Zevende editie BPS-conferentie voor hoogbegaafde leerlingen
Op vrijdag 8 november 2019 organiseert de Vereniging Begaafdheidsprofielscholen (BPS), in samenwerking met de Universiteit Utrecht en BrightLights (online magazine voor & door hoogbegaafde jongeren), de zevende conferentie voor hoogbegaafde leerlingen in het voortgezet onderwijs. De voorgaande edities werden zeer gewaardeerd door leerlingen, docenten en de sprekers, met gemiddeld een 8.
De eerste sprekers zijn bekend. We zullen deze de komende tijd verder aanvullen. In totaal zullen er 16 tot 20 lezingen en workshops zijn.
– Govert Schilling, sterrenkundige. Lees meer over de spreker.
– Rudolf Kampers, docent filosofie & oprichter Leren Filosoferen. Lees meer over de spreker.
– Marcel V.J. Veenman, instituut voor Metacognitie Onderzoek. Lees meer over de spreker.
– Maria Postema (workshop Vertalen), vertaalster van onder andere Twilight, The Hunger Games, Gone en Divergent, schrijfster Dertiendagh. Lees meer over de spreker.
– Jan Luiten van Zanden, hoogleraar economische wereldgeschiedenis. Lees meer over de spreker.
– Tjalling de Haas, assistant professor Natural Hazards and Geomorphology. Lees meer over de spreker.
– Niels van Bakel, programmaleider bij Detector R&D van het Nikhef (lezing over zwaartekrachtgolven). Lees meer over het Nikhef.
– Joas Wagemaker, universitair hoofddocent Islam en Arabisch. Lees meer over de spreker.
– Iris Otto, PhD-candidate in Regenerative Medicine, Department of Plastic Reconstructive Surgery. Lees meer over de spreker.
– Edward Nieuwenhuis, kinderarts en medisch manager Wilhelmina Kinderziekenhuis. Lees meer over de spreker.
– Arwen Deuss, Associate professor global seismology and deep Earth structure. Lees meer over de spreker
– Floor Sietsma, psycholoog, coach en ervaringsdeskundige extreem hb. Lees meer over de spreker
– Jan Smit, Emeritus Professor Event Stratigraphy. Lees meer over de spreker
Waar is het?
Universiteit Utrecht, University College Utrecht
Campusplein 1, 3584 ED Utrecht
Artikel Hyperhoogbegaafden op school
Hyperhoogbegaafden op school
Hoe ga je om met leerlingen met een 145+-IQ?
“Oh nee – nog een definitie erbij! Maar het woord hyperhoogbegaafd is, paradoxaal genoeg, juist bedoeld om verwarring te voorkomen.” Dit is te lezen op de site van Femke Hovinga, adviseur en coach hyperhoogbegaafdheid. Scholen in Nederland maken steeds meer werk van hoogbegaafden, maar ook steeds meer wordt duidelijk dat ‘de hoogbegaafde’ niet bestaat. De groep met een IQ van 145 en meer verschilt wezenlijk van de ‘normale’ hoogbegaafden. Ook tussen de hyperhoogbegaafden zelf zit veel verschil (zie de niveaus van hoogbegaafdheid van Miraca Gross). Wat kenmerkt deze groep? Wat zijn hun sterke en zwakke kanten? En hoe kun je als school deze leerlingen helpen? We vroegen het aan Femke Hovinga en Arjan van Dijk, directeur bij Feniks Talent.
Hoe zouden jullie deze groep typeren? Wat is het verschil met ‘gewone’ hoogbegaafden?
Van Dijk: “Het denktempo van de hyperhoogbegaafde ligt nog veel hoger. En niet alleen dat, ze kunnen ook sneller en andere verbindingen leggen. Hun meterkast is anders bedraad. Dat maakt lineair en gesegmenteerd onderwijs voor hen lastig, ze haken snel af. Ook het volgzaam leren is voor hen erg moeilijk. Ze bevragen de kaders, tot het vervelende aan toe. Dat is de essentie van hun leren, door aan de kaders te rommelen. Waarom moet ik dit doen? Mag ik associatief zijn? Een voorbeeld, bij een van onze opdrachten moesten leerlingen een insect knutselen. Een van hen vroeg: mag het ook een dino zijn. Er ontstond een enorme groepsdiscussie, over dino’s en insecten, en de relatie tussen beiden. Dat vonden ze erg interessant. Uiteindelijk knutselden ze een tussenvorm.”
———————
Niveaus van hoogbegaafheid volgens Miraca Gross
Niveau IQ Hoe vaak komt het voor?
Meerbegaafd 115 – 129 1:6 – 1:44
Hoogbegaafd 130 – 144 1:44 – 1:1,000
Extreem hoogbegaafd 145 – 159 1:1,000 – 1:10,000
Uitzonderlijk begaafd 160 – 179 1:10,000 – 1:1 miljoen
Onmetelijk begaafd 180+ Minder dan 1:1 miljoen
———————
Hovinga: “Ze zijn intens, complex en laten eerder bepaalde ontwikkelingsstappen zien dan anderen. Maar het zijn ook verschillende mensen met verschillende karakters. Je kunt hen dus niet over een kam scheren. Maar dat intense hebben ze gemeen. De Poolse psychiater Dabrowski liet zien dat veel hyperhoogbegaafden een hoge prikkelgevoeligheid hebben op vijf verschillende vlakken. Ten eerste psychomotorisch, ze zijn vaak rusteloos en beweeglijk. Ook het zintuiglijke is bij hen intenser: geluiden en geuren komen veel meer binnen, zowel op een positieve als negatieve manier. Intellectueel hebben ze een enorme wil om te zaken te weten te komen. Ze willen heel veel nieuwe dingen leren, eindeloos argumenteren, oplossingen bedenken. Dat zie je terug in de voorbeelden die Arjan net gaf. Als vierde, de verbeelding. Ze zijn een kei in het visualiseren van hun gedachten, mooie verhalen bedenken die niet altijd de realiteit zijn. Als laatste zijn ze emotioneel sterk: ze ontwikkelen empathie op een jonge leeftijd. Ze voelen vaak aan wat andere mensen voelen; die gevoelens kunnen overslaan naar zichzelf. Deze intensiteit zorgt ervoor dat ze leren of activiteiten anders aanpakken; ze kunnen heel erg van iets genieten, maar ook heel hard wegrennen als ze het niet leuk vinden. Heel veel van hun gedrag en karakter is zwart of wit, ze kennen weinig grijs. Het is erg leuk of niet. Ze doen iets snel of helemaal niet. Deze groep begint bijvoorbeeld heel vroeg met praten of wacht tot ze in volzinnen kunnen spreken.”
