Actueel

  • 4 december 2025

    Boek Kenniscentrum Hoogbegaafdheid voor alle po- en vo-scholen

    Lees meer…

  • 2 november 2025

    Het bestuur #14: Gepko Wolters

    Lees meer…

  • 31 oktober 2025

    Column #18 Marko Otten: Hardnekkige mist rond de torens van OCW

    Lees meer…

  • 30 oktober 2025

    “We durven buiten de kaders te denken”. Hb-onderwijs op het Vechtdal College

    Lees meer…

  • 23 oktober 2025

    “Giftedness Should Not Be a Niche Topic” An Interview with Franzis Preckel

    Lees meer…


  • Alle nieuwsberichten

Publicatie ‘Slim onderwijs doe je zó’ verschenen

Op 23 januari 2014 tijdens de Leerlingenconferentie Begaafdheidsprofielscholen is de publicatie Slim onderwijs doe je zó. Effectief onderwijs aan hoogbegaafde kinderen verschenen. Het eerste exemplaar ontving Dick van Hennik, voorzitter Vereniging BPS, uit handen van Piet Groenewegen, projectleider Begaafdheidsprofielscholen bij CPS.

Aanbieiding boekjePiet Groenewegen (links) overhandigt de publicatie aan Dick van Hennik (rechts)

In de publicatie wordt teruggekeken op tien projectjaren. Wat is nodig om het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen zo effectief mogelijk in te richten? Hoe borg je de kwaliteit van onderwijs en begeleiding op begaafdheidsprofielscholen? En hoe zet je een volgende stap in de ontwikkeling? De publicatie is vooral bedoeld om docenten, teamleiders en schoolleiders binnen en buiten de groep begaafdheidsprofielscholen ideeën en handreikingen te bieden om het onderwijs zó in te richten dat hoogbegaafde leerlingen de kansen krijgen te profiteren van het onderwijsaanbod dat bij hen past.

Tien jaar geleden namen enkele scholen, CPS Onderwijsontwikkeling en advies en het ministerie van OCW het initiatief om een landelijk netwerk van begaafdheidsprofielscholen in het voortgezet onderwijs te doen ontstaan. Begaafdheidsprofielscholen zijn scholen die hoogbegaafde leerlingen zo goed
mogelijk onderwijs en begeleiding bieden. In de afgelopen tien jaren is het netwerk uitgegroeid van een zestal starters tot een groep van 38 begaafdheidsprofielscholen (waarvan een deel nog niet gecertificeerd, maar wel op weg), zowel brede scholen als zelfstandige gymnasia. De begaafdheidsprofielscholen geven op verschillende manieren invulling aan deze uitdaging. Klaar zijn zij niet; de ontwikkeling gaat door. Een belangrijke garantie daarvoor is de uit het project voortgekomen Vereniging Begaafdheidsprofielscholen (Vereniging BPS) die met haar BPS-Academie waarborgen voor blijvende ontwikkeling kan bieden.

Download de publicatie Slim onderwijs doe je zó

De bijlagen van de publicatie zijn te vinden op de pagina Kennis

Appèl aan de staatssecretaris

Dezer dagen schreef Sonja Visser op Linked In een dringende oproep aan de staatssecretaris. Ze maakt daar melding van het feit dat het Centrum voor Creatief Leren (http://centrumvoorcreatiefleren.nl) vanaf 2015 weleens in de problemen zou kunnen komen. Ook de Koepel Hoogbegaafdheid (http://www.koepelhb.nl/actueel.html?goback=%2Egde_2436986_member_5835293893851123714) meldt zich nu de staatssecretaris aan de Tweede Kamer beloofd heeft om een plan voor onze doelgroep te presenteren. Uiteraard is ook de vereniging BPS beschikbaar voor een gedachtewisseling. Samenwerking is meer dan geboden. Zeker als het CCL in Sterksel de dupe zou worden van een nieuw ingezette beleidslijn. (Voor de gehele brief van Sonja zie http://www.linkedin.com/groupAnswers?viewQuestionAndAnswers=&discussionID=5835293893851123714&gid=2436986&trk=eml-anet_dig-b_nd-pst_ttle-cn&fromEmail=&ut=0LotsHhdVXRC41)

