tot een sluitende begroting.

Onderwijsklimaat
Hoe ziet het klimaat eruit waar leerlingen (en docenten, staat er tussen haakjes bij), tot prestaties worden gebracht?  Er wordt gesproken over autonomie en zelfvertrouwen. We moeten ons afvragen hoe autonomie zich verhoudt tot het volgen van een curriculum. En als dit curriculum die autonomie waarborgt, hoe dit zich vervolgens verhoudt tot toetsing. Dat laatste brengt me op de behoefte aan toetsvaardigheid van excellente docenten en de vaardigheid van excellente bestuurders om die toetsuitslagen vervolgens in hun waarde te laten. Immers, het vergelijken van toetsresultaten getuigt ook van een visie op onderwijs. Onderlinge vergelijking van leerlingen in de klas wordt door menig pedagoog afgewezen. Toch? Helaas, in de door economisch denken gestuurde bestuurlijke wereld lijkt dit fenomeen alleen maar toe te nemen. Even terzijde: onlangs nog pleitte professor Teulings (UvA; economie) in de NRC nog voor het invoeren van de verplichte citotoets in het basisonderwijs om de ranking van Nederland in de Pisa-lijsten te verbeteren. Schoenmaker blijf bij je leest, zou ik zeggen.

In het WO de slag al gemaakt? Het is nog maar een begin!
In het rapport staat dat in het hoger onderwijs de slag al is gemaakt. Men wijst dan op de aanwezigheid van initiatieven als ‘Honours-programma’s’ en University Colleges. Mijn stelling is dat dit voor hoogbegaafde studenten nog maar het begin is.

De commissie stelt voor de selectie van de meest excellerende leerlingen te baseren op de schoolcijfers. Het is de vraag of we dan het sterkste potentieel te pakken hebben. Divergent denkende creatieve jonge mensen zullen we er vrijwel zeker door gaan missen. Vanuit het perspectief van de hoogbegaafde leerlingen zullen we – vrees ik – op het verkeerde spoor geraken.

In voetnoot 17 wordt vastgesteld dat schoolcijfers een goede indicator zijn voor succes in het vervolgonderwijs. Dat is logisch, want onafhankelijke denkers zijn dan al lang afgevallen.
Het is een onderzoekje waard hoeveel studenten in de honours-programma’s afvallen in de periode (meestal in januari van het studiejaar), waarin ze ontdekken dat de combinatie van het reguliere bachelorsprogramma én het honours-programma teveel van het goede wordt. Dat komt doordat de meeste universiteiten nog niet doen wat we bij de BP-scholen al weten: dat het reguliere programma veel compacter kan en dat er dan meer ruimte is voor begaafde leerlingen. Het is tijd om daarover met elkaar in gesprek te gaan. En met ‘elkaar’ bedoel ik nadrukkelijk ook de bestuurders.

Laten we de dialoog voorzetten.

Dick van Hennik
Voorzitter Vereniging Begaafdheidsprofielscholen

© Begaafdheidsprofielscholen 2011 | Privacy Statement