Van Dijk: “Dat is misschien wel de kern van de problematiek, hun manier van denken en leren past niet in het normale schoolsysteem. Ze zijn breder, holistischer; aan de andere kant kunnen ze ook enorm specialistisch zijn. Een neuroloog uit Engeland gebruikte daarvoor de metafoor van de boom en de blaadjes. Bij hyperhoogbegaafden ligt de focus op de blaadjes, op alle kennis die er is, alles wat ze zouden kunnen weten. In hun hoofd groeien duizenden blaadjes. Maar de stam, de structuur, die is er dan niet of te weinig. Nog een voorbeeld, in de klas vraagt de docent waar de mensen van afstammen. Het antwoord is natuurlijk mensapen. Alleen, een hyperhoogbegaafde leerling weet dat er drie soorten mensapen zijn. Van welke stammen we dan af? Kunnen we afstammen van alle drie? Het tekstboek voorziet alleen in het antwoord mensapen, de docent wil door naar de volgende vraag, naar de structuur, terwijl de leerling nog volop in de blaadjes zit. Het resultaat: de leerling raakt gefrustreerd en haakt af. Omdat de structuur voor hen een probleem is krijgen ze vaak te horen: je bent zo slim, waarom pak je het zo stom aan.”
Wat hebben deze leerlingen nodig? Hoe kan een school hen helpen?
Hovinga: “Het belangrijkste is dat de leerling zichzelf kan zijn en daarin gekend en erkend wordt. Een kind dat zich gezien voelt, voelt en gedraagt zich heel anders dan een kind dat dat niet zo ervaart. Het startpunt is dus het herkennen van deze groep, vanuit daar kun je werken aan leren, skills en gedrag. Je ziet sommige hyperhoogbegaafde leerlingen door het schoolsysteem hollen, ze voldoen cognitief aan alles, maar zijn wel aan het onderpresteren ten opzichte van hun eigen niveau – soms halen ze zelfs daadwerkelijk onvoldoendes. Dat zie je vaak pas als het te laat is. Het komt te vaak voor dat deze leerlingen in het voortgezet onderwijs afstromen. Dan wordt de mismatch tussen hen en het onderwijs groter: hun sterke kanten zijn redeneren, abstract denken, de helicopterview. In havo en vmbo is daar veel minder ruimte voor. Ook kaders en structuur bieden is van groot belang. Deze kinderen leren zelden wat cognitieve uitdaging is, daardoor leren ze niet hoe ze moeten leren. Doordat hun executieve functies in sommige gevallen minder zijn ontwikkeld, lopen ze op een gegeven moment vast. Vaak op de middelbare school. Overigens zie je dat ook in het brein terug, bij kinderen met een IQ boven de 121 beginnen de lagen van de cortex later te groeien. Daardoor kunnen ze moeite hebben met executieve functies. Voor de school en de ouders is er dus de mooie uitdaging om deze kinderen meer uitdaging te geven, cognitief én qua ontwikkeling van skills en zelfbeeld. En veel aandacht te besteden aan de metacognitieve vaardigheden.”
Van Dijk: “Ze hebben autonomie nodig, ruimte voor eigen projecten en ideeën. Maar wel binnen kaders en zonder uit de verbinding met de groep te gaan. Iemand moet geïnteresseerd zijn in wat zij doen. Dat betekent ook dat je samen successen moet vieren. Dat vindt deze groep erg moeilijk, ze zijn zich bewust dat ze heel veel dingen niet weten. Ze moeten leren leven met het suboptimale. Een antwoord is nooit volledig. het is niet perfect, dat wordt het ook niet. Het ontbreken van de structuur in hun denken zorgt soms ook vervelende situaties. Deze kinderen hebben ongebreidelde nieuwsgierigheid; die kun je versterken in het onderwijs, maar ook uitdoven. Ik hoorde het verhaal van een jongen die voor aardrijkskunde een verslag over bruggen en sluizen moest maken. Zijn fantasie ging ermee aan de haal, hij heeft drie weken enthousiast gewerkt aan een film van 20 minuten. Die zat goed in elkaar, alleen de docent zei: dat accepteer ik niet, je had het op papier moeten maken. Natuurlijk, de leerling had zich moeten verdiepen in de eisen en heeft het ook niet aan de docent gevraagd of hij een film mocht maken. Hij had ook kunnen zeggen: deze keer bekijk ik het, de volgende keer bespreken we samen eerst de eisen. Ze hebben liefdevolle steun nodig. En een vangnet. Als je zo slim bent, heb je ook meer existentiële vragen. Waarom doe ik dit allemaal? Waarom snap ik mezelf niet? Wat moet het met mij worden? Waarom hoor ik er niet bij? De identiteitsontwikkeling van deze kinderen gaat anders, dat gevoel hebben ze ook. Als hoogbegaafde moet je ook hoogbewust zijn. Een snelle auto heeft een goede rijder nodig. Hyperhoogbegaafden hebben vaardigheden nodig om met hun snelle denken om te gaan. Zorg dan voor een goede signalering en tijdige begeleiding.”