Basisscholen kunnen zich aanmelden als aspirant-lid

Vanaf 1 januari 2014 is het voor scholen uit het primair onderwijs mogelijk zich aan te melden als aspirant-lid voor onze vereniging. Met de scholen die zich vanaf dat moment aanmelden zullen we tijdens de ALV van 19 maart 2014 besluiten nemen over voorwaarden en contributie.
Met een concept-zelfbeoordelingsinstrument kunt u nagaan of uw basisschool in aanmerking komt voor lidmaatschap. U kunt ook de beleidsnotitie lezen over het lidmaatschap van basisscholen. Mocht u overwegen toe te treden tot de vereniging BPS, dan kunt u zich middels dit aanmeldingsformulier aanmelden.

Peter van Dijk van Pallas Athene naar Leidse Rijn College

Onze collega Peter van Dijk, de drijvende kracht achter het SPRINT-concept van het Pallas Athene College in Ede is per 1 januari 2014 benoemd tot rector van het Leidse Rijn College in Utrecht. Peter heeft zich intensief met de activiteiten in het kader van de visitatie beziggehouden. Vanaf deze plaats feliciteren we hem graag met zijn nieuwe baan en danken we hem voor het werk dat hij voor de vereniging heeft gedaan.

Column Dick van Hennik #4

Column Dick van Hennik
Nummer 4: Ambitie mag, maar zijn we al waar we zijn moeten?

Dick van Hennik is onder andere voorzitter van de Vereniging BPS. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel

Op 11 november ontving staatssecretaris Sander Dekker het rapport “Excellentie in het voortgezet onderwijs: Ambitie mag!” tijdens een werkbezoek aan het Junior College Utrecht waar leerlingen uit 4, 5 en 6 vwo een uitdagend programma in de bètavakken volgen. Het rapport is opgesteld door een denktank van het Platform Bèta Techniek onder voorzitterschap van Marijk van der Wende (Dean Amsterdam University College). De denktank heeft ook een menukaart ontwikkeld waarin de belangrijkste aanbevelingen staan.

Aldus ongeveer de tekst op de website van het Platform Bèta Techniek. Een mooi initiatief en het siert de bewindsman dat hij zich intensief oriënteert en zich daarbij ook door leerlingen laat informeren. Zijn werkbezoek aan het Pallas Athene College is daarvan een goede illustratie.

Toch denk ik dat het rapport nog niet af is. Het is een basis waarop we verder zullen moeten bouwen.
Er ontbreken een paar belangrijke items. Ik zou het gesprek willen aangaan over een paar m.i. onmisbare aspecten van ons onderwerp.
1. Naast excellente docenten en excellente schoolleiders, hebben we ook excellente bestuurders nodig, met aandacht voor de inhoud, niet alleen in het primair –  en voortgezet onderwijs, maar ook in hoger- en wetenschappelijk onderwijs en bij de overheid.
2. Voor de hoogbegaafde leerlingen en studenten moet er niet alleen méér, maar ook iets minder.

Excellente bestuurders?
Welk beeld zouden bestuurders hebben als ze spreken over ‘excellente’ docenten en schoolleiders? Hebben we daar een standaard voor? Wat moeten de bestuurders eigenlijk doen?  In de eerste plaats moeten ze nadenken. We mogen ervan uitgaan dat de meeste bestuurders en politici dat ook wel doen. Maar ze moeten hun denkkracht paren aan lef.

Lef om die excellente docenten en schoolleiders ook met belangstelling te volgen. Faciliteren met geld is niet voldoende. Sterker nog, de meeste schoolleiders hebben de aangekondigde middelen hard nodig om de tekorten als gevolg van hogere personeelskosten aan te vullen. Met geld komt men er niet.
Het initiatief ligt bij de scholen, zo stellen de leden van de denktank. Zeker. Maar zo eenvoudig ligt dat niet. Die scholen hebben een omgeving nodig waar ruimte is voor eigenheid en visie op prestatie. Die omgeving mag wel wat bescherming hebben. Deze tijd van ‘naming en shaming’ zorgt voor spannende verhalen in de media, maar dit verschijnsel doet veruit de meeste scholen en daardoor docenten en leerlingen onrecht. Bovendien leidt het vaak tot korte-termijnbeleid in de vorm van generieke maatregelen die juist getalenteerde leerlingen en studenten ongewenste beperkingen opleggen. De nadruk op controle en meetbaarheid, maakt bestuurders en dus ook schoolleiders en dus ook leraren en dus ook leerlingen kopschuw. Het initiatief kan dus alleen maar bij de scholen gelegd worden als de lagen erboven zich namens de samenleving betrokken tonen bij wat er gebeurt en zich niet beperken tot een sluitende begroting.