Hovinga: “Zo’n vangnet kunnen ze deels vinden in ontwikkelingsgelijken aan wie ze zich kunnen spiegelen. Op een school zullen er weinig zijn met een dergelijk IQ; van de hele bevolking is nog geen 0,5% hyperhoogbegaafd. En dan moet je elkaar ook nog leuk vinden; je bent ook een persoon met eigen interesses en karakter. Overigens hoef je deze leerlingen niet vijf dagen in de week bij elkaar te zetten, een paar keer per week is prima. Meestal bestaat op een school zo’n groep uit hoogbegaafden van allerlei niveaus, dan is het moeilijk voor de hyperhoogbegaafden om zich uit te spreken. Ik weet dat het hard klinkt, maar het verschil tussen een hoogbegaafde en hyperhoogbegaafde kan zo groot zijn als een een vwo-leerling en eentje uit het praktijkonderwijs. Er is weinig openheid over, zelfs in de hb-community. Het lijkt wel een taboe om te zeggen dat je hyperhoogbegaafd bent.”
Van Dijk: “Bij Feniks hebben we een dagprogramma voor hoogbegaafde onderpresteerders, uitvallers, en thuiszitters. Toen ik voor het eerst hier kwam, was ik verbaasd dat ze niet allemaal aan het programmeren of leren waren. Dat is toch een vooroordeel dat je hebt. Maar hun hoofd gaat zo snel, dat hun lijf het moeilijk bijhoudt. En door hun stormachtige ontwikkelingen zitten ze al snel een aantal klassen hoger. Daarom hebben ze een enorme behoefte aan spelen, aan fysiek bezig zijn. Tikkertje, bakken, knutselen. Het verraad een dualistisch denkkader: als je je snel intellectueel ontwikkelt, betekent dat niet dat je lichaam in hetzelfde tempo meegaat. Bij ons zijn ze bezig die fysieke achterstand in te halen. Mijn advies aan scholen is dan ook: intellectuele uitdaging en structuur bieden zijn absoluut nodig, maar sport en spel zijn net zo belangrijk. Wat ik scholen ook op het hart wil drukken: schakel op tijd jeugdzorg in, doe de ondersteuning samen. Soms krijgen we jongeren hier 1,5 jaar te laat binnen. Zeker als het gaat om dubbelbijzonder, zoals hoogbegaafden met autisme. Ook dyslexie kan een groot probleem worden: je begrijpt alles, je kunt razendsnel denken, maar je kunt moeilijk lezen en schrijven. Dat zorg voor veel frustratie en ook voor agressie. Die problematiek is erg lastig, dan komt er snel een einde aan wat een school kan bieden.”
Schrijver: Martijn de Graaff
Drie nieuwe leden stellen zich voor
De Vereniging BPS verwelkomt drie scholen als nieuw aspirant-lid:
– Helen Parkhurst, Tilburg
– Het Timpaan, Wehl
– Keizer Karel College, Amstelveen
Op dit moment heeft de vereniging in het primair onderwijs 19 leden en 8 aspirant-leden, in het voortgezet onderwijs zijn er 35 gecertificeerde leden en 11 aspirant-leden.
Hieronder stellen de nieuwe leden zich kort voor.
———————–
Helen Parkhurst, Tilburg
Daniëlle van Gruijthuijsen, Talentbegeleider hoogbegaafdheid
Hoe lang zijn jullie al bezig met hoogbegaafdheid?
“Op dit moment zijn we drie jaar intensief bezig met hoogbegaafdheid. Daarvoor waren er proeftuintjes maar was er geen structureel aanbod. Drie jaar geleden heb ik de opleiding talentbegeleider bij Novilo gevolgd en een beleidsplan hoogbegaafdheid geschreven. Dit was ook het moment dat we het onderwijs op onze Daltonschool anders zijn gaan vormgeven. Door het beleidsplan en ons innovatieve onderwijs is het veel meer gaan leven binnen en buiten de school. We werken veel samen met ouders en een aantal netwerken in de regio Tilburg.
Centraal staat bij ons de ontwikkeling van het kind. We werken met de zeven uitdagingen uit het Cheetahboek, met mindset en besteden veel aandacht aan de executieve functies. We richten ons vooral op het proces en niet zo zeer op het product. Onze kinderen stellen hun eigen, specifieke leerdoelen. In ons Talentenlab bieden we uitdaging op maat, en kun je op basis van behoefte inschrijven voor instructie.”
Waarom zijn jullie lid geworden?
“In de netwerken regio Tilburg heb ik veel gehoord over BPscholen. De combinatie van kennis delen en het zoeken naar verbindingen spreekt ons erg aan. Daarnaast is het een mooie manier om ons TalentLab binnen de wijk te kunnen onderscheiden.”
Wat zouden jullie willen leren van andere scholen?
“Het inzichtelijk maken van leerdoelen is bij ons nog in ontwikkeling, we zijn erg benieuwd hoe andere scholen dit vormgeven door bijvoorbeeld een portfolio. Daarnaast zijn we druk aan het stoeien met de signalering in de onderbouw, we hebben het idee dat we nog niet alle kinderen zien.”
Wat kunnen scholen bij jullie leren?
“De manier waarop we het werken aan de leervaardigheden en executieve functies hebben ingericht. Leerlingen werken met een talentmap waar ze hun vorderingen in bijhouden. We merken dat ons vernieuwde Dalton-onderwijs een eye-opener is voor andere scholen. In het TalentLab werken we met verschillende groepen, verschillende niveaus en krijgt iedereen op maat instructie.”
——————————————————-
Keizer Karel College, Amstelveen
Lindy Jansen
Hoe lang zijn jullie al bezig met hoogbegaafdheid?
“We zijn nu ongeveer tien jaar bezig met ons ‘Uitblinkersproject’. In de onderbouw (leerjaar 1, 2 en 3) krijgen begaafde leerlingen de mogelijkheid hieraan deel te nemen. Ze kunnen werken aan een eigen project tijdens lessen die zij zelf denken te kunnen missen. Ze worden begeleid door een uitblinkerscoach die met hen het proces in de gaten houdt en vaak ook over de inhoud meedenkt. Het Uitblinkersproject heeft voor veel leerlingen een positief verschil gemaakt.”