Onderwijsklimaat
Hoe ziet het klimaat eruit waar leerlingen (en docenten, staat er tussen haakjes bij), tot prestaties worden gebracht?  Er wordt gesproken over autonomie en zelfvertrouwen. We moeten ons afvragen hoe autonomie zich verhoudt tot het volgen van een curriculum. En als dit curriculum die autonomie waarborgt, hoe dit zich vervolgens verhoudt tot toetsing. Dat laatste brengt me op de behoefte aan toetsvaardigheid van excellente docenten en de vaardigheid van excellente bestuurders om die toetsuitslagen vervolgens in hun waarde te laten. Immers, het vergelijken van toetsresultaten getuigt ook van een visie op onderwijs. Onderlinge vergelijking van leerlingen in de klas wordt door menig pedagoog afgewezen. Toch? Helaas, in de door economisch denken gestuurde bestuurlijke wereld lijkt dit fenomeen alleen maar toe te nemen. Even terzijde: onlangs nog pleitte professor Teulings (UvA; economie) in de NRC nog voor het invoeren van de verplichte citotoets in het basisonderwijs om de ranking van Nederland in de Pisa-lijsten te verbeteren. Schoenmaker blijf bij je leest, zou ik zeggen.

In het WO de slag al gemaakt? Het is nog maar een begin!
In het rapport staat dat in het hoger onderwijs de slag al is gemaakt. Men wijst dan op de aanwezigheid van initiatieven als ‘Honours-programma’s’ en University Colleges. Mijn stelling is dat dit voor hoogbegaafde studenten nog maar het begin is.

De commissie stelt voor de selectie van de meest excellerende leerlingen te baseren op de schoolcijfers. Het is de vraag of we dan het sterkste potentieel te pakken hebben. Divergent denkende creatieve jonge mensen zullen we er vrijwel zeker door gaan missen. Vanuit het perspectief van de hoogbegaafde leerlingen zullen we – vrees ik – op het verkeerde spoor geraken.

In voetnoot 17 wordt vastgesteld dat schoolcijfers een goede indicator zijn voor succes in het vervolgonderwijs. Dat is logisch, want onafhankelijke denkers zijn dan al lang afgevallen.
Het is een onderzoekje waard hoeveel studenten in de honours-programma’s afvallen in de periode (meestal in januari van het studiejaar), waarin ze ontdekken dat de combinatie van het reguliere bachelorsprogramma én het honours-programma teveel van het goede wordt. Dat komt doordat de meeste universiteiten nog niet doen wat we bij de BP-scholen al weten: dat het reguliere programma veel compacter kan en dat er dan meer ruimte is voor begaafde leerlingen. Het is tijd om daarover met elkaar in gesprek te gaan. En met ‘elkaar’ bedoel ik nadrukkelijk ook de bestuurders.

Laten we de dialoog voorzetten.

Dick van Hennik
Voorzitter Vereniging Begaafdheidsprofielscholen

Column Dick van Hennik #3

Column Dick van Hennik
Nummer 3: Leerlingen wijzen vaak de weg

Dick van Hennik is onder andere voorzitter van de Vereniging BPS. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel

Onlangs ontving ik een mail van Frans van Tilborg, docent aan het St. Jans Lyceum en lid van de vereniging. Hij reageert op mijn column van 8 september. Het is een ondersteunende reactie en dat is natuurlijk altijd prettig om te horen, maar hij gaat daarbij ook in op de ontwikkelingen in zijn school. En dat vond ik interessant. Van Tilborg gunt ons een kijkje in de gang van zaken binnen een school en laat zien hoe je het onderwerp op een constructieve manier aan de orde kunt stellen. De werkgroep waarvan hij lid is, maakt dankbaar gebruik van de inbreng van leerlingen. Tim is zo’n leerling die boven alle ‘verdenking’ verheven is. Een leerling die zich binnen het schoolsysteem goed heeft weten te handhaven en tevens laat zien dat hij er ook nog veel naast kan doen. Ook een leerling die er blijk van geeft om meer dan alleen de verplichte leerstof aan onderzoek te willen onderwerpen. Uit de bijlage bij de e-mail blijkt dat hij goed kan verwoorden waar hij last van heeft als het schoolsysteem rigide regels oplegt en hoeveel waardering hij heeft voor de ruimte die hij van de individuele docenten krijgt. Wat let een school om die ruimte standaard aan leerlingen als Tim toe te kennen? Dat is wat we bij de begaafdheidsprofielscholen verstaan onder ‘flexibele programmering’. Wat Tim schrijft over het huiswerk, sluit aan bij wat Ivo in zijn bijdrage (zie de link onder KENNIS, ‘Waarom ik geen huiswerk maak’).

Ook Tim stelt dat hij zelf wijs genoeg is om te bepalen wat hij wel en wat hij niet doet. Blijft de vraag of Tim met zijn hoge cijfers hoogbegaafd is of alleen maar intelligent. Ik kom daarop, omdat ik via een praatgroep op LinkedIn opmerkzaam werd gemaakt op het e-book ‘Help! Mijn kind is hoogbegaafd’ van Marieke van der Zee. Daarin legt ze met behulp van een cartoon van Mark van Eyck het verschil uit tussen een intelligent kind en een hoogbegaafd kind. Ze doet dat als volgt:

Opdracht
Lio en Noël gaan van A naar B. De afstand tussen A en B is 10 km. Lio loopt 2 km per uur. Noël loopt 5 km per uur. Hoe lang duurt het voordat Lio en Noël bij B zijn?
Een doorsnee leerling antwoordt: Lio 5 uur en Noël 2 uur
Een intelligente leerling antwoordt: 5 uur
Een hoogbegaafde leerling zegt: “Is de weg vlak?” “Is er tegenwind?” “Lopen ze eigenlijk wel?”

Hiermee is het verschil tussen leerlingen wel beschreven. Er mag ook uit blijken dat de leerlingen die de stof van het curriculum goed begrijpen en netjes ‘volgens het boekje’ werken, de hoogste cijfers halen. Waardoor de vraag gesteld kan worden dat door selectie via de cijferlijsten misschien niet de hoogbegaafde leerlingen en studenten worden gevonden.

Rest nog de vraag of Tim een hoogbegaafde, dan wel een (zeer) intelligente leerling is. We kunnen dat niet testen en het is eigenlijk ook helemaal niet relevant. Hij heeft klaarblijkelijk de selectie op cijfers goed doorstaan, maar ik durf best de gok aan dat hij zich mag scharen onder de hoogbegaafden. Lees maar wat hij schrijft over zijn stijl van werken. De crux is dat hij het systeem van zijn school feilloos doorheeft (en dus eerst het gewenste antwoord heeft gegeven) , en dat hij van zijn docenten het vertrouwen heeft gekregen dat hij nodig heeft om voldoende ruimte te maken voor zijn eigen vragen en interesses. Dat wil zeggen, niet alle docenten, maar wel de meesten. Dat is dan ook wat deze zeer getalenteerde leerlingen nodig hebben. De school er zijn voordeel mee doen als er naar de leerlingen geluisterd wordt en dat hebben ze op het Sint Jans Lyceum goed begrepen. Zo simpel kan het zijn. Toch?

Dick van Hennik

Column Dick van Hennik #2

Column Dick van Hennik
Nummer 2: Wat bedoelde de staatssecretaris eigenlijk?  

Dick van Hennik is onder andere voorzitter van de Vereniging BPS. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel

Sander Dekker heeft het nieuws gehaald met zijn uitspraken over het gebrek aan aandacht voor de begaafde leerling. Het is eigenlijk opvallend, want al door minister Van Bijsterveld is dit onderwerp op de politieke agenda geplaatst en heeft het een prominente plaats gekregen in de beleidsnota’s Basis voor Presteren (PO) en Beter Presteren (VO) en in het bestuursakkoord met de VO-raad (de zg. Prestatiebox). Er is geld beschikbaar gesteld voor scholen met een bovenbouw vwo en de schoolbesturen hebben zich gebonden aan die afspraak.