Waarom zijn jullie lid geworden?
“In de afgelopen jaren kreeg het Keizer Karel College steeds meer te maken met hoogbegaafde leerlingen. Deze groep komt vaak terecht in een negatieve spiraal van onderpresteren met alle gevolgen van dien. We anticiperen daarop door zo goed mogelijk in te spelen op hun behoeften. Het Uitblinkersproject is al enkele keren herzien en de school is toe aan een volgende stap, we willen werken aan een breder aanbod. Passend onderwijs voor deze leerlingen is zo hard nodig. Aansluiting bij het BSP-netwerk zal ons daarbij helpen, denken we.”
Wat zouden jullie willen leren van andere scholen?
“We horen heel graag hoe andere scholen hun onderwijs op (hoog)begaafde leerlingen afstemmen, waar zij tegenaan lopen en hoe zij dit oplossen. We zouden ook graag meer leren over de coachende rol.”
Wat kunnen scholen bij jullie leren?
“Scholen kunnen bij ons leren over onze ervaringen met ons Uitblinkersproject en ook tegen welke beperkingen we daarbij aan liepen.”
——————————————————
Kindcentrum Het Timpaan in Wehl
Ellen Schennink, talentbegeleider
Hoe lang zijn jullie al bezig met hoogbegaafdheid?
“In 2007 zijn we begonnen met een gezamenlijk project voor hoogbegaafde kinderen met andere besturen uit het primair en voortgezet onderwijs. Doel hiervan was een rijk aanbod te creëren voor kinderen uit de groepen 8 en de doorgaande lijn naar het voortgezet onderwijs te versterken. Daarnaast is intern de Kangoeroegroep ingericht voor een extra onderwijsaanbod voor meer- en hoogbegaafde kinderen. Inmiddels zijn alle pedagogisch medewerkers en leerkrachten geschoold in het signaleren van het slimme jonge kind. De intakeprocedure is versterkt. We werken samen met verschillende scholen en de Pabo het Iselinge in Doetinchem in een academische werkplaats. Hierbij doen we onderzoek naar de pedagogische sensitiviteit van leerkrachten bij hoogbegaafde kinderen. Er wordt een website ingericht met handige tools, namelijk zijnengezienworden.nl. Volgend schooljaar zullen de hoogbegaafde kinderen twee ochtenden buiten de klas werken aan projecten en extra vakken, excursies en gastlessen. De meerbegaafde kinderen werken een middag buiten de groep aan bijzondere projecten. Ook voor het jonge slimme kind is er een extra aanbod buiten de groep.”
Waarom zijn jullie lid geworden?
“In onze regio is een begaafdheidsprofielschool binnen het voortgezet onderwijs. Wij willen de samenwerking met het voortgezet onderwijs verder uitbouwen en ook in het primair onderwijs een passend aanbod hebben voor de hoogbegaafde kinderen. Verder willen we de doorgaande lijn tussen po en vo versterken. Graag willen we de expertise die we vanuit de samenwerking binnen de academische werkplaats al de school binnen halen vergroten door ook aan te kunnen sluiten bij de begaafdheidsacademie. Daarnaast staat op de agenda van het samenwerkingsverband het aanbod van hoogbegaafden ook hoog genoteerd. Wij willen onze kennis delen met anderen.”
Wat willen jullie leren van anderen en wat kunnen zij van jullie leren?
“Wij willen vooral leren hoe je het hoogbegaafde kind signaleert. Weten we zeker dat we alle hoogbegaafde kinderen in het vizier hebben? Welke instrumenten helpen ons hierbij? Vervolgens zijn we erg benieuwd naar mogelijkheden om de ontwikkeling van deze kinderen te monitoren.
Andere scholen kunnen bij ons geïnspireerd worden op welke wijze wij het aanbod voor de meer- en hoogbegaafde kinderen inrichten en zien hoe er wordt samengewerkt in een Kindcentrum.”
Column #16 – Werken vernieuwende scholen echt zonder doel?
Dick van Hennik is onder andere voorzitter van de Vereniging BPS. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel.
Wat heb ik me geërgerd aan de reactie van Monique Vogelenzang, Inspecteur-generaal van het Onderwijs over haar opmerkingen over conceptscholen (waaronder BPS) bij de presentatie van ‘De staat van het onderwijs’. Ze zouden zonder doel werken en niet of nauwelijks monitoren of hun onderwijs ook verbetering oplevert. Helaas is dit een reactie die voortkomt uit een kokervisie op onderwijs in het algemeen en op leren in het bijzonder. Uiteraard ging ook Nieuwsuur op onderzoek uit. Jan Fasen mocht zich verdedigen tegenover Mariëlle Tweebeeke die zich weer schaamteloos mocht bedienen van het cliché dat leerlingen op vernieuwingsscholen geen kennis hoeven te vergaren. Fasen probeerde dat nog even uit te leggen en wist het slagingsresultaat van zijn leerlingen er nog tussen te frommelen, maar televisie moet snel en je moet je als presentator vooral niet laten overtuigen. En dus ging het repliek van deze inspirerende schoolleider verloren. Laten we het van de daken schreeuwen: ZONDER KENNIS KUN JE NIET LEREN!!
Wat jammer dat de baas van onze Onderwijsinspectie zich zo weinig verdiept in wat leren werkelijk is. Ik stel voor dat we eerst nadenken over wat met dat woord ‘leeropbrengst’ wordt bedoeld. Laten we het een nieuwe – niet tot cijfers teruggebrachte – betekenis geven. Daar hoort vermeerdering van kennis uiteraard bij. Het curriculum moet leidend zijn waar het gaat om het verwerven van basiskennis. Het diploma is nog steeds een waardevol document dat maatschappelijk gezien zijn dienst bewijs. Maar mag het ook iets meer zijn dan dat? Een kind is geen productie-eenheid. De opbrengst dat is het kind zelf; ‘de opbrengst, dat ben ik’, zei een leerling ooit tegen Annemieke Zwart, en ze gaf haar project die naam. En ze kreeg navolging in het vernieuwingsonderwijs.
https://wij-leren.nl/opbrengsten-onderwijs.php
https://www.scholenopdekaart.nl/Basisscholen/10019/1127/Brederode-Daltonschool/Sociale-opbrengsten
Jan Fasen doet een oproep aan de wetenschappers om bij hem op school te komen en onderzoek te doen. Zoals het hoort: onbevooroordeeld en met een open blik; vanuit een degelijke definitie van ‘leeropbrengst’ zoals de school het ziet en de leerlingen en hun ouders het ervaren.
Dick van Hennik
Netwerk Nanquanu zoekt mensen met allerlei vaardigheden
Op de afgelopen leerlingenconferentie gaf Chide Groenouwe een workshop over A.I.. Samen met anderen heeft hij Nanquanu opgezet. Ze zijn op zoek naar mensen met allerlei vaardigheden en achtergronden om mee te helpen in deze maatschappelijke onderneming.
Waarom hebben we Nanquanu opgezet?
We leven in een mooie wereld. Een wereld waar gezamenlijke krachtenbundeling en samenwerking hebben geleid tot ontelbare, fantastische creaties.
– Met het Gujarat Solar Park in Azie: 80 ontwikkelaars hebben hiermee gezorgd dat er 8 miljoen ton CO2 minder de lucht in gaat.
– Meer dan 1.000 wetenschappers uit 100 landen hebben samengewerkt om de Large Hadron Collider te bouwen, waarmee we het universum beter kunnen begrijpen.
– 4.000 open source ontwikkelaars hebben Linux ontwikkeld, een van de beste besturingssystemen van de wereld.
Aan de andere kant is de wereld erg gefragmenteerd.
– Een klein deel van de wereldbevolking heeft toegang tot hoogwaardig onderwijs.
– Scholen besteden aandacht aan een deel van de menselijke vaardigheden.
– Nieuwe ontwikkelingen en inzichten blijven vaak lang binnen een bepaalde community gevangen voordat anderen er ook van kunnen profiteren.
Nanquanu is ontstaan uit het verlangen om de fragmentatie tegen te gaan en om bij te dragen aan de collectieve menselijke creativiteit.
Wat doet Nanquanu?
We bouwen, onderhouden en ondersteunen een wereldwijd, inclusief en divers netwerk van ontwikkelaars die bijdragen aan de collective intelligence systems (Coli-systems) van Nanquanu, met als doel:
– Integrale groei van de Coli-systemen binnen het Nanquanu-netwerk om onze missie te kunnen uitvoeren.
– Integrale groei van de Coli-systemen buiten Nanquanu om bij te dragen aan een creatievere, ecovriendelijke en eerlijke wereld.
Met integraal groei doen we recht aan het geheel. In dit geval bedoelen we dat we als maatschappij niet alleen de focus moeten leggen op economische groei, maar ook op ecologische en maatschappelijke uitdagingen.
Wat zijn collective intelligence systems (Coli-systems)?
Eigenlijk zijn deze systemen zo oud als de mensheid, namelijk wanneer de kennis en inzichten van de groep groter is dan die van individuele leden van de groep opgeteld. Door op een goede manier gebruik te maken van ieders talenten en vaardigheden kun je veel verder komen dan iedereen afzonderlijk te laten werken. Het verschil is dat we nu internet tot onze beschikking hebben; daarmee hebben we samenwerkingsverbanden die 20 jaar geleden nog niet mogelijk waren. Wikipedia is hiervan een goed voorbeeld, over de hele wereld dragen mensen bij, terwijl de opzet kwalitatief hoogwaardige kennis garandeert.
Wat doen we precies?
Zoals gezegd bouwen we Coli-systemen. Dat kunnen we kleine systemen zijn, of grote. Soms in opdracht, soms vanuit onszelf. Met deze systemen hebben we twee doelen:
– Met het bouwen van de verschillende systemen leren wij en ons netwerk hoe we steeds beter deze systemen kunnen bouwen.
– De systemen kunnen worden ingezet voor het leren en ontwikkelen buiten ons netwerk, op alle gebieden denkbaar.
Als maatschappelijke onderneming willen we met onze systemen ook geld verdienen. Geld is geen doel op zich, maar een middel. Het wordt weer ingezet in het realiseren van onze missie.
Ons netwerk
Inmiddels hebben we een behoorlijk netwerk opgebouwd, waaronder organisaties als Het Freudenthal Instituut, de Intelligent Systems Group van de Universiteit Utrecht, het Model Based Software Development van de Radboud Universiteit Nijmegen en de Weekend School Amsterdam. Daarnaast werken vele mensen individueel binnen onze netwerken aan de Coli-systemen.
Begeleiding van talenten
Dat kunnen zeer ervaren mensen zijn, maar ook jongeren die hun talenten en kennis willen inzetten. Inmiddels hebben vele middelbare scholieren ook hun bijdrage geleverd.
Het vinden van talent is niet zo moeilijk, het zorgen dat een netwerk van talenten op een goede manier samenwerken wel. Daarom begeleiden we nieuwe mensen in ons netwerk op een gedegen manier als het gaat om discipline, motivatie, kennis, plannen en communicatie.
Wie zoeken we?
Onze projecten vragen om een enorm breed scala aan vaardigheden en kennis. Denk aan programmeren, data mining artifcial intellegence. Aan kunst, economie, filosofie en neurowetenschappen. Maar ook vaardigheden als projectcoördinatie, schrijven van teksten en plannen.
We werken niet met ‘gesloten’ functieomschrijvingen. We beginnen bij jou: wat kun jij bijdragen? Welke kennis en vaardigheden heb jij waarmee we de Coli-systemen kunnen bouwen en verbeteren?
Wil je meedoen en meehelpen dan kun je ons laten weten waar je goed in bent en waar je aan wilt werken? Als er een project komt waar jij bij past, nemen wij contact met je op.