Waarom dan nu ineens die aandacht? Waarschijnlijk heeft het te maken met de opening van het academisch jaar. Minister Bussemaker schitterde bij de opening van het splinternieuwe University College in Rotterdam. Allemaal bedoeld om te laten zien dat we het goed voorhebben met de bollebozen onder onze leerlingen/studenten.

Het is dan wat wrang om te constateren dat er forse financiële problemen zijn ontstaan door een samenkomst van allerlei ontwikkelingen (functiemix, al 10 jaar bevriezen van materiële vergoeding), waardoor op de meeste scholen meer lessen per docent moeten worden ingeroosterd en er dus minder tijd kan worden ingeruimd voor individuele aandacht voor de leerlingen.

De vraag is nu wat de staatssecretaris bedoelde.

Het hoogste niveau waarvoor we in Nederland opleiden is het vwo-diploma. Doen we daar de klassieke talen bij, dan hebben we wel het gevoel dat dit een hoger niveau is, maar het blijft vwo. Als er dus gestreefd moet worden naar een hoger niveau, dan vraagt dat misschien om een schooltype dat qua moeilijkheidsgraad nog zwaarder is dan het vwo. Maar dat heb ik hem niet horen zeggen. Dat kan immers ook niet, want dat zal veel te veel geld gaan kosten en dat hebben we niet (toch?).

Bedoelde hij dan dat de gemiddelde cijfers van de vwo examenkandidaten omhoog moeten? Als dat het geval is, zijn er weer diverse mogelijkheden. Je zou het aantal vwo-leerlingen kunnen beperken door de toelatingsnormen op te schroeven. Dan neemt het gemiddelde niveau in de klas toe en kan er op hoger niveau worden lesgegeven. Het probleem is hier, dat we in onze onderwijs nog steeds vinden dat we leerlingen met elkaar moeten vergelijken. En dat kan er weer toe leiden dat ook hier de 6 als norm wordt genomen. Hoe bepaal je dan of het niveau van de leerlingen hoger is geworden? De vraag is dan wat we onder dat niveau verstaan. Wie bepaalt dat niveau en wanneer zeggen we dat we in voldoende mate tegemoet komen aan de leerbehoeftes van onze excellente leerlingen? En dan levert onze neiging om de prestaties van onze leerlingen met elkaar te vergelijken, nog een probleem op. De norm voor het centraal schriftelijk eindexamen wordt bij veel vakken herzien als het gemiddelde over het land te laag blijkt uit te komen? Het bijtellen van punten is zo langzamerhand een soort verwachting geworden. Waar hebben we het dan over als we het niveau van ons onderwijs willen verhogen?

Of bedoelde hij dat onze leerlingen moeten worden aangemoedigd om vooral meer dan een gemiddelde 6 te halen? Dat we de leerlingen aanmoedigen, desnoods dwingen om hogere cijfers voor de examenvakken te gaan halen? De vraag is of we dat niet al doen. De manier waarop in vrijwel alle scholen voor VO naar het eindexamen wordt toegewerkt, levert een beeld op waarbij leraren hun leerlingen zoveel mogelijk stimuleren om hoge cijfers te halen. Ik ken geen leraar die tegen zijn leerlingen zegt dat ze beter lage cijfers kunnen scoren (vergeef me mijn enigszins cynische ondertoon). Bovendien wordt het scholen verweten dat ze slechte kwaliteit leveren als het schoolexamencijfer te veel afwijkt (in positieve zin dan) van het cijfer voor het centraal examen. Reden genoeg om de veilige kant te kiezen en de schoolexamencijfers te drukken door een strengere norm te hanteren.

We hebben de staatssecretaris niet over inhoud horen praten. Zijn referentiekader is – zo lijkt het – internationaal onderzoek en de data die dat heeft opgeleverd. Er is geen visie op de inhoud, maar op de ranglijst. En daar zit m.i. ook het probleem. Professionals in het onderwijs zijn vooral bezig met het streven om jonge mensen bagage mee te geven voor het leven. Een onderdeel daarvan is het diploma. Een belangrijk onderdeel, zeker in de laatste jaren van de schoolopleiding, maar toch zeker niet het enige. Verbaal vinden bewindslieden en schoolbestuurders dat ook belangrijk, maar als puntje bij paaltje komt, dan is dat niet hun referentiekader. Dan gaat het om ranglijsten en meetbare prestaties. We weten het allemaal: hoe meten we de individuele ontwikkeling van jonge mensen? Niets is persoonlijker dan dat en dus is ontwikkeling van de een ook niet te vergelijken met dat van de ander. Wat overblijft is de enige maat die om te zetten is in getallen. Getallen die maar al te graag worden benut voor goede sier, dan wel om het onderwijs ermee te confronteren.