Op onze site lees je veel meer over ons.
Talentstimuleren.nl: 8+ voor begaafde leerlingen in de Noordoostpolder
Deze video toont ‘8+’ van het Emelwerda College en het Zuyderzeelyceum in Emmeloord. Als alle basisscholen in een regio met vo-scholen samenwerken om voor begaafde leerlingen in groep 8 een voorziening te krijgen die uitdaging biedt, dan krijg je een heel divers programma. In de 8+ van Emelwerda College en het Zuyderzee Lyceum is aandacht voor cognitieve, sociale, emotionele, motorische en morele ontwikkeling. Leerlingen van het basisonderwijs krijgen één ochtend in de week les op een vo-school, waarbij ze ook aan eigen doelen mogen werken. Benieuwd hoe dat eruit ziet?
Veel aanvragen subsidie voor begaafde leerlingen
Begin december 2018 is de Subsidieregeling begaafde leerlingen PO en VO gepubliceerd. Deze subsidieregeling heeft tot doel om samenwerkingsverbanden en scholen te stimuleren een dekkend onderwijs- en ondersteuningsaanbod voor begaafde leerlingen in te richten. Aanvragen was mogelijk tot en met 31 maart 2019. In totaal zijn er 138 aanvragen voor subsidie ingediend. Bij 9 aanvragen gaat het om een gezamenlijke aanvraag van samenwerkingsverbanden.
Grote diversiteit
Van de 152 samenwerkingsverbanden hebben 147 een (gezamenlijke) subsidieaanvraag ingediend om het onderwijs- en ondersteuningsaanbod in hun regio verder vorm te geven. De beoordelingscommissie is inmiddels begonnen met de beoordeling van de aanvragen. Er is sprake van een grote diversiteit aan keuzes voor doelgroepen en doelstellingen bij de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd. Het belang van expertiseontwikkeling, kennisdeling en samenwerken op regionaal niveau komt daarbij in veel varianten terug in de plannen. Waar dit aansluit op de huidige stand van zaken in een regio, houden samenwerkingsverbanden er rekening mee dat ook de basisondersteuning op hun scholen nog beter moet worden ingericht.
Doorgaande ontwikkeling
Bij veel projecten is er aandacht voor de ontwikkelingsbehoeften van de zogenoemde ‘dubbel bijzondere’ leerlingen, voor wie specifieke expertise en betere samenwerking tussen onderwijs- en zorgprofessionals nodig is. Verder wordt gekozen voor het aanpakken van de problematiek van thuiszitters, waarbij begaafdheid een rol kan spelen. Ook het bevorderen van de doorgaande ontwikkeling voor begaafde leerlingen in de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs is belangrijk, bijvoorbeeld door middel van een tussenjaar waarin basisschoolleerlingen alvast een aangepast programma op een school voor voortgezet onderwijs volgen. Nog niet alle aanvragen zijn in kaart gebracht, maar de diversiteit van de plannen is zeer bemoedigend. Zo kan de komende jaren veel kennis worden ontwikkeld en gedeeld.
Bron: SLO.nl
Artikel De doorlopende leerlijn op de basisschool
Hoogbegaafde leerlingen in het vizier
De doorlopende leerlijn op de basisschool
Voor hoogbegaafde leerlingen is het van belang dat zij zo snel mogelijk ‘ontdekt’ worden en daarna in het vizier blijven en de juiste ondersteuning krijgen. Op de Verenigingsdag van november 2018 presenteerden twee basisscholen hoe zij werken met een doorlopende leerlijn, juist om dit te bewerkstelligen. Wat zijn hun uitgangspunten? Hoe organiseren ze dit binnen hun school? Sabine Wolfs is intern begeleider en specialist hoogbegaafdheid op de Jan Ligthartschool Rendierhof in Tilburg, Hetty Meulensteen is specialist hoogbegaafdheid en begeleider plusklassen op basisschool De Vlasgaard in Zeeland.
Hetty: “Onze school heeft vier kernwaarden: vertrouwen, respect, veiligheid en aandacht. We vinden het belangrijk dat leerlingen, leerkrachten en anderen op een positieve, vreedzame manier met elkaar omgaan. En plezier maken en genieten. We leggen de lat hoog, voor onszelf en voor de leerlingen. Ons onderwijs is er onder andere op gericht dat de kinderen succeservaringen opdoen, presteren naar hun vermogen en daardoor vertrouwen krijgen in hun eigen kunne. Dat begint als ze hier op school komen, er is een goede overdracht met de voorschool. Daardoor kunnen we anticiperen op de ontwikkeling die de kinderen hebben ingezet. Hoogbegaafdheid sluit daarbij aan, het gaat erom dat je dit zo vroeg mogelijk signaleert. Bij de aanmelding vragen we er de ouders ook naar. Heeft u kind een ontwikkelingsvoorsprong? Je wilt dat kinderen op maat worden bediend en altijd enthousiast zijn om te blijven leren.”
Sabine: “Ook bij ons willen we zo snel mogelijk meer- en hoogbegaafde kinderen signaleren, anders passen ze zich aan en gaan ze onderpresteren. Als kinderen bij ons binnenkomen zijn we bij de intake al alert op een ontwikkelingsvoorsprong. We maken in de onderbouw ook gebruik van het signaleringsinstrument Knappe kleuters. Erg fijn is dat we een grote school zijn, ongeveer 700 leerlingen, zodat we ruime middelen hebben om goede zorg te bieden, aan de onderkant maar zeker ook aan de bovenkant. Elk kind krijgt wat hij of zij nodig heeft. Dat past ook bij de pijlers van ons onderwijs: ‘kindgericht, creatief en uitdagend’. Uiteraard bieden we kwalitatief goed onderwijs, maar we willen vooral kindgericht werken. Dat betekent dat we leerlingen serieus nemen en voor ze openstaan; rekening houden met de mogelijkheden én de uitdagingen van het kind.”
Doorlopende leerlijn
Bij beide scholen kwam meer dan vijf jaar geleden de behoefte om de aanpak voor hoogbegaafden steviger neer te zetten. Zowel Jan Ligthart Rendierhof als De Vlasgaard kozen voor een doorlopende leerlijn.
Sabine: “De aanpak die we nu hebben is gegroeid uit een plusklas die we in 2010 hadden opgezet. We zijn begonnen met groep 5 tot en met 8, onder de naam Vindingrijk. De basis voor de doorlopende leerlijn vonden we in de visie van Jan Kuipers: kinderen zelf doelen laten stellen, de kracht in jezelf ontwikkelen, de omgeving betrekken. We kunnen zelf zorgen voor uitdagend materiaal, maar jezelf ontwikkelen, zoals doorzetten en leren leren….dat moeten ze zelf doen. Vanuit die gedachte werken we. Inmiddels hebben we voor de hele school plusgroepen: de Onderzoekersclub voor groep 1 en 2, de Speurdersclub voor groep 3 en 4. Binnen de plusgroep Vindingrijk hebben we een lesopbouw waar ruimte is voor gevoel en voor verstand. We beginnen met het onderdeel ‘hart op de tong’. In een kringgesprek kunnen de kinderen hun eigen verhaal doen, vertellen wat ze hebben meegemaakt en waar ze mee zitten. Deze kinderen hebben erg veel in hun hoofd en kunnen dan zelf moeilijk tot een oplossing komen. Ze geven elkaar tips. Daarna hebben ‘tong op de schoenen’, ze werken aan uitdagende opdrachten. Ze gaan iets ontwikkelen of onderzoeken. Samenwerken en reflectie zijn daar een wezenlijk onderdeel van. We eindigen met ‘vuur uit je sloffen’, waar ze strategische of coöperatieve spellen spelen.”
Hetty: “Op onze school is er altijd zorgvuldig gekeken naar wat leerlingen nodig hebben: kinderen die extra ondersteuning nodig hebben om mee te komen, kinderen met gedragsproblemen, en ook hoogbegaafdheid. Vijf jaar geleden zijn we begonnen om de hoogbegaafdheids-aanpak steviger neer te zetten, door middel van de doorgaande leerlijn. Die begint in groep 1. Er zijn plusgroepjes en verrijkingsmateriaal. Doordat we deze leerlingen in groep 1 en 2 al in beeld hebben, werkt dat door naar de andere groepen. Belangrijk om te zeggen is dat deze doorlopende leerlijn onderdeel is van ons onderwijs en geen zij-project. We doen het gewoon zo, alle leerkrachten zijn daar op gericht. Ze zijn daar ook in geschoold en worden door de ib’ers gecoacht. We kennen vijf zorgniveaus: het basisaanbod, verrijking binnen de methode, verrijking buiten de methode, de plusklassen en de zogenaamde peergroepen. Dat zijn bovenschoolse plusklassen, met kinderen van twee andere scholen binnen ons bestuur. Een dag in de week krijgen ze aanbod speciaal voor hoogbegaafden. De kinderen in de peergroepen zijn getest en hun onderwijsbehoefte zijn goed beschreven.”
De rest van de school meenemen
Zowel Meulensteen als Wolfs benadrukken dat het extra aanbod niet los staat van de rest van de school. De stevige relatie tussen plusgroep – reguliere klas is essentieel.
Hetty: “Je kunt zeggen dat de doorlopende leerlijn niet alleen verticaal loopt, dus van groep naar groep zodat je de leerling steeds goed kunt bedienen. Het werkt ook horizontaal, we maken verbindingen tussen verschillende voorzieningen. En vooral: wat er in de plusklassen en in de peergroepen gebeurt moet een verbinding hebben met wat er in de klas gebeurt. Er is overleg tussen ons en de leerkrachten, de lijntjes zijn erg kort. Ik vertel wat ik in een peergroep heb gedaan, dan overleggen we wat de leerkracht in de klas kan doen, en hoe ik dat kan terugpakken in de peergroep. Er moet een transfer zijn naar de eigen klas; de bedoeling is dat een kind het geleerde ook in je eigen klas moet kunnen toepassen. We werken met doelen zodat de leerlingen gericht aan hun ontwikkeling kunnen werken. Dat leggen ze vast in een portfolio.”
Sabine: “Doelen zijn ook bij ons de rode draad van de doorlopende leerlijnen. Wat moeten ze leren? Waar ligt de focus? In de onder- en middenbouw werken de kinderen met de Groeiboom. Eerst maken ze kennis met doelen stellen, vervolgens gaan ze ermee aan de slag. De Groeiboom is de visualisatie van waar ze aan werken. Vanaf groep 5 werken de leerlingen met Mijn plan en gaan ze meetbare doelen stellen aan de hand van de drie onderdelen leren leven, leren leren en leren denken. Drie maal per jaar zijn er portfoliogesprekken waar we de doelen bespreken. Die gesprekken zijn inspirerend, leerlingen weten heel goed waar ze aan willen of moeten werken. Vaak gaat het om aspecten en vaardigheden van het leren leren die ze lasting vinden, nog weinig tonen en nog niet goed weten hoe ze hier aan kunnen werken. Door hierover te praten krijgen ze handvatten en kunnen ze gaan oefenen. Maar we moeten daar ook realistisch in zijn. De plannen delen en bespreken we met ouders en leerkrachten.”
Hetty: “De vraag die steeds vaker terugkomt is: waarom doe je de dingen die je doet? Hoe bedien je de leerling optimaal? Op welke plek kan het kind het beste aanbod krijgen? We zijn niet tegen versnellen, we zoeken het vooral in de breedte. Bijvoorbeeld door te werken aan een project in groepjes van drie of vier. We stimuleren daarmee samenwerken en verantwoordelijkheid nemen. Aan het einde van de plusklasperiode, halverwege groep 8, doen ze een meesterproef. Dat kan over van alles gaan, we hebben al onderwerpen gehad als medische apparatuur, djinns en John F. Kennedy. Het eindresultaat is een project en een presentatie in de peergroep met ouders erbij. Maar ook een presentatie in de eigen klas. De peergroep is heel veilig, dus goed om te doen in de klas.”