Heeft de staatssecretaris het misschien over het potentieel dat hoogbegaafde leerlingen in zich bergen? Als dat zo is gaan we als vereniging BPS graag het gesprek aan. Dan kan de overheid ons nog goede diensten bewijzen. Ik denk dan aan een adequate regeling van de onderwijstijd. Immers, hoogbegaafde leerlingen leren anders en hebben andere onderwijsbehoeften dan – wat we dan maar noemen – de ‘doorsnee-leerling’. Of moet ik het scherper stellen: dan wat we denken dat de doorsnee leerling als aanbod nodig heeft. Dit alles schreeuwt om flexibiliteit en creativiteit. En helaas, dat is lastig te controleren en al helemaal niet te meten. Wel stoelt dit alles op vertrouwen in de professionals in het onderwijs.

Kortom, bewindslieden en uw opvolgers: we gaan graag op de inhoud in.

Dick van Hennik
voorzitter

Column Dick van Hennik #1

Column Dick van Hennik
Nummer 1: Omzien    

Dick van Hennik is onder andere voorzitter van de Vereniging BPS. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel

Onlangs sprak ik een oud-gediende uit de wereld van het onderwijs voor hoogbegaafden. Hij verzuchtte dat de ontwikkelingen zo langzaam gaan en dat er nog zoveel gedaan moet worden. En soms lijkt dat ook zo. Twee stappen voorwaarts en drie achterwaarts – als variant op de gang van zaken bij de processie van Echternach.
 Toch ben ik van mening dat we het zo niet moeten zien. Er is immers in de afgelopen decennia al heel veel gebeurd. In de jaren ’90 van de vorige eeuw waren er nog maar weinig scholen actief op het terrein van hoogbegaafdheid. En als het al gebeurde dat was er sprake van incidentele hulp en nauwelijks van standaard beleid. Diverse initiatieven strandden in te ver doorgevoerd idealisme en ongeduld.

Ik kan me nog levendig de discussie met de zaal herinneren toen ik als kersverse rector van Dalton Voorburg aan de jaarvergadering van de vereniging Pharos probeerde uit te leggen wat we allemaal voor onze hoogbegaafde leerlingen probeerden te doen. De reacties uit de zaal waren voornamelijk ingegeven door persoonlijke frustraties op basis de eigen schoolervaringen of die van de kinderen. Van constructief overleg kon geen enkele sprake zijn.

Hoe anders is dat nu! Ouders hebben zich sterk verenigd in organisaties die scholen ter verantwoording roepen; maar die zich ook aanbieden om met scholen, die iets voor hoogbegaafde leerlingen willen betekenen, in gesprek te gaan. En zo moet het ook. Het gaat om een dialoog, om het zoeken naar wat voor de hoogbegaafde leerling werkt. En als dat niet direct goed gaat, mag en moet er constructieve feedback komen.

Daarom is er de vereniging Begaafdheidsprofielscholen sterk gericht op de dialoog. Dialoog met alle betrokkenen: docenten en schoolleidingen (die het zullen moeten doen) en van daaruit met leerlingen, ouders, schoolbesturen, de wetenschap, het ministerie van OCW en allen die zich op dit moment sterk maken voor talentontwikkeling en deskundigheid op het gebied van onderwijs aan talentvolle kinderen en jongeren. Alleen als we de krachten bundelen, elkaar versterken en ondersteunen, zullen we uiteindelijk ons doel bereiken: goed onderwijs, ook aan hoogbegaafde kinderen, waardoor onze leerlingen en studenten er beter van worden en uiteindelijk de samenleving ook.

Onze vernieuwde website zal er hopelijk toe bijdragen dat we elkaar als actief betrokkenen kunnen vinden. Aan de vereniging zal het niet liggen.

Dick van Hennik
voorzitter

© Begaafdheidsprofielscholen 2011 | Privacy Statement