Sabine: “Net zoals bij De Vlasgaard is overleg tussen ons en de leerkrachten erg belangrijk. Doordat we voor alle groepen programma’s hebben, kunnen we hen goed in de gaten houden. Overigens krijgen leerlingen die extra aanbod nodig hebben dat eerst in de klas. We hebben bijvoorbeeld de Vindplaatskast waar allerlei uitdagende materialen staan. Als we zien dat een leerling meer uitdaging kan gebruiken, gaan we in gesprek met de leerkracht en de ouders. Eerst verrijken in de klas. Als ze dan nog steeds leerhonger en tijd over hebben dan wordt via een zorgvuldige beoordeling en afweging de keuze gemaakt om een leerling in een plusgroep te plaatsen. De leerlingen in de plusgroep staan niet op een voetstuk. Zij moeten het leren leren en hun executieve functies verder ontwikkelen. Andere kinderen leren die in de klas, dus deze groep in eerste instantie ook. En je wilt er voor waken dat zo’n leerling weer uit een plusklas moet, dat is slecht voor het zelfvertrouwen. In dit proces hebben we leerkrachten heel erg hard nodig. Ook als de leerlingen in de plusklas zitten. Na een bijeenkomst van de plusklas mailen we de leerkrachten wat er besproken is en wat de opdrachten zijn. Leerlingen moeten die namelijk verwerken in hun weektaak. Projecten worden afgesloten met presentaties of verslagen; daarbij wordt ook vaak een koppeling gemaakt met de klas. Natuurlijk hangt er aan deze presentaties en verslagen een beoordeling aan vast.”
Eckartcollege: pilot uitval/thuiszitters
Begin dit schooljaar is het Eckartcollege in Eindhoven gestart met een voorziening voor hoogbegaafde leerlingen die binnen het onderwijs dreigen uit te vallen of reeds thuis zitten. Het gaat om leerlingen die naast hun hoogbegaafdheid een nevenproblematiek hebben, waardoor hun ondersteuningsbehoefte dusdanig complex is dat zij op dit moment niet mee kunnen doen met hun klas. Binnen de voorziening wordt via maatwerkbegeleiding in een kleinschalige en veilige omgeving, geprobeerd om deze leerlingen zover te krijgen dat naar school gaan weer mogelijk wordt. Het liefst op de eigen school.
Het initiatief voor de voorziening is genomen door het Samenwerkingsverband voor Passend Voortgezet Onderwijs in de regio Eindhoven (RSV-PVO), dus alle deelnemende scholen uit de regio kunnen leerlingen melden voor deelname. Om toegelaten te worden moet aan bepaalde criteria worden voldaan. Zo moet er intelligentieonderzoek worden aangeleverd, een deskundigenverklaring waaruit blijkt dat leerling baat heeft bij een benadering vanuit hoogbegaafdheid en een ondersteuningsperspectiefplan (OPP). In het OPP schetst de school waar een leerling vandaan komt, welke begeleiding reeds is geboden en wat daarbij wel en niet werkte. Ook zijn in het OPP duidelijke doelen geformuleerd waaraan gewerkt zal worden binnen de hoogbegaafden voorziening. Een adviescommissie buigt zich over iedere aanmelding.
De voorziening is opgezet als pilot. Regelmatige evaluaties zorgen ervoor dat de koers helder blijft voor betrokken partijen en dat tussentijds bijsturing kan plaatsvinden: doen we de juiste dingen en doen we die op de juiste manier? Na een half jaar is de voorziening nu echt operationeel. De ruimte is ingericht en leerlingen lopen in en uit. De een komt om te leren hoe hij om kan gaan met de drukte in de klas; een ander komt leren voor de testweek omdat dat thuis nu even niet lukt. Met een derde leerling wordt gezocht naar motivatie voor school en naar het moment waarop de hersenen ‘aan’ gaan. Ook aan thema’s als ‘fixed’ en ‘growth’ mindset, executieve functies en studievaardigheden, kan in de voorziening gewerkt worden. De inhoud van de begeleiding als ook de planning ervan, worden afgestemd op de behoeften van de individuele leerling. Maatwerk dus.
Met de voorziening voor hoogbegaafden werken we aan iets nieuws, in ieder geval in deze regio. Soms is het zoeken naar de juiste weg. De interesse die er is voor de voorziening is groot en groeit; we doen duidelijk iets waar behoefte aan is!
Twee scholen (opnieuw) gecertificeerd
Op de Verenigingsdag van 20 maart 2019 zijn twee leden (opnieuw) gecertificeerd. Het gaat om:
Eckartcollege, Eindhoven
Raimond Franssen en Nicole Donkers, met in het midden
Dick van Hennik (voorzitter BPS)
Montessorischool ‘t Ronde, Leusden
Myrthe Simons, Jeannette Ridderhof, Renata Schneider
en Anneke Looijenga
Jaarlijks wordt na een intensieve visitatieprocedure een deel van de begaafdheidsprofielscholen voor het eerst of hernieuwd gecertificeerd. Op de halfjaarlijkse verenigingsdag verzorgen gecertificeerden die voor het eerst gecertificeerd worden en scholen met een vernieuwde certificering korte presentaties. Hierin bieden zij aan de deelnemers inzicht in de good practices waarmee zij zich als oud-aspirant of als meer ervaren begaafdheidsprofielschool onderscheiden in het bieden van goed onderwijs of goede begeleiding aan hoogbegaafde leerlingen.
Het Eckartcollege gaf een presentatie met het thema ‘Eckarturen: zelfregulerende uren in onze masterclass’. Montessorischool ‘t Ronde gaf een presentatie met het thema ‘Passend onderwijs in en buiten de klas